Page 345 of 564

5-26
Rijden met uw auto
Rembekrachtiging
Uw auto is voorzien van
bekrachtigde remmen die bij
normaal gebruik automatisch
afgesteld worden. Als de auto niet in de Ready-modus
( ) staat of uitgeschakeld wordt
tijdens het rijden, werkt de
rembekrachtiging niet. U kunt uw
auto wel tot stilstand brengen door
een grotere pedaalkracht uit te
oefenen dan normaal. De remweg
zonder rembekrachtiging zal echter
langer dan gewoonlijk zijn.
Als de auto niet in de READY-modus
( ) staat, wordt de mate van
bekrachtiging steeds minder
naarmate u vaker het rempedaal
intrapt. Als de rembekrachtiging
uitvalt, probeer dan niet "pompend"te remmen. Rem alleen "pompend" als de wielen
dreigen te blokkeren.
RREEMM SSYY SSTT EEEEMM
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen:
Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten.
Hierdoor kan de temperatuur
van de remmen abnormaal
hoog worden, kunnen de
remblokken en -voeringen
overmatig slijten en kan de
remweg vergroot worden.
Als u een lange of steile
helling afrijdt, zet dan deselectiehendel in de modus
voor handmatig schakelen en
schakel terug om uw snelheid
onder controle te houdenzonder het rempedaal
overmatig te gebruiken. Door
langdurig achter elkaar te
remmen, zullen de remmen
oververhit raken en kan een
tijdelijk verlies van
remvermogen het gevolg zijn.
(Vervolg)
(Vervolg)
Als de remmen nat zijn, remt
de auto mogelijk minder dannormaal en kan de auto naaréén kant trekken tijdens het
remmen. Door het rempedaal
licht in te trappen, kunt u
controleren of het
remvermogen door het nat
worden is verminderd.
Controleer uw remmen altijd
op deze manier nadat u door
plassen bent gereden. Druk
voor het drogen van de
remmen het rempedaal licht inom de remmen op te warmen
terwijl u met een veilige
snelheid rijdt, totdat het
remvermogen weer op het
normale niveau is. Vermijd het
rijden met hoge snelheidtotdat de remmen weer goedfunctioneren.
WAARSCHUWING
Page 346 of 564

5-27
Rijden met uw auto
5
Houd het rempedaal niet ingetrapt
als het controlelampje READY
" " niet brandt. Anders kan deaccu ontladen raken.
Tijdens het remmen kunt u watgeluiden horen en trillingen
voelen. Dit is normaal.
In onderstaande gevallen hoort u mogelijk tijdelijk geluiden van
de elektrische rempomp en
ontstaan er mogelijk trillingen in
de motor. Dit is normaal.
- Wanneer het pedaal zeer snelwordt ingetrapt
- Wanneer het pedaal meerdere keren met korte intervallen
wordt ingetrapt
- Als de ABS-functie tijdens het remmen wordt geactiveerd
Remblokslijtage-indicatoren
Wanneer de remblokken vóór of
achter versleten zijn, hoort u als
waarschuwing een piepend geluid
van de remmen. Dit geluid kan af entoe hoorbaar zijn of op het moment
dat u het rempedaal intrapt. Let op dat onder sommige
rijomstandigheden of bij sommigeklimaten de remmen kunnen piepen
wanneer u het rempedaal voor de
eerste keer (of lichtjes) intrapt. Dit is
normaal en duidt niet op een
probleem met de remmen.
Blijf, om kostbare reparaties aan
de remmen te voorkomen, niet
rijden met versleten remblokken.
Informatie
Vervang de remblokken aan de voor-
of achterzijde altijd gelijktijdig.
Parkeerrem
Activeren van de parkeerrem
Activeer altijd de parkeerrem
alvorens de auto te verlaten.
Activeren van de parkeerrem:
Trap het rempedaal stevig in.
Trap het parkeerrempedaal zo ver mogelijk in.
i
AANWIJZING
AANWIJZING
OAE056014
Page 347 of 564

5-28
Rijden met uw auto
Deactiveren van de parkeerrem
Deactiveren van de parkeerrem:
Trap het rempedaal stevig in.
De parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer u het
parkeerrempedaal intrapt.
Als de parkeerrem niet of niet
helemaal wordt gedeactiveerd,
raden we u aan uw auto door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken.
OAE056013
Gebruik, om ERNSTIG LETSEL
te voorkomen, de parkeerrem
niet tijdens het rijden, behalve
in een noodsituatie. Er kan
schade aan het remsysteem
ontstaan, wat kan leiden tot een
ongeval.
WAARSCHUWING
Breng vóór het verlaten van de auto of het parkeren de
auto volledig tot stilstand en
blijf het rempedaal ingetrapt
houden. Zet de selectiehendel
in stand P (parkeren), activeer
de parkeerrem en zet het
contact in stand LOCK/OFF. Als de parkeerrem niet
volledig geactiveerd is, kan de
auto onbedoeld in beweging
komen, waardoor u ofanderen letsel kunnenoplopen.
Laat personen die niet bekend zijn met de auto NOOIT aan de
parkeerrem komen. Als de
parkeerrem per ongeluk wordt
gedeactiveerd, kan er ernstigletsel ontstaan.
Deactiveer de parkeerrem alleen als u in de auto zit en
met uw voet het rempedaal
stevig ingetrapt houdt.
WAARSCHUWING
Page 348 of 564

5-29
Rijden met uw auto
5
Trap niet op het gaspedaal alsde parkeerrem geactiveerd is. Als u het gaspedaal intraptterwijl de parkeerrem
geactiveerd is, klinkt er een
waarschuwing. Er kan schadeaan de parkeerrem ontstaan.
Rijden met een geactiveerde parkeerrem kan leiden tot
oververhitting in het
remsysteem en voortijdige
slijtage van of schade aan
onderdelen van het remsysteem.
Zorg ervoor dat de parkeerrem
voor het wegrijden
gedeactiveerd is en controleer
voordat u wegrijdt of het
waarschuwingslampje van hetremsysteem niet brandt. Controleer of het
waarschuwingslampje
van het remsysteem
functioneert door hetcontact in stand ON te
zetten als de auto niet
in de Ready-modus
( ) staat.
Dit lampje gaat branden wanneer het
contact in stand START of ON wordt
gezet en de parkeerrem is
geactiveerd. Zorg ervoor dat de
parkeerrem voor het wegrijden
gedeactiveerd is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt. Als het waarschuwingslampje van de
parkeerrem blijft branden nadat de
parkeerrem gedeactiveerd is en de
auto in de Ready-modus staat ( ),
is er mogelijk een storing in het
remsysteem aanwezig. Laat dit directcontroleren. Breng de auto indien mogelijk direct
tot stilstand. Als dat niet mogelijk is,
rijdt dan erg voorzichtig door naar
een plaats waar u wel kunt stoppen.
AANWIJZING
Page 349 of 564

5-30
Rijden met uw auto
Antiblokkeersysteem (ABS)
ABS is een elektronisch remsysteem dat helpt een slip tijdens het remmen
te voorkomen. ABS maakt hetmogelijk gelijktijdig te sturen en teremmen.
Gebruik van ABS
Om in een noodsituatie hetmaximale rendement uit het ABS te
halen, moet u niet proberen zelf de
remdruk te regelen en moet u niet
"pompend" gaan remmen. Trap het
rempedaal zo hard mogelijk in.
Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren, kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat het ABS in
werking is getreden.
Het ABS beperkt niet de tijd of de afstand die nodig is om de auto totstilstand te brengen.
Bewaar altijd een veilige afstand tot
de auto voor u.
Het ABS kan geen slip voorkomen
die het gevolg is van plotselinge
koerswijzigingen, bijvoorbeeld een tehoge bochtensnelheid of plotselinge
verandering van rijstrook. Rijd altijd
met een bij de weg- en
weersomstandigheden passende
veilige snelheid.
(Vervolg)Op wegen met kuilen of met
hoogteverschillen.
Als er sneeuwkettingen onder
uw auto zijn gemonteerd.
Probeer de werking van het
ABS of de ESC van uw auto niet
uit bij hoge snelheden of tijdens
het nemen van een bocht.
Hiermee kunt u zichzelf en
anderen in gevaar brengen.Een antiblokkeersysteem (ABS)
of elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) kan
geen ongevallen voorkomen die
het gevolg zijn van gevaarlijk
rijgedrag. Hoewel de auto bijeen noodstop beter onder
controle gehouden kan worden,
is het toch noodzakelijk een
veilige afstand tot uw
voorligger te bewaren. U moet
uw rijsnelheid altijd verlagen bij
slechte wegomstandigheden.
De remweg van auto's met ABS
of ESC kan onder de volgende
wegomstandigheden langer zijn
dan van auto's zonder een
dergelijk systeem.
Verlaag uw rijsnelheid onder de
volgende omstandigheden:
Op ruw terrein, grind of op
met sneeuw bedekte wegen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 350 of 564

5-31
Rijden met uw auto
5
Het ABS kan een verlies aan
stabiliteit niet voorkomen. Stuur altijd
beheerst tijdens hard remmen. Door
een krachtige of scherpe
stuurbeweging kan uw auto nog
steeds terechtkomen op de rijbaan
voor tegemoetkomend verkeer of
naast de weg.
Op wegen met los grind of wegen die niet vlak zijn kan het
antiblokkeersysteem voor een
langere remweg zorgen dan bij
auto's zonder antiblokkeersysteem.
Het waarschuwingslampje ABS ( )
blijft nog enkele seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet. Het ABS voert dan een
zelfdiagnose uit en het lampje zal
doven wanneer alles in orde is.
Wanneer het lampje blijft branden, is
er mogelijk een probleem aanwezig
in het ABS. We adviseren u zo snelmogelijk contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer.Als u op een weg rijdt waar erg
weinig grip is, bijvoorbeeld op een
bevroren wegdek, en voortdurend
de remmen bedient, is het ABS
voortdurend in werking en kan het
waarschuwingslampje ABS ( )
gaan branden. Zet de auto op een
veilige plaats stil en zet de auto uit.
Start de auto opnieuw. Als het
waarschuwingslampje ABS dooft,
is het antiblokkeersysteem in orde.
Anders is er mogelijk een
probleem aanwezig in het
antiblokkeersysteem. We
adviseren u zo snel mogelijkcontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.
Informatie
Als u de auto met een hulpaccu moet
starten doordat de accu is
leeggeraakt, kan het
waarschuwingslampje ABS ( )
gaan branden. Dit komt door de lage
accuspanning. Het betekent niet dat
er een storing in het ABS is. Laat de
accu bijladen voordat u wegrijdt.
i
AANWIJZING
Wanneer het
waarschuwingslampje ABS
( ) brandt en blijft branden, is
er mogelijk een probleem
aanwezig in het ABS. De
rembekrachtiging werkt
normaal. Om de kans op ernstig
letsel te beperken adviseren we
u zo snel mogelijk contact op tenemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Page 351 of 564

5-32
Rijden met uw auto
Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) helpt om de stabiliteit van de
auto in bochten te verbeteren.De ESC controleert in welke richting
u stuurt en in welke richting de auto
daadwerkelijk beweegt. De ESC
remt de wielen gericht af en grijpt in
in het motormanagementsysteemom de bestuurder te helpen de auto
op de gewenste koers te houden.
Het systeem is geen vervanging voor
een veilig rijgedrag. Pas uw snelheid
en rijgedrag altijd aan aan de
wegomstandigheden.
Werking ESC
ESC ingeschakeld
Als het contact in stand ON staat,
branden de controlelampjes ESC en
ESC OFF gedurende ongeveer drie
seconden. Wanneer beide lampjes
doven, wordt de ESC uitgeschakeld.
OAE056015
OAE056016
■
Type A
■Type B
Rijd niet harder dan de wegomstandigheden toelaten
en neem bochten niet met een
te hoge snelheid. Het ESC-
systeem voorkomt geen
ongevallen.
Te hoge bochtsnelheden,
plotselinge manoeuvres enaquaplaning op een nat wegdekkunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongevallen.
WAARSCHUWING
Page 352 of 564

5-33
Rijden met uw auto
5
In werking
Wanneer de ESC in
werking is, knippert hetcontrolelampje ESC:
omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat de ESC
in werking is getreden.
reageert de auto mogelijk niet zoop het gaspedaal als onder
normale omstandigheden.
is op het moment dat de ESC
geactiveerd wordt, wordt de cruise
control automatisch uitgeschakeld.
De cruise control kan weer worden
ingeschakeld op het moment dat
de wegcondities dat toestaan. Zie
"Cruise control-systeem"
verderop in dit hoofdstuk. (indien
van toepassing)
modderige ondergrond of tijdens
het rijden op een gladde weg loopt
het motortoerental (omwentelingen
per minuut) mogelijk niet op, zelfs
niet als u het gaspedaal ver intrapt.
Dit dient om de stabiliteit en tractie
van de auto te behouden en duidt
niet op een probleem.
ESC uitgeschakeld
Uitschakelen van ESC- systeem:
Druk kort op de toets ESC OFF. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden en de melding "Traction
Control disabled" (Tractie controle
uitgeschakeld) wordt weergegeven.
In deze status wordt de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement)
uitgeschakeld, maar is de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) nog in werking.
■ Type A■Type B
OLF054101N/OAE056018L