Page 377 of 564

5-58
Rijden met uw auto
- Rijden op een helling
De prestaties van de AEB nemen af
bij het op- of afrijden van een helling
omdat het systeem een voorligger op
dezelfde rijstrook mogelijk niet
herkent. De AEB kan onnodig een
waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarm geven ofhelemaal geen
waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarm geven. Als de AEB na de top plotseling een
voorligger signaleert, kan er sterk
gedecelereerd worden.
Kijk altijd voor u tijdens het op- of
afrijden van een helling en trap indiennodig het rempedaal in om uw
rijsnelheid te reduceren en een veiligetussenafstand te houden.- Wisselen van rijstrook
Wanneer een voorligger van rijstrook
wisselt, wordt de auto mogelijk nietdirect door het AEB-systeem
gesignaleerd, met name wanneer de
auto plotseling van rijstrook wisselt.
Bewaar in dit geval altijd voldoende
afstand tot de voorligger, zodat u de
auto veilig tot stilstand kunt brengen
en trap indien nodig het rempedaal in
om uw rijsnelheid te verlagen.
Wanneer u in langzaam rijdend en
stilstaand verkeer rijdt en een
voorligger de rijstrook verlaat, wordt
uw nieuwe voorligger mogelijk nietdirect door het AEB-systeem
herkend. Bewaar in dit geval altijd
voldoende afstand tot de voorligger,
zodat u de auto veilig tot stilstand
kunt brengen en trap indien nodig
het rempedaal in om uw rijsnelheid
te verlagen.
OAE056103OAE056109OAE056102
Page 378 of 564

5-59
Rijden met uw auto
5
- Uw voorligger signaleren
Als uw voorligger een grote, naar
achteren uitstekende lading heeft of
een grotere bodemvrijheid heeft dan
uw auto, moet u extra goed opletten.
Mogelijk wordt de naar achteren
uitstekende lading niet door het
AEB-systeem gesignaleerd. Bewaar
in deze gevallen altijd voldoendeafstand tot het object dat het dichtst
voor u is, zodat u de auto veilig tot
stilstand kunt brengen en trap indiennodig het rempedaal in om uw
rijsnelheid te verlagen.
Signaleren van voetgangers(indien van toepassing)
De werking van de sensor wordt
mogelijk in de volgende gevallen
beperkt:
De voetganger wordt niet goed gesignaleerd door het
cameraherkenningssysteem als de
voetganger bijvoorbeeld voorover
buigt of niet volledig rechtop loopt
De voetganger beweegt zeer snel of verschijnt plotseling in het
detectiegebied van de camera
De voetganger draagt kleding die wegvalt tegen de achtergrond,
waardoor deze moeilijk door het
cameraherkenningssysteem kan
worden gesignaleerd
De buitenverlichting is te fel (bijvoorbeeld bij het rijden in fel
zonlicht of de schittering van de
zon) of te donker (bijvoorbeeld 'snachts op het platteland) Het is moeilijk om de voetganger te
signaleren en te onderscheiden
van andere objecten in de buurt,
bijvoorbeeld wanneer er een groep
voetgangers of een grote groepmensen is
Er wordt een object gesignaleerd dat een vergelijkbare vorm heeftals het menselijk lichaam
De voetganger is klein
De voetganger is lichamelijk gehandicapt
De herkenning door de sensor is beperkt
OAE056105
Page 379 of 564
5-60Informatie
In sommige gevallen wordt het AEB-
systeem mogelijk uitgeschakeld
wanneer het systeem wordt
blootgesteld aan elektromagnetische
interferentie.
i
Rijden met uw auto
Gebruik het Autonomous
Emergency Braking-systeem
niet tijdens het slepen van een
auto. Het gebruik van hetAEB-systeem tijdens het
slepen kan de veiligheid van
uw auto of de auto die wordt
getrokken negatief
beïnvloeden
Wees uiterst voorzichtig als
uw voorligger een grote, naar
achteren uitstekende lading
heeft of een groterebodemvrijheid heeft dan uwauto. (Vervolg)
(Vervolg)
Het AEB-systeem is
ontworpen om de voorliggerte signaleren en in de gaten te
houden of om een voetgangerop de weg te signaleren door
middel van radarsignalen en
cameraherkenning. Het is niet
ontworpen om fietsen,motorfietsen of kleinere
objecten op wielen, zoals
bagagetassen, winkelwagens
of kinderwagens tesignaleren.
Probeer nooit de werking van het AEB-systeem te testen.
Anders kunt u ernstig letseloplopen.
WAARSCHUWING
Page 380 of 564

