H7
Starten van de auto
Auto's met afstandsbediening
1.Controleer of de parkeerrem isgeactiveerd.
2.Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand P (parkeren) staat.
3.Trap het rempedaal in.
4.Draai de contactsleutel in stand START. Houd de sleutel in deze stand (maximaal 10 seconden)
totdat " " gaat branden. Laat de
sleutel vervolgens los.
Of de motor nu warm is of koud, hij
dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen.
Nadat de startprocedures zijn
uitgevoerd, “ ” gaat het
controlelampje in hetinstrumentenpaneel branden.
Raadpleeg hoofdstuk 5 voor meer
informatie.
Auto's met Smart Key-systeem
1.Zorg ervoor dat u de Smart Key bij u hebt of laat deze in de auto.
2.Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3.Zet de selectiehendel in stand P (parkeren). Wanneer de selectiehendel in stand N
(neutraal) staat, kunt u de auto niet
starten.
4.Trap het rempedaal in.
5.Druk de startknop in. Als het hybridesysteem start, " " igaat
het controlelampje branden.
Of de motor nu warm is of koud, hij
dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen.
Nadat de startprocedures zijn
uitgevoerd, “ ” gaat het
controlelampje in hetinstrumentenpaneel branden.
Raadpleeg hoofdstuk 5 voor meer
informatie. ZUINIG en VEILIG RIJDEN met het
hybridesysteem
• Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog
uw snelheid geleidelijk en houd
een constante rijsnelheid aan. Ga
er niet als een speer vandoor.
Sprint niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht.
Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, zodat u onnodig remmen
kunt voorkomen. Dat beperkt tevensde slijtage aan het remsysteem.
Het regeneratieve remsysteem genereert energie wanneer de
auto decelereert.
Wanneer de ladingstoestand van het hybridebatterijpakket laag is,
wordt het hybridebatterijpakketautomatisch opgeladen door het
hybridesysteem.
Wanneer de motor draait terwijl de selectiehendel in stand N (neutraal)
staat, kan het hybridesysteem
geen energie opwekken. Het
hybridebatterijpakket kan niet
worden opgeladen terwijl de
selectiehendel in stand N (neutraal)staat.
RRIIJJ DD EENN MM EETT DD EE HH YY BBRRIIDD EEAA UU TTOO
H8Informatie
Bij het hybridesysteem draait en stopt
de motor automatisch. Wanneer het
hybridesysteem in werking is, the
" " brandt het controlelampje.
In de volgende gevallen werkt de
motor mogelijk automatisch.
- Wanneer de motor gereed is om te draaien.
- Wanneer het hybridebatterijpakket wordt opgeladen.
- Afhankelijk van de temperatuur van het hybridebatterijpakket.
Speciale kenmerken van de
hybrideauto
Hybrideauto's klinken anders dan
auto's met een benzinemotor.
Wanneer het hybridesysteem in
werking is, hoort u mogelijk een geluid
uit het hybridebatterijpakket achter de
achterstoel. Wanneer u het gaspedaal
snel intrapt, hoort u mogelijk een
ongebruikelijk geluid. Wanneer u het
rempedaal intrapt, hoort u mogelijk
een geluid uit het regeneratieve
remsysteem. Wanneer het
hybridesysteem wordt in- of
uitgeschakeld, hoort u mogelijk een
geluid in de motorruimte. Als u het
rempedaal herhaaldelijk intrapt
wanneer het hybridesysteem wordt
ingeschakeld, hoort u mogelijk een
geluid in de motorruimte. Geen van
deze geluiden duidt op een storing. Dit
zijn normale kenmerken van
hybrideauto's.
Als een van de onderstaande situaties
zich voordoet, is het normaal wanneer
u een geluid hoort in de motorruimte:
- Na het uitschakelen van hethybridesysteem wordt het rempedaal losgelaten. - Wanneer het hybridesysteem
wordt uitgeschakeld, wordt het
rempedaal ingetrapt.
- Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend.
Wanneer het hybridesysteem wordt
ingeschakeld, draait de motor
mogelijk wel of niet. In dit geval voelt
u mogelijk een trilling. Dat duidt
echter niet op een storing.Wanneer
het “ ” controlelampje brandt,
kan het hybridesysteem worden
gestart. Zelfs wanneer de motor is
uitgeschakeld kunt u, zolang het
controlelampje brandt, “ ” de autobedienen.
Het hybridesysteem bestaat uit veel
elektrische onderdelen.
Hoogspanningsonderdelen, zoals
kabels en andere onderdelen,
kunnen elektromagnetische golven
uitstralen. Zelfs als de
elektromagnetische afdekkap de
elektromagnetische straling
blokkeert, kunnen
elektromagnetische golven invloed
hebben op elektrische apparaten.
