Page 337 of 564

5-18
Rijden met uw auto
(Vervolg)
Als de koppeling oververhit raaktdoordat hij overmatig gebruikt
wordt om de auto op een helling
op zijn plaats te houden, is er
mogelijk een trilling voelbaar en
knippert er mogelijk een display
op het instrumentenpaneel. Als
dit gebeurt, wordt de koppeling
geblokkeerd totdat hij totnormale temperaturen is
afgekoeld. Breng de auto in zo'n
geval op een veilige plaats tot
stilstand, zet de selectiehendel instand P (parkeren) en houd het
rempedaal enkele minuten
ingetrapt.
Als op het LCD-display een waarschuwing wordt
weergegeven, moet het
rempedaal worden ingetrapt.
Het negeren van de waarschuwingen kan leiden tot
beschadiging van de
transmissie.
Neem voor uw veiligheid contact op met een officiële HYUNDAI-
dealer als het display blijftknipperen en laat het systeem
controleren.
(Vervolg)(Vervolg)
Onder bepaalde
omstandigheden, zoals bij
herhaaldelijk vanuit stilstandwegrijden op een steile helling,
kan de koppeling in de
transmissie oververhit raken. Als
de koppeling oververhit raakt,
wordt de failsafe-functie van de
transmissie ingeschakeld.
(Vervolg)(Vervolg)
Als de failsafe-functie is
ingeschakeld, gaat de
schakelstandindicator in hetinstrumentenpaneel knipperen
en klinkt er een zoemer. Op dat
moment wordt de
waarschuwingsmelding
"Transmission temp. is high!
Stop safely" (Transmissietemp-
eratuur hoog! Veilig stoppen) of
"Transmission overheated! Stop
for - min." (Transmissie
oververhit! Stop -- min.)
weergegeven op het LCD-display
en is het rijgedrag mogelijk nietsoepel.
Als u deze waarschuwing
negeert, verslechtert het
rijgedrag mogelijk. Breng, omterug te keren naar het normale
rijgedrag, de auto tot stilstand enhoud het rempedaal enkele
minuten ingetrapt alvorens wegte rijden.
■Type A■Type B
■Type B
OTLE055023/OAE056008L■Type A
OTLE055027/OAE056010L
Page 338 of 564

5-19
Rijden met uw auto
5
Informatie
Schakelen valt mogelijk meer op dan
bij een traditionele automatische
transmissie. Dit is een normale
eigenschap van dit type Double
clutch-transmissie.
Informatie
Gedurende de eerste 1.500 km lijkt de
auto mogelijk bij lage snelheid niet zo
soepel te accelereren. Tijdens het
inrijden worden de schakelkwaliteit
en de prestaties van uw nieuwe auto
continu geoptimaliseerd.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat
stand D (rijden) of R (achteruit)
wordt ingeschakeld.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N (neutraal).Stand selectiehendel
De schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel geeft, als hetcontact in stand ON staat, aan in
welke stand de selectiehendel staat.
Stand P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand P
(parkeren) wordt ingeschakeld.
Om stand P (parkeren) in te
schakelen moet u het rempedaal
stevig intrappen terwijl het gaspedaalis losgelaten.
Als u bovenstaande handelingen
hebt uitgevoerd en deselectiehendel nog steeds niet uit
stand P (parkeren) kan worden
verplaatst, raadpleeg dan
"Schakelblokkering ongedaanmaken" in dit hoofdstuk. De selectiehendel moet in stand P
(parkeren) staan voordat de auto
wordt uitgezet.
AANWIJZING
i
i
Wanneer u tijdens het rijden
stand P (parkeren) inschakelt,
kunt u de controle over de
auto verliezen.
Zet als de auto tot stilstand is
gebracht altijd deselectiehendel in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet de auto uit.
Gebruik stand P (parkeren)
niet in plaats van deparkeerrem.
WAARSCHUWING
Page 339 of 564

