Onderhoud
10
7
UITLEG BIJ ONDERHOUDSSCHEMA
Motorolie en oliefilter
De motorolie moet worden ververst en
het filter moet worden vervangen volgens
de intervallen van het
onderhoudsschema. Als er onderongunstige omstandigheden gereden
wordt, moet de olie vaker ververst en het
filter vaker vervangen worden. Aandrijfriemen
Controleer alle aandrijfriemen op
tekenen van sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage of verzadiging met
olie en vervang indien nodig. Brandstoffilter(element)
Door een verstopt filter kan de snelheid
waarmee gereden kan worden, afnemen,
het emissiesysteem beschadigd raken of
slecht aanslaan veroorzaakt worden. Als
zich in de brandstoftank te veel vuil
ophoopt, dient het filter mogelijk vaker
vervangen te worden.
Laat de motor na het plaatsen van een
nieuw filter enkele minuten draaien en
controleer de aansluitingen op lekkage.
We adviseren u het brandstoffilter te
laten vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Brandstofleidingen, -slangen en
aansluitingen
Controleer de brandstofleidingen, - slangen en aansluitingen op lekkage en
beschadigingen. We adviseren u de
brandstofleidingen, brandstofslangen en
aansluitingen te laten vervangen door
een officiële HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
Wanneer u de riem controleert, zet
dan het contact in stand LOCK/OFFof ACC.
Onderhoud
50
7
Vervangen zekering zijpaneel
1. Zet het contact in stand LOCK en alle
andere schakelaars uit.
2. Open het deksel van de zekeringkast. 3. Verwijder de verdachte zekering.
Gebruik de zekeringtrekker die zich in
de hoofdzekeringkast in de
motorruimte bevindt.
4. Controleer de verwijderde zekering; vervangen indien deze is doorgebrand.
5. Plaats een nieuwe zekering met dezelfde stroomsterkte en controleer
of de zekering goed vastzit.
Bij loszitten adviseren we u contact op te
nemen met een officiële HYUNDAI-
dealer.Als u geen reservezekering hebt, kunt u de zekering van een ander circuitgebruiken dat niet nodig is om te kunnen
rijden, bijvoorbeeld van de aansteker, mits de zekering dezelfde stroomsterkteheeft.
Controleer de zekeringkast in de
motorruimte wanneer de koplampen of
andere elektrische componenten niet
werken. Vervang een doorgebrande
zekering.
OBK079019
751
Onderhoud
Zekeringschakelaar
Zet de zekeringschakelaar altijd ON
(AAN). Als u de toets OFF (UIT) zet,
moeten sommige onderdelen, zoals hetaudiosysteem en de digitale klok,
worden gereset en werkt de
afstandsbediening (of Smart Key)mogelijk niet meer goed.Vervangen zekering motorruimte
1. Zet het contact in stand LOCK en alleandere schakelaars uit.
2. Verwijder het deksel van de zekeringkast door de lippen in te
drukken en het deksel omhoog te
trekken. 3. Controleer de verwijderde zekering.
Vervang deze indien doorgebrand.
Gebruik de zekeringtrekker in de
zekeringkast in de motorruimte om de
zekering te verwijderen of te plaatsen.
4. Plaats een nieuwe zekering met dezelfde stroomsterkte en controleer
of de zekering goed vastzit.
Bij loszitten adviseren we u contact op
te nemen met een officiële HYUNDAI-
dealer.
OBK072042
OPMERKING
Zet de zekeringschakelaar altijd
AAN tijdens het rijden.
OBK072021
OBK079048
OPMERKING
Plaats het deksel op de juistemanier nadat de zekeringkast in de motorruimte gecontroleerd is.Wanneer dit niet het geval is,
kunnen elektrische storingen tengevolge van binnendringend vocht optreden.
Onderhoud
62
7
GLOEILAMPEN
Gebruik alleen lampen met de
voorgeschreven wattage.