AANWIJZING
i
RR IIJJ DD EENN MM EETT DD EE HH YY BBRRIIDD EEAA UU TTOO (( VV EERR VV OO LLGG ))
2-22
Veiligheidssysteem van uw auto
Iedere keer als u de schakelaarindrukt, verandert de luchtstroom
als volgt:
Door bij ingeschakeld stoelventilatiesysteem langer dan1,5 seconden op de toets te
drukken, wordt het
stoelventilatiesysteem
uitgeschakeld.
De standaardinstelling voor het stoelventilatiesysteem is UIT als
het contact in stand ON wordt
gezet. Om beschadiging van hetstoelventilatiesysteem te
voorkomen:
Gebruik het
stoelventilatiesysteem ALLEEN als het verwarmings- enventilatiesysteem is
ingeschakeld. Als hetstoelventilatiesysteem
gedurende langere tijd gebruikt
wordt terwijl het verwarmings- en
ventilatiesysteem uitgeschakeld
is, kan er een defect ontstaan aanhet stoelventilatiesysteem.
Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen oplosmiddel, zoals
thinner, benzeen, alcohol of
wasbenzine.
Voorkom dat er vloeistoffen gemorst worden op het
oppervlak van de zittingen en
rugleuningen van de
voorstoelen; hierdoor zouden de
uitstroomopeningen verstopt
kunnen raken waardoor hetsysteem niet meer correct kanfunctioneren.
(Vervolg)(Vervolg)
Plaats geen materialen zoals
plastic tassen of kranten onder
de stoelen. Deze zouden de
luchtinlaat kunnen blokkeren,
waardoor de uitstroomopeningen
mogelijk niet goed werken.
Zet de motor uit en start hem weer als de uitstroomopeningen
niet werken. We adviseren u de
auto te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer als
dat geen verbetering brengt.
Wijzig de bekleding van de stoel niet. Dit kan hetstoelventilatiesysteem
beschadigen.AANWIJZING
UIT HOOG ( )
LAAG ( ) MIDDEN ( )
3-22
Handige voorzieningen in uw auto
Opslaan van standen in het
geheugen
1.Zet de selectiehendel in stand Pterwijl het contact of de startknop in stand ON staat.
2.Stel de stand van de bestuurdersstoel, de stand van de
buitenspiegels, en de helderheid
van de dashboardverlichting naar
wens in.
3.Druk op toets SET. Het systeem geeft één piepje en de melding
"Press button to save settings"
(knop indrukken voor opslaan
instellingen) verschijnt op het LCD-
display.
4.Druk binnen 4 seconden op één van de geheugentoetsen (1 of 2).
Het systeem geeft met tweepiepjes aan dat de instellingen metsucces in het geheugen zijnopgeslagen.
5. "Driver 1 (or 2) settings saved" (instellingen voor chauffeur 1 (of
2) opgeslagen) verschijnt op het
LCD-display.
Oproepen standen uit het
geheugen
1.Zet de selectiehendel in stand P terwijl het contact of de startknopin stand ON staat.
2.Druk op de gewenste geheugentoets (1 of 2). Hetsysteem geeft één piepje en debestuurdersstoel, de
buitenspiegels en de
dashboardverlichting wordenautomatisch in de opgeslagen
positie gezet (indien vantoepassing).
3."Driver 1 (or 2) settings is applied" (instellingen voor chauffeur 1 (of 2)
toegepast) verschijnt op het LCD-
display. Informatie
Als de geheugeninstellingen "1" worden opgeroepen, wordt het
aanpassen van de in het geheugen
opgeslagen instellingen tijdelijk
onderbroken door op toets SET of 1
te drukken. Door op toets 2 te
drukken worden de
geheugeninstellingen "2"
opgeroepen.
Als de geheugeninstellingen "2" worden opgeroepen, wordt het
aanpassen van de in het geheugen
opgeslagen instellingen tijdelijk
onderbroken door op toets SET of 2
te drukken. Door op toets 1 te
drukken worden de
geheugeninstellingen "1"
opgeroepen.
Als tijdens het oproepen van de opgeslagen stand op een van de
bedieningstoetsen van de
bestuurdersstoel, de buitenspiegels
of de dashboardverlichting wordt
gedrukt, stopt de beweging van deze
component en beweegt hij in de
richting die met de bedieningstoets
is gekozen.
i
3-66
Handige voorzieningen in uw auto
Controlelampjeelektronische
stabiliteitsregeling (ESC)
Dit controlelampje gaat branden :
Als het contact of de startknop in de stand ON wordt gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3seconden branden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in het ESC-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Dit controlelampje knippert :
Terwijl de ESC in werking is.
Zie voor meer informatie
"Elektronische stabiliteitsregeling(ESC)" in hoofdstuk 5.
Controlelampje
elektronische
stabiliteitsregeling UIT(ESC OFF)
Dit controlelampje gaat branden :
Als het contact of de startknop in de stand ON wordt gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3seconden branden en gaat dan uit.
Als u de ESC uitschakelt door op de toets ESC OFF te drukken.
Zie voor meer informatie
"Elektronische stabiliteitsregeling(ESC)" in hoofdstuk 5.
Veilig stoppen
Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externefactoren.
Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en brenguw auto langzaam op een
veilige plaats tot stilstand.
WAARSCHUWING
3-78
Handige voorzieningen in uw auto
Check Hybrid system (Storing HybrideSysteem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als er een probleem
aanwezig is in het
hybrideregelsysteem.
Ga niet rijden als de
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Check Hybrid system Turn off engine (Storing Hyb
Syst. Stop Wagen. Stop Motor).
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als er een probleem
aanwezig is in het hybridesysteem.
Het controlelampje “ " knippert ener klinkt een geluidssignaal totdat het
probleem is opgelost.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Check Hybrid system Do not start engine
(Storing Hyb. syst.Start motor niet).
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de ladingstoestand
(SOC) van het hybridebatterijpakket
laag is. Er klinkt een geluidssignaal
totdat het probleem is opgelost.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
OLFH044248L
OLFH044228L
OLFH044240L
3-156
Handige voorzieningen in uw auto
Draadloos laadsysteem
mobiele telefoon
(indien van toepassing)
Er bevindt zich een draadloos
laadsysteem voor de mobiele
telefoon in de voorconsole.
Het systeem is beschikbaar wanneer
alle portieren zijn gesloten en het
contact in stand ACC/ON staat.
Opladen van een mobieletelefoon
Het draadloze laadsysteem voor
mobiele telefoons kan alleen mobiele
telefoons met Qi-ondersteuning ( )
opladen. Raadpleeg de sticker op de
batterij van uw mobiele telefoon of
ga naar de website van de fabrikant
van uw mobiele telefoon om te zien
of uw mobiele telefoon de Qi-technologie ondersteunt.
Het draadloos laden start wanneer u
een mobiele telefoon met Qi-
ondersteuning op de draadloze laderplaatst.
1. Verwijder andere voorwerpen, ook de Smart Key, van de draadloze
lader. Anders wordt het draadloos
laden mogelijk onderbroken.
2. Tijdens het laadproces brandt het controlelampje oranje. Wanneer
het laadproces is voltooid, wordt
het controlelampje groen.
3. U kunt de functie voor draadloos laden in- en uitschakelen in de
modus Gebruikersinstellingen in
het instrumentenpaneel.
(Raadpleeg voor meer informatie"LCD-modus" in dit hoofdstuk.) Wijzig de positie van de mobiele
telefoon iets wanneer de mobiele
telefoon niet wordt opgeladen.Controleer of het controlelampje
oranje brandt. Afhankelijk van het
type mobiele telefoon wordt het
controlelampje mogelijk niet groen,
ook al is het laadproces voltooid. Het
controlelampje knippert gedurende
10 seconden oranje wanneer er een
storing is in het draadlozelaadsysteem.
Stop in dit geval het laadproces
tijdelijk en probeer vervolgens
opnieuw om uw mobiele telefoon
draadloos op te laden.
Het systeem waarschuwt u met een
melding op het LCD-display wanneer
u de mobiele telefoon niet van de
draadloze lader haalt terwijl het
voorportier is geopend en hetcontact in stand OFF staat.
OAE046444
3-157
Handige voorzieningen in uw auto
3
Het draadloze laadsysteem voormobiele telefoons ondersteunt
bepaalde mobiele telefoons die
geen Qi-specificatie ( )hebben
mogelijk niet.
Plaats uw mobiele telefoon in het midden van het draadloze
laadsysteem voor mobiele
telefoons. Wanneer uw mobiele
telefoon iets te veel naar één
kant ligt, neemt de laadsnelheid
mogelijk af.
Het draadloze laden stopt mogelijk tijdelijk wanneer de
Smart Key wordt bediend (bijv.
starten van de motor, openen
van de portieren, sluiten van de
portieren).
Bij sommige mobiele telefoons wordt het controlelampje
mogelijk niet groen, zelfs niet
wanneer het draadloze laden
volledig is voltooid.
(vervolg)(vervolg)
Het draadloze laden stopt
mogelijk tijdelijk wanneer de
temperatuur in het draadloze
laadsysteem voor mobiele
telefoons abnormaal toeneemt.
Het draadloze laden wordt weer
gestart wanneer de temperatuur
voldoende is gedaald.
Het draadloze laden stopt mogelijk tijdelijk wanneer zich
een metalen voorwerp, zoals een
munt, tussen het draadloze
laadsysteem voor mobiele
telefoons en de mobiele telefoon
bevindt.
Aansteker
(indien van toepassing)
Om de aansteker te kunnen
gebruiken moet het contact in stand
ACC of ON staan.
Druk de aansteker volledig in de
fitting. Als het element verwarmd is,
springt de aansteker een stukje naar
buiten en kan hij uit de houder
worden genomen.
We adviseren u vervangende
onderdelen te gebruiken die
geleverd zijn door een officiële
HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
OAE046472L