Page 489 of 564

7-28
Onderhoud
Wanneer de auto gedurendelangere tijd niet wordt gebruikt
in een gebied met lage
temperaturen, verwijder dan de
accu en bewaar deze binnen.
Laad de accu altijd volledig op om te voorkomen dat de
accubak beschadigd raakt in
een gebied met lagetemperaturen.
Voor een optimale werking van de accu
Zorg ervoor dat de accu altijd goedvastzit.
Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Houd de accupolen en de accupoolklemmen schoon, zorg
ervoor dat ze goed vastzitten en
bescherm ze met vaseline.
Spoel gemorst zuur direct af met een oplossing van water en
natriumbicarbonaat (dubbelkoolzuresoda).
Accucapaciteitsticker
❈ De werkelijke sticker op de accu kan
afwijken van de afbeelding.
1. AGM60L-DIN : De HYUNDAI- modelnaam van de accu
2. 12V : De nominale spanning
3. 60Ah (20u) : De nominale capaciteit 7 (in ampère-uur)
4. 100RC : De nominale reservecapaciteit (in min.)
5. 640CCA : De koudstartstroom in ampère volgens SAE-norm
6. 512A : De koudstartstroom in ampère volgens EN-norm
AANWIJZING
OAE076016
OLMB073072
■
Voorbeeld
Page 490 of 564

7-29
7
Onderhoud
Accu opladen
Met acculader
Uw auto is uitgerust met een
onderhoudsvrije accu.
Laad de accu gedurende 10 uurmet behulp van een druppellader
wanneer de accu in een korte tijd
leeggeraakt is (doordat bijv.
lampen of interieurverlichting zijn
blijven branden terwijl de motor uit
was).
Wanneer de accu geleidelijk ontladen raakt door een hoge
elektrische belasting tijdens het
rijden, moet deze gedurende 2 uur
met een stroomsterkte van 20 - 30
A opgeladen worden. Volg deze instructies bij het
laden van de voertuigaccu altijdop om ERNSTIG LETSEL door
explosies of accuzuur te
voorkomen:
Schakel vóór het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden
aan de accu of het laden van
de accu alle elektrische
verbruikers uit en zet de
startknop in de stand OFF.
Houd open vuur, vonken en
rokende materialen uit de
buurt van de accu.
Werk altijd buiten of in een
ruimte die ruim voldoende
geventileerd is.
Draag een veiligheidsbril wanneer u de accu tijdens het
opladen controleert.
De accu moet uit de auto
worden verwijderd en in een
goed geventileerde ruimte
geplaatst worden.
(Vervolg)
WAARSCHUWING (Vervolg)
Houd de accu tijdens het
laden in de gaten; beëindighet laden of wijzig de
laadstroom wanneer de
elektrolyt in de cellen begintte borrelen.
Neem de minkabel van de
accu altijd eerst los en sluit de
minkabel van de accu altijd
als laatste weer aan. Neem de
acculader in de onderstaande
volgorde los:
(1) Zet de hoofdschakelaar vande acculader uit.
(2) Neem de klem los van de minpool.
(3) Neem de klem los van de pluspool.
Gebruik voor het vervangen
altijd een originele, door
HYUNDAI goedgekeurde accu.
Page 491 of 564
7-30
Onderhoud
Met een hulpaccu
Rijd na het starten met behulp van een hulpaccu gedurende 20 - 30
minuten met de auto alvorens hem
uit te zetten. De auto kan mogelijk
niet opnieuw gestart worden als u
hem uitzet voordat de accu de kansgehad heeft om goed op te laden.
Zie "Starten met hulpaccu" in
hoofdstuk 6 voor meer informatie
over procedures voor het starten meteen hulpaccu.Informatie Een onjuist afgevoerde accukan schadelijk zijn voor het
milieu en voor de
gezondheid.
Voer de accu volgens de wettelijke
voorschriften af.
Te resetten onderdelen
Sommige onderdelen moeten
worden gereset nadat de accu is
ontladen of na het weer aansluiten
van de accukabels. Zie hoofdstuk 3
voor:
Elektrisch bedienbare ruiten
Tripcomputer
Verwarmings- en ventilatiesysteem
Klok
Audiosysteem
Schuifdak
Geheugen bestuurdersstoel
i
Page 492 of 564