✽✽ AANWIJZING
Na zware regenval of het wassen van de
auto kan het lijken alsof er vocht in de
koplampen en achterlichten zit. Dit
wordt veroorzaakt door het
temperatuurverschil tussen de
binnenzijde en de buitenzijde van het
lampglas. Dit is vergelijkbaar met het
beslaan van de ruiten bij het rijden
onder regenachtige omstandigheden en
duidt niet op een probleem met uw auto.
Als er sprake is van waterlekkage in het
elektrische gedeelte van de lamp,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING -
Vervangen van gloeilampen
Zet, voordat u lampen gaat
vervangen, de parkeerrem stevig
vast en controleer of het contact in
stand LOCK staat om te voorkomen
dat de auto plotseling in beweging
komt, dat u zich brandt of dat u een
schok krijgt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de doorgebrande lamp vervangen wordt door een met dezelfde wattage. Anders kan hetelektrische circuit ernstig
beschadigd raken en kan er brandontstaan.
OPMERKING
Als u niet over het juistegereedschap, de juiste lampen
en/of ervaring beschikt, adviserenwe u contact op te nemen met eenofficiële HYUNDAI-dealer. In veel gevallen kan het zelf vervangen van
lampen problemen opleverenvanwege het feit dat om bij de lampte kunnen komen, eerst andere
onderdelen verwijderd dienen teworden. Dat is in het bijzonder hetgeval als u de koplampunit moetverwijderen om bij de gloeilamp(en)
te kunnen komen. Het verwijderenen plaatsen van de koplampunit kanleiden tot beschadigingen aan deauto.
Onderhoud
86
7
Laat de motor in een afgesloten ruimte
(bijvoorbeeld een garage) niet langer
draaien dan nodig is om de auto naar
binnen of naar buiten te rijden.
Stel het ventilatiesysteem zo af dat er verse buitenlucht naar het interieur
gevoerd wordt als de auto in een open
ruimte stilstaat terwijl de motor wat
langer moet blijven draaien.
Blijf nooit met draaiende motor gedurende langere tijd in eenstilstaande auto zitten.
Als de motor afslaat of niet wil aanslaan en er teveel startpogingen
ondernomen worden, kan hetemissieregelsysteem beschadigd
raken.Voorzorgsmaatregelen katalysator
(indien van toepassing)Uw auto is uitgerust met een katalysator
ten behoeve van de emissieregeling.
Daarom moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht wordengenomen:
Tank alleen de brandstof die in paragraaf 1 vermeld is onder “Vereiste
brandstof ”.
Gebruik de auto niet als de motor duidelijk storingen vertoont, zoals
overslaan of vermogensverlies.
Doe geen dingen die slecht zijn voor de motor. Voorbeelden hiervan zijn: de
auto in de versnelling laten uitrollenterwijl het contact in stand LOCK staat
en een helling af rijden met het contactin stand LOCK.
Laat de motor niet langdurig (5 minuten of langer) met een hoog
stationair toerental draaien.
Voer zelf geen aanpassingen of wijzigingen uit aan de motor of het
emissieregelsysteem. We adviseren uhet systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING - Brand
Een heet uitlaatsysteem kan brandbare materialen in brand
doen vliegen.
Vermijd contact tussen de auto en brandbare materialen zoals
gras, planten, papier, bladeren,
enz. door niet in de nabijheid
daarvan te parkeren of te rijden,of de motor stationair te latendraaien.
Het uitlaatsysteem en de katalysator zijn zeer heetwanneer de motor draait en direct
nadat de motor is uitgezet. Blijf
op veilige afstand van het
uitlaatsysteem en de katalysator,
anders kunt u brandwondenoplopen.
Verwijder het hitteschild van het
uitlaatsysteem niet, maak de
onderkant van de auto niet dicht
en breng geen coating aan om
corrosie tegen te gaan. Onderbepaalde omstandigheden kan er
brandgevaar ontstaan.
Wat te doen in een noodgeval
4
6
ALS DE MOTOR NIET GESTART KAN WORDEN
Als de motor niet of langzaam
ronddraait
1. Controleer als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of de selectiehendel in stand N of P staat en
of de parkeerrem geactiveerd is.
2. Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
4. Controleer of de aansluitingen van de startmotor goed vastzitten.
5. Probeer de auto niet aan te slepen of aan te duwen. Zie de aanwijzingen bij
“Starten met hulpaccu”. Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat
1. Controleer het brandstofniveau.
2. Zet het contact in stand LOCK en
controleer alle stekkerverbindingen
van de ontsteking, de bobine en de
bougies. Sluit een eventuele losse
stekker weer aan.
3. Als de motor nog steeds niet start, neem dan contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Probeer de auto niet aan te slepen
of aan te duwen. Hierdoor kan een
aanrijding of andere schadeontstaan.
Rijden met uw auto
6
5
Starten van de motor
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal, hetgaspedaal en het
koppelingspedaal (indien vantoepassing) bemoeilijken.
Start de auto niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
Wacht totdat het motortoerental normaal is. De auto kan
plotseling in beweging komen als
het rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
(Vervolg)
Steek nooit tijdens het rijden uwhand door het stuurwiel om de contactsleutel of andere
bedieningsorganen te bedienen.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen, wat kan leiden
tot een ongeval en ernstig letsel.
Plaats geen losse voorwerpen rondom de bestuurdersstoel.
Deze kunnen tijdens het rijden
gaan bewegen en de bestuurder
hinderen, wat kan leiden tot een
ongeval.WAARSCHUWING - Contactsleutel
Zet het contact nooit in stand LOCK of ACC terwijl de auto rijdt.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen en neemt de
remkracht af, wat tot een ongevalkan leiden.
Het stuurslot dient niet ter vervanging van de parkeerrem.
Controleer voordat u de auto
verlaat altijd of de eerste
versnelling is ingeschakeld bijeen auto met een
handgeschakelde transmissie of
stand P (Park) is ingeschakeld bij
een auto met een automatische
transmissie, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit.
Als deze voorzorgsmaatregelen
niet worden opgevolgd, kan de
auto onverwacht en plotseling in
beweging komen.
(Vervolg)
148
4
Kenmerken van uw auto
■ AC110DKEE, AC610DKEE
Het SETUP-scherm wijzigt in de
volgorde Scroll ➟SDVC ➟Media ➟
RDS ➟ ➟ Clock ➟Phone
■
AC110DKEG/AC111DKEE/AC110DKMG/
AC110DKMN/AC110DKGE/AC110DKGG/
AC110DKGL/AC610DKEG/AC611DKEE/
AC610DKMG/AC610DKMN/AC610DKGE
AC610DKGG/AC610DKGL
Het SETUP-scherm wijzigt in de
volgorde Scroll ➟SDVC ➟Media ➟
➟ Clock ➟Phone ■
AC100DKEG/AC101DKEE/AC100DKMG/
AC100DKMN/AC100DKGE/AC100DKG/
AC100DKGL/AC600DKEG/AC600DKEE/
AC600DKMG/AC600DKMN/AC600DKGE/
AC600DKGG/AC600DKGL
Het SETUP-scherm wijzigt in de
volgorde Scroll
➟SDVC ➟Media ➟
➟ Clock
Selecteer of er continu (ON) of slechts eenmalig (OFF) door lange
bestandsnamen wordt gescrolld.
Control)
Selecteer deze optie om de SDVC-
functie (snelheidsafhankelijke
volumeregeling) in of uit te schakelen.
Als de functie wordt ingeschakeld, wordt
de geluidssterkte automatisch geregeld
op basis van de rijsnelheid.
Selecteer standaardweergave van
afspeelinformatie van MP3-bestanden.
"Folder/File" of "Artist/Title" kan wordengeselecteerd.