5-20
Rijden met uw auto
R (achteruit)
Gebruik deze stand om achteruit te
rijden. Breng de auto altijd helemaal tot
stilstand alvorens deselectiehendel in of uit stand R
(achteruit) te zetten; de
transmissie kan beschadigd rakenals u tijdens het rijden stand R
(achteruit) inschakelt.
Stand N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
ingeschakeld.
Stand D (rijden)
Dit is de normale rijstand. De
transmissie schakelt automatisch
tussen de zes versnellingen vooruit
voor een zo laag mogelijk
brandstofverbruik bij optimale
prestaties.
Trap voor extra vermogen tijdens inhaalmanoeuvres of helling op
rijden het gaspedaal volledig in.
Hierdoor zal de transmissie
automatisch terugschakelen naar
een lagere versnelling (of lagere
versnellingen, indien nodig).
Als u met de auto rijdt terwijl de
selectiehendel in stand D (rijden)
staat, schakelt de auto automatisch
over naar de ECO-modus. Hetcontrolelampje in het
instrumentenpaneel gaat branden.
Tijdens het rijden in de ECO-modus
zorgt de auto voor een lager
brandstofverbruik voor
milieuvriendelijker rijden.
Stand S (sport)
Als u met de auto rijdt terwijl de
selectiehendel in stand S (sport)
staat, schakelt de auto automatisch
over naar de SPORT-modus. Hetcontrolelampje in het
instrumentenpaneel gaat branden.
Tijdens het rijden in de SPORT-
modus biedt de auto een sportief,
maar stabiel rijgedrag.
Informatie
In de SPORT-modus kan het
brandstofverbruik toenemen.
i
AANWIJZING
Page 340 of 564

5-21
Rijden met uw auto
5
Modus handmatig schakelen
De modus voor handmatig
schakelen kan vanuit stilstand of
tijdens het rijden worden
ingeschakeld door de selectiehendel
vanuit stand D (rijden) naar rechts te
bewegen. Druk de selectiehendel
terug naar links om stand D (rijden)
weer in te schakelen.
In de modus voor handmatig
schakelen kunt u snel overschakelen
tussen de versnellingen door de
selectiehendel naar voren en naar
achteren te bewegen.Opschakelen (+) : Druk de
selectiehendel één
keer naar voren
om één versnelling
op te schakelen.
Terugschakelen (-) : Trek de selectiehendel
één keer naarachteren om één
versnelling terug
te schakelen.
Informatie
Alleen de zes vooruitversnellingen kunnen worden geselecteerd. Zet de
selectiehendel in stand R (achteruit)
of stand P (parkeren) om
respectievelijk achteruit te rijden of
te parkeren.
De transmissie schakelt automatisch terug wanneer de auto snelheid
mindert. Als de auto tot stilstand
komt, wordt automatisch de 1e
versnelling ingeschakeld.
Als het motortoerental het rode gebied nadert, schakelt de
transmissie automatisch op.
(Vervolg)(Vervolg)
Als de bestuurder de selectiehendel
naar de stand + (opschakelen) of -
(terugschakelen) beweegt, wordt de
gewenste versnelling mogelijk niet
ingeschakeld als daardoor het
motortoerental buiten het toegestane
gebied zou komen. De bestuurder
moet zelf opschakelen
overeenkomstig de
rijomstandigheden en ervoor zorgen
dat het motortoerental buiten het
rode gebied blijft.
Druk de selectiehendel naar voren (+) (opschakelen) bij het wegrijden op
een glad wegdek. Hierdoor schakelt
de transmissie naar de 2e versnelling,
die beter geschikt is voor het soepel
wegrijden op een gladde ondergrond.
Trek de selectiehendel naar achteren
(-) (terugschakelen) om de 1e
versnelling weer in te schakelen.
Verlaag de snelheid voordat u naar een lagere versnelling schakelt als u
in de modus voor handmatig
schakelen rijdt. Anders wordt de
lagere versnelling wellicht niet
ingeschakeld omdat het
motortoerental buiten het toegestane
bereik zou komen.
i
OAE056012
+ (OPSCHAKELEN)
- (TERUGSCHAKELEN)
Page 341 of 564

5-22
Rijden met uw auto
Schakelblokkeersysteem
Voor uw veiligheid heeft de Double
clutch-transmissie een
schakelblokkeersysteem dat
voorkomt dat de selectiehendel
vanuit stand P (parkeren) in stand R
(achteruit) kan worden gezet zonder
dat het rempedaal is ingetrapt.
Schakelen van stand P (parkeren)
naar stand R (achteruit):
1.Houd het rempedaal ingetrapt.
2.Start de auto of zet het contact instand ON.
3.Beweeg de selectiehendel.
Schakelblokkering ongedaan maken
Als de selectiehendel niet vanuit
stand P (parkeren) in stand R
(achteruit) kan worden gezet met het
rempedaal ingetrapt, houd dan het
rempedaal ingetrapt en doe het
volgende:
Type A
1.Zet het contact in stand LOCK/OFF.
2.Activeer de parkeerrem.
3.Druk op de ontgrendelknop van de schakelblokkering.
4.Verplaats de selectiehendel terwijl u op de ontgrendelknop van de
schakelblokkering drukt.
5.Laat de ontgrendelknop van de schakelblokkering los.
6.Trap het rempedaal in en start vervolgens de auto. We adviseren u het systeem direct telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als u de
schakelblokkering ongedaan hebt
moeten maken.
OAE056011
Page 342 of 564