5-61
Rijden met uw auto
5
Het Lane Keeping Assist System
signaleert rijstrookmarkeringen op
de weg en assisteert de bestuurder
bij het besturen van de auto om de
auto in de juiste rijstrook te houden.
Als het systeem signaleert dat de
auto zijn rijstrook dreigt te verlaten,
wordt de bestuurder zichtbaar en
hoorbaar gewaarschuwd, terwijl
tegelijkertijd een lichte
tegenstuurkracht wordt uitgeoefend,
om te proberen te voorkomen dat de
auto buiten de rijstrook terechtkomt.
LLAA NN EE KK EEEEPP IINN GG AA SSSSIISS TT --SS YY SSTT EEEEMM (( LL KK AA SS)) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAE056048 Het Lane Keeping Assist-
systeem is geen vervanging
voor een veilig rijgedrag, maar
dient slechts als hulpmiddel.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijd de
omgeving in de gaten te houdenen het stuurwiel te bedienen.
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van het
Lane Keeping Assist-systeem
(LKAS) altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
Het stuurwiel wordt niet
continu bediend; als derijsnelheid te hoog is wanneer
u van rijstrook wisselt, wordt
de auto mogelijk niet door hetsysteem bediend.
Bedien het stuurwiel niet plotseling wanneer dit door het
systeem wordt bediend.
Het LKAS voorkomt dat de
bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat door de
besturing te ondersteunen.
(Vervolg)
(Vervolg)De bestuurder dient echter niet
volledig op het systeem te
vertrouwen, maar altijd zelf
controle te houden over het
stuurwiel om op de rijstrook te
blijven.
Let altijd op de wegomstandigheden en de
omgeving en wees voorzichtig
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld, niet werkt of
een storing vertoont.
Het systeem signaleert
rijstrookmarkeringen via eencamera en bedient het
stuurwiel. Als de
rijstrookmarkeringen moeilijk
te signaleren zijn, werkt het
systeem daardoor mogelijkniet goed.
Raadpleeg "Beperkingen van het systeem".
Probeer de LKAS-camera niet te repareren en verwijder de
onderdelen ervan niet.
Plaats tijdens het rijden geen
voorwerpen op het dashboard
die licht reflecteren.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 381 of 564

5-62
Rijden met uw auto
Werking LKAS
Activeren van het LKAS:
Druk op de toets LKAS op het
dashboard, links van de bestuurder,terwijl het contact in stand ON staat.Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aan
dat het LKAS in de status READY
(gereed) en NOT ENABLED (niet
ingeschakeld) staat.
(Vervolg)
Bevestig geen accessoires
nabij de binnenspiegel.
Breng geen gekleurde coating
aan op de voorruit.
De werking van het LKAS kan
worden beïnvloed door
verschillende factoren,
inclusief omgevingsfactoren,
die ervoor zorgen dat de
camera de rijstroken voor u
mogelijk niet goed signaleert.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijdop de weg te letten en de auto
te allen tijde op de rijstrook tehouden.
Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKAS is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Keep handson steering wheel" (houd uwhanden aan het stuurwiel) is
gegeven, stopt het systeem
met de bediening van hetstuurwiel.
Wees altijd voorzichtig wanneer u het systeem
gebruikt.
■
Type A
OAE056049L■Type B
OAE056050L
Page 382 of 564

5-63
Rijden met uw auto
5
Activeren LKAS
Het LKