Page 57 of 564

2-23
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Stoelverwarming achter (indien van toepassing)
De stoelverwarming achter kan
worden ingeschakeld door op een
van de toetsen te drukken terwijl de
motor draait. Laat de toetsen in stand UIT staan als
de stoelverwarming niet gebruikt
hoeft te worden. Iedere keer als u op de toets drukt,
verandert de termperatuurinstelling
voor de stoel als volgt:
De standaardinstelling voor de
stoelverwarming is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
Informatie
Als de toetsen voor de
stoelverwarming in stand AAN staan,
wordt de stoelverwarming
automatisch in- of uitgeschakeld,
afhankelijk van de temperatuur van
de stoel.
Ventilatiekanaal batterijpakket
Het koelkanaal van het
hybridebatterijpakket bevindt zich
aan de linkerzijde van de
achterstoelen. De luchtinlaat koelt
het batterijpakket.
Als de koelkanaal van het
batterijpakket verstopt zit, raakt het
hybridebatterijpakket mogelijk
oververhit. Zorg ervoor dat er nietsde luchtinlaat afdekt.
i
UIT HOOG ( ) LAAG ( )
OAE036023
OAE036024
Page 58 of 564

2-24
Veiligheidssysteem van uw auto
In dit hoofdstuk wordt beschreven
hoe de veiligheidsgordels op de juiste
manier gebruikt worden. Verder
worden er zaken behandeld die
achterwege moeten worden gelaten
bij het gebruik van de
veiligheidsgordels.
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel
Doe altijd uw veiligheidsgordel om en
zorg ervoor dat al uw passagiers dat
ook doen voordat u wegrijdt. Airbags
(indien van toepassing) zijn
ontworpen als aanvulling op de
veiligheidsgordels als extra
veiligheidsvoorziening en niet ter
vervanging ervan. In de meeste
landen is het gebruik van
veiligheidsgordels door alle
inzittenden verplicht.
VVEEIILL IIGG HH EEIIDD SSGG OO RRDD EELLSS
ALLE inzittenden moeten de
veiligheidsgordel dragen als de
auto in beweging is. Neem de
volgende voorzorgsmaatregelen
bij het afstellen en dragen van
de veiligheidsgordels:
Kinderen tot en met 13 jaar moeten altijd op een
achterstoel plaatsnemen en de
gordel op de juiste manier
dragen.
Laat kinderen nooit op de
voorpassagiersstoel
meerijden, tenzij de airbag is
uitgeschakeld. Als een kind op
de voorpassagiersstoel zit,
moet de stoel zo ver mogelijk
naar achteren worden gezet en
moet het kind goed vast
worden gezet.
Vervoer een baby of kind
NOOIT op de schoot van een
andere inzittende.
Rijd NOOIT met een rugleuning die te ver
achterover staat.
(Vervolg)
WAARSCHUWING (Vervolg)
Vervoer nooit meerdere kinderen op één stoel of
vastgezet met één
veiligheidsgordel.
Draag nooit de
schoudergordel onder de arm
door of achter uw rug.
Zet breekbare voorwerpen
nooit vast met een
veiligheidsgordel. Bij krachtigremmen of een aanrijding
kunnen ze beschadigd raken
door de veiligheidsgordel.
Gebruik de veiligheidsgordel
niet in gedraaide toestand. Een
gedraaide veiligheidsgordel
biedt in geval van een ongeval
onvoldoende bescherming.
Gebruik een veiligheidsgordel
waarvan de band of andere
onderdelen beschadigd zijnniet.
Zet de gesp van de
veiligheidsgordel niet vast in
de gordelsluiting van eenandere stoel.
(Vervolg)
Page 59 of 564

2-25
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Waarschuwingveiligheidsgordels
Waarschuwing bestuurdersgordel
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als het contact in de
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gedurende
ongeveer 6 seconden branden,ongeacht of de gordels zijn
vastgemaakt.
Beschadigde veiligheidsgordels
en gordelmechanismen zullen
niet goed werken. Vervang een
veiligheidsgordel altijd:
Als de gordelband gerafeld,
vervuild of beschadigd is.
Als de sluitingen of andere
componenten beschadigd zijn.
Vervang de complete
veiligheidsgordel als hij
gedragen is tijdens een
ongeval, ook al zijn er aan de
gordelband of het
gordelmechanisme geen
beschadigingen te zien.
WAARSCHUWING (Vervolg)
Maak de veiligheidsgordel tijdens het rijden NOOIT los.
Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kanontstaan.
Controleer of niets de
vergrendeling van de
veiligheidsgordel in de
gordelsluiting hindert. Als dat
wel het geval is, zit de
veiligheidsgordel mogelijk niet
goed vast.
Er mogen geen wijzigingen aan
de gordel worden aangebracht
of hulpmiddelen worden
gebruikt die voorkomen dat het
gordelmechanisme de gordel
strak tegen het lichaam aankan trekken of die het
verstellen van de gordel
onmogelijk maken.
OAM032161L
Page 60 of 564

2-26
Veiligheidssysteem van uw auto
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt nadat
het contact in stand ON is gezet,
brandt het waarschuwingslampje
van de veiligheidsgordel totdat de
veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.
Als u gaat rijden terwijl u de
veiligheidsgordel niet hebt
vastgemaakt, blijft het
waarschuwingslampje branden
totdat u de veiligheidsgordel
vastmaakt.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het waarschuwingslampje van
de desbetreffende veiligheidsgordel
knipperen (indien aanwezig).
Waarschuwing voorpassagiersgordel
(indien van toepassing)
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als het contact in de
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels branden en klinkt
de zoemer gedurende ongeveer 6seconden, ongeacht of de gordels
zijn vastgemaakt.
Als de voorpassagiersgordel niet
wordt vastgemaakt nadat het contact
in stand ON is gezet of als hij wordtlosgemaakt nadat het contact in
stand ON is gezet, gaat het
waarschuwingslampje voor de
desbetreffende veiligheidsgordel
branden totdat de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.Als u de veiligheidsgordel vervolgens
niet vastmaakt en u gaat sneller rijden
dan 9 km/h, gaat het reeds brandende
waarschuwingslampje knipperen tot u
langzamer dan 6 km/h gaat rijden.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordelknipperen
Het rijden in een verkeerde
zitpositie heeft een nadelige
invloed op de werking van de
waarschuwingsfunctie voor de
voorpassagiersgordel. Het is
belangrijk dat de bestuurder de
passagier instrueert goed te
gaan zitten, zoals
voorgeschreven in dit
instructieboekje.WAARSCHUWING
OTLE035082
Page 61 of 564

2-27
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Informatie
Het waarschuwingslampje voor de voorpassagiersgordel bevindt zich
in de middenconsole.
Ook als er niemand op de voorpassagiersstoel zit, zal het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel gedurende 6
seconden knipperen of branden.
Als er bagage op de voorpassagiersstoel geplaatst wordt,
kan het waarschuwingslampje van
de veiligheidsgordel ook gaan
knipperen.
Waarschuwing
achterpassagiersgordel
(indien van toepassing)
Als het contact in stand ON wordt
gezet (motor draait niet) wanneer de
driepuntsgordel van de
achterpassagier niet is vastgemaakt,
gaat het waarschuwingslampje van
de desbetreffende veiligheidsgordel
branden totdat de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.
In de volgende gevallen brandt het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel
achter vervolgens gedurende
ongeveer 35 seconden: - U start de motor wanneer de
veiligheidsgordel achter niet is
vastgemaakt.
- U gaat sneller dan 9 km/h rijden wanneer de veiligheidsgordel
achter niet is vastgemaakt.
- De veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt wanneer u langzamer
dan 20 km/h rijdt.
Als de veiligheidsgordel achter wordt
vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje onmiddellijk uit.
Als de veiligheidsgordel achter wordt losgenomen bij een snelheid diehoger is dan 20 km/h, zal gedurende35 seconden het bijbehorende
waarschuwingslampje gaanknipperen en de
waarschuwingszoemer klinken.
Wordt de heup-/schoudergordel van
de achterpassagiers echter
tweemaal los- en vastgemaaktbinnen 9 seconden nadat de gordel is
vastgemaakt, dan zal het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel niet
gaan branden.
i
OTLE035083
Page 62 of 564

2-28
Veiligheidssysteem van uw auto
Veiligheidsgordels
Driepuntsgordel
Vastmaken van de veiligheidsgordel:
Trek de gordel uit de
blokkeerautomaat en plaats demetalen gesp (1) in de gordelsluiting
(2). Wanneer de gesp in de
gordelsluiting vergrendelt, is een klik
hoorbaar.
De veiligheidsgordel rolt automatisch tot de juiste lengte op nadat het
heupgedeelte met de hand strak over
uw heupen is getrokken. Als u zich
langzaam voorover beweegt, rolt degordel af en hebt u een maximale
bewegingsruimte.Bij een noodstop of een aanrijding zal
de gordel geblokkeerd worden.
Daarnaast zal de gordel blokkeren
wanneer u te snel naar voren buigt.
Als u de gordel niet gemakkelijk
uit de blokkeerautomaat kunt
trekken, trekt u de gordel eerst aan
en laat u hem daarna oprollen. Na
het loslaten kunt u de gordel
gemakkelijk uittrekken.
AANWIJZING
ODH033055
ODH033056
Een onjuist afgestelde
veiligheidsgordel kan de kans op
ernstig letsel bij een ongeval
vergroten. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
afstellen van de veiligheidsgordel:
Plaats het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel zo laag
mogelijk over uw heupen en niet
over uw middel, zodat de gordel
strak aanligt. Hierdoor vangen de
sterke heupbeenderen de kracht
van de aanrijding op en wordt dekans op inwendig letsel
gereduceerd. (Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 63 of 564

2-29
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Hoogteverstelling
U kunt de hoogte van het bovenste
bevestigingspunt van deschoudergordel in vier standen
afstellen voor maximaal comfort en
een maximale veiligheid.
Het schoudergedeelte moet zodanig
worden afgesteld dat het over de
borst en het midden van de schouder
loopt, en nooit over de nek.Verhoog of verlaag het bovenste
bevestigingspunt van de
veiligheidsgordel tot de juiste hoogte.
Trek het bovenste bevestigingspunt (1) omhoog om het hoger af te stellen.
Druk het bovenste bevestigingspuntomlaag (3) en houd daarbij de knop
(2) ingedrukt om het bovenste
bevestigingspunt lager af te stellen.
Laat de knop los om het bovenste
bevestigingspunt in de ingestelde
positie te blokkeren. Probeer het
bovenste bevestigingspunt omhoog of
omlaag te schuiven om te controleren
of het geblokkeerd is.
Losmaken van de veiligheidsgordel:
Druk op de ontgrendelknop (1) van de gordelsluiting.
Als de gordel losgemaakt is, moet hij
automatisch oprollen. Controleer als
dat niet gebeurt of de gordel niet
gedraaid is en probeer het opnieuw.
OAD035027
■
Voorstoel
(Vervolg)
De schoudergordel moet over de ene arm en onder de andere arm
door lopen, zoals aangegeven inde afbeelding.
Vergrendel het bevestigingspunt
van de schoudergordel altijd op
de juiste hoogte.
Laat de schoudergordel nooit
langs uw nek of over uw gezichtlopen.
ODH033057
Page 64 of 564

2-30
Veiligheidssysteem van uw auto
Middelste veiligheidsgordelachter
(driepuntsgordel middelstezitplaats achter)
1.Steek de gesp (A) in de gordelsluiting (A') totdat een klik
hoorbaar is. De klik geeft aan dat
de gordel goed vergrendeld is.
Zorg ervoor dat de gordel niet
verdraaid zit. 2. Trek aan de gesp (B) en steek
deze in de gordelsluiting (B') totdat
een klik hoorbaar is. De klik geeftaan dat de gordel goed
vergrendeld is. Zorg ervoor dat de
gordel niet verdraaid zit.
Gebruik voor het bevestigen van de
middelste veiligheidsgordel achterde gordelsluiting met de aanduidingCENTER.
Informatie
Als het u niet lukt om de
veiligheidsgordel uit de
blokkeerautomaat te trekken, trek dan
krachtig aan de gordel en laat hem
vervolgens los. Na het loslaten kunt u de
gordel gemakkelijk uittrekken.
Gordelspanner veiligheidsgordel (indien van toepassing)
Uw auto is uitgerust met
veiligheidsgordels met
gordelspanners voor de bestuurder,
de voorpassagier en de passagiers
op de buitenste zitplaatsen achter
(indien van toepassing)(gordelspanners met
blokkeerautomaat). Het doel van de
gordelspanner is ervoor te zorgen dat
de veiligheidsgordel strak tegen het
lichaam van de inzittende ligt bij
bepaalde frontale aanrijdingen. Degordelspanners kunnen samen met
de airbags worden geactiveerd als de
frontale aanrijding ernstig genoeg is.
i
OAE036027
OLMB033039
OAE036068L