7-31
7
Onderhoud
BBAA NN DDEENN EE NN VV EELLGG EENN
Aandacht voor de banden
Voor uw veiligheid, een maximale
levensduur van de banden en een zo
laag mogelijk brandstofverbruik, dientu de banden steeds op de
aanbevolen spanning te houden en
dient u het totaalgewicht en demaximale asbelasting niet te
overschrijden.
(Vervolg)Controleer bij het controleren
van de bandenspanning ook
altijd die van het reservewiel.
Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over de
auto en verminderde tractie
veroorzaken.
Vervang banden ALTIJD door
banden van dezelfde maat als
de originele banden van deze
auto. Het gebruik van eenandere dan de
voorgeschreven bandenmaat
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag en
kan ervoor zorgen dat u de
controle over de auto verliest
of kan invloed hebben op het
antiblokkeersysteem (ABS)
van uw auto, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
Door bandproblemen kunt u de
controle over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan. Tref de volgende
voorzorgsmaatregelen om dekans op ERNSTIG LETSEL tebeperken:
Controleer de bandenspanning maandelijks.
Controleer de banden
daarnaast op slijtage en
beschadigingen.
De aanbevolen
bandenspanning bij koudebanden staat in ditinstructieboekje en op hetbandenspanningslabel op de
middenstijl aan
bestuurderszijde. Gebruik altijdeen bandenspanningsmeterom de bandenspanning te
meten. Banden met een te
hoge of een te lage spanning
slijten ongelijkmatig, wat een
negatieve invloed op dehandling heeft.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 493 of 564

7-32
Onderhoud
U kunt alle specificaties (afmetingen
en spanningen) terugvinden op eenlabel op de middenstijl aan
bestuurderszijde.
Aanbevolen bandenspanning
bij koude banden
De spanning van alle banden
(inclusief die van het reservewiel)
dient bij koude banden
gecontroleerd te worden. "Koude
banden" wil zeggen dat er de laatste
drie uur niet met de auto is geredenof niet meer dan 1,6 km.
Wanneer banden warm zijn, zal de
bandenspanning normaal gesproken0,3 tot 0,4 bar hoger zijn dan
wanneer ze koud zijn. Laat om debanden op de juiste spanning tebrengen geen lucht ontsnappen uit
warme banden. Hierdoor zal de
bandenspanning te laag worden. Zie
"Banden en velgen" in hoofdstuk 8
voor de aanbevolenbandenspanning.Voor optimale rijeigenschappen,een optimale handling en een zo
laag mogelijke bandenslijtagedient u de banden op de
aanbevolen spanning te houden.
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de handling van de
auto in negatieve zin en kan tot
onverwachte bandproblemen
leiden, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen met
een ongeval tot gevolg.
Een veel te lage bandenspanning kan leiden totenorme warmteontwikkeling.
Hierdoor is het mogelijk dat u
een klapband krijgt, dat hetloopvlak losraakt of dat andere
bandafwijkingen optreden,
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen en een
ongeval kunt veroorzaken. Dit
risico is veel groter bij hoge
buitentemperaturen en lange tijd
rijden met hoge snelheden.
WAARSCHUWING
OAE086002L
Page 494 of 564

7-33
7
Onderhoud
Bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning,
inclusief die van het reservewiel,minstens eenmaal per maand.
Controle
Gebruik een bandenspanningsmeter
van een goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Het isonmogelijk de bandenspanning tebeoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Radiaalbanden
lijken mogelijk ook op de juistespanning te zijn als de
bandenspanning te laag is.
Verwijder de ventieldop. Druk de
bandenspanningsmeter stevig op het
ventiel om de spanning te meten. Als
de bandenspanning bij koude
banden overeenkomt met de
aanbevolen druk op de band en het
informatielabel, hoeft hij niet te
worden aangepast. Corrigeer de
bandenspanning tot het aanbevolen
niveau als de spanning te laag is.
Plaats de ventieldopjes altijd terug
op de ventielen.Zonder het ventieldopje kan er vuil
en vocht in het ventiel komen,
waardoor lucht kan ontsnappen.
Zorg bij verlies van een ventieldopje
zo snel mogelijk voor een nieuw
exemplaar.
Druk als de bandenspanning te hoog is het metalen pennetje in het
midden van het ventiel in om lucht uit
de band te laten lopen. Controleer debandenspanning opnieuw met de
bandenspanningsmeter. Plaats de
ventieldopjes altijd terug op de
ventielen. Zonder het ventieldopje
kan er vuil en vocht in het ventiel
komen, waardoor lucht kan
ontsnappen. Zorg bij verlies van een
ventieldopje zo snel mogelijk voor
een nieuw exemplaar.
Een te lage bandenspanning
resulteert in overmatige
slijtage, slechte handling eneen verhoogd
brandstofverbruik. Vervorming
van de band is ook mogelijk.Houd de banden op de juiste
spanning. Als een bandfrequent op spanning moet
worden gebracht, adviserenwe u de band te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Een te hoge bandenspanning
heeft een negatieve invloed op
het rijcomfort en zorgt voor
een verhoogde slijtage in het
midden van het loopvlak.
Bovendien bestaat er een
grotere kans op beschadiging
door oneffenheden in hetwegdek.
OPMERKING
Page 495 of 564

7-34
Onderhoud
Wielen verwisselen
Om de banden zo gelijkmatig
mogelijk te laten slijten raadt
HYUNDAI aan de wielen iedere
12.000 km of eerder, indien het
slijtagepatroon daartoe aanleiding
geeft, te verwisselen.
Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de balans. Controleer de banden bij het
verwisselen van de wielen opongelijkmatige slijtage en
beschadigingen. Abnormale slijtage
wordt meestal veroorzaakt door eenonjuiste bandenspanning, een
onjuiste wieluitlijning, onbalans,
veelvuldig hard remmen en snelle
bochten. Controleer het profiel en de
zijkant van de band op zwellingen.
Vervang de band als het canvas of
de koordlagen zichtbaar zijn. Breng
na het verwisselen van de wielen debanden op de juiste spanning encontroleer of de wielmoeren
vastzitten (het juiste aanhaalmoment
is 11 - 13 kgf.m [79 - 94 lbf.ft]).Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de remblokken op
slijtage. Informatie
De binnenzijde en de buitenzijde van
een asymmetrische band zijn
verschillend. Bij het monteren van een
asymmetrische band moet erop
worden gelet dat de zijde met de tekst
"outside" zich aan de buitenzijde
bevindt. Als het merkteken "inside"
zich aan de buitenzijde bevindt, heeft
dat een negatieve invloed op het
rijgedrag van de auto.
i
Gebruik het reservewiel niet
voor het verwisselen van dewielen.
Gebruik nooit diagonaal- en
radiaalbanden door elkaar. Dit
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag
waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen,
hetgeen kan leiden tot een
ongeval.
WAARSCHUWING
CBGQ0706
ODH073802
■ Met een volwaardig reservewiel
(indien van toepassing)
■ Zonder reservewiel
Page 496 of 564

7-35
7
Onderhoud
Wielen uitlijnen en balanceren
De wielen van uw auto zijn af fabriek
zorgvuldig uitgelijnd en
gebalanceerd voor een lange
levensduur van de banden en
optimale prestaties.
Normaal gesproken is het niet nodig
de wielen nogmaals uit te lijnen. In
het geval de banden van uw auto
echter abnormale slijtage vertonenof als de auto naar één kant trekt,kan het zijn dat de auto opnieuw
moet worden uitgelijnd.
Wanneer de auto tijdens het rijden
op een vlakke weg trilt, kan het zijndat de wielen opnieuw moeten
worden gebalanceerd.
De verkeerde balanceergewichtjes
kunnen de lichtmetalen velgen
van uw auto beschadigen.
Gebruik alleen goedgekeurde
balanceergewichtjes.
Banden vervangen
Als de band gelijkmatig afgesleten is,
verschijnt de slijtage-indicator als
een ononderbroken lijn door het
loopvlak. Dit geeft aan dat er minderdan 1,6 mm profieldiepte op de band
aanwezig is. Vervang in dat geval deband.
Wacht niet met het vervangen van de
band totdat de slijtage-indicator over
de gehele profielbreedte zichtbaar is.
AANWIJZING
OLMB073027
Slijtage-indicatorOm de kans op ERNSTIG LETSEL te beperken:
Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over
de auto en verminderde
tractie veroorzaken.
Vervang banden altijd door
banden van dezelfde maat als
de originele banden van deze
auto. Het gebruik van eenandere dan de
voorgeschreven bandenmaat
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag en
kan ervoor zorgen dat u de
controle over de auto verliest
of kan invloed hebben op het
antiblokkeersysteem (ABS)
van uw auto, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
(Vervolg)
WAARSCHUWING