5-23
Rijden met uw auto
5
Type B
1.Zet het contact in standLOCK/OFF.
2.Activeer de parkeerrem.
3.Verwijder voorzichtig het afdekkapje (1) van de opening
voor het uitschakelen van de
schakelblokkering.
4.Steek gereedschap (bijv. een sleufkopschroevendraaier) in de
opening en druk dit naar beneden.
5.Beweeg de selectiehendel terwijl de schroevendraaier naar beneden
gedrukt wordt. 6.Verwijder het gereedschap uit de
opening voor het uitschakelen van
de schakelblokkering en plaats het
afdekkapje.
7.Trap het rempedaal in en start vervolgens de auto.
We adviseren u het systeem direct telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als u de
schakelblokkering ongedaan hebt
moeten maken.Sleutelblokkeersysteem (indien van toepassing)
De sleutel kan alleen uit het contact
worden genomen als de
selectiehendel in stand P (parkeren)staat.
Parkeren
Breng de auto volledig tot stilstand
en blijf het rempedaal ingetrapt
houden. Zet de selectiehendel in
stand P (parkeren), activeer de
parkeerrem en zet het contact in
stand LOCK/OFF. Neem de sleutel
met u mee wanneer u de auto
verlaat.
Wanneer u in de auto blijft terwijl
de motor draait, zorg er dan voordat u het gaspedaal niet
gedurende langere tijd ingetrapt
houdt. Anders kan de motor of
het uitlaatsysteem oververhitraken en brand ontstaan. Het uitlaatgas en het
uitlaatsysteem zijn zeer heet.
Blijf uit de buurt van onderdelen
van het uitlaatsysteem. Stop of parkeer de auto nooit
boven brandbare materialen
zoals droog gras, papier,
bladeren, enz. Deze zouden vlam
kunnen vatten waardoor erbrand zou kunnen ontstaan.
WAARSCHUWING OAE056011L
Page 343 of 564

5-24
Rijden met uw auto
Goede rijgewoonten
Houd het gaspedaal nooit ingetraptals de selectiehendel van stand P
(parkeren) of stand N (neutraal) in
een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto nog
niet volledig tot stilstand is
gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand
R (achteruit) of stand D (rijden)
wordt ingeschakeld.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N (neutraal). Als
u dat wel doet kan er een ongevalontstaan omdat er niet meer op de
motor afgeremd kan worden.
Bovendien kan de transmissie
beschadigd raken.
Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten. Zelfs een
lichte, maar permanente
pedaaldruk kan leiden tot
oververhitting in het remsysteem,
voortijdige slijtage en zelfs het
weigeren van de remmen. Activeer altijd de parkeerrem als u
de auto verlaat. Vertrouw niet
uitsluitend op stand P (parkeren)
van de transmissie om de auto opzijn plaats te houden.
Wees buitengewoon voorzichtig bij het rijden op een gladde
ondergrond. Let in dat geval vooral
op bij het remmen, gasgeven en
schakelen. Op een glad wegdekkan een plotselinge
snelheidsverandering leiden tot
verlies van grip van de
aangedreven wielen, waardoor u
de controle over uw auto kunt
verliezen, met een mogelijk
ongeval tot gevolg.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruikmoet het gaspedaal met een
gelijkmatige beweging worden
ingetrapt en worden losgelaten. Om de kans op ERNSTIGLETSEL te beperken:
Doe uw veiligheidsgordel
ALTIJD om. Bij een aanrijdinglopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen
een veel grotere kans opernstig letsel dan inzittenden
die hun veiligheidsgordel wel
dragen.
Pas uw snelheid aan voordat
u een bocht aansnijdt of gaatkeren.
Maak geen plotselinge
stuurbewegingen bij het
wisselen van rijbaan of bij het
nemen van snelle, scherpe
bochten.
De kans dat de auto over de
kop slaat wanneer u de macht
over het stuur verliest, is veel
groter bij hogere snelheden.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 344 of 564
5-25
Rijden met uw auto
5
(Vervolg)
Meestal verliest de bestuurder
de macht over het voertuigwanneer twee of meer wielen
van de weg raken en de
bestuurder het stuur omgooitom de auto weer de weg op testuren.
Gooi het stuur niet om
wanneer uw auto van de weg
raakt. Minder in plaats
daarvan snelheid voordat u de
auto terug de weg op stuurt.
HYUNDAI adviseert u om u
altijd aan de aangegevensnelheidslimieten te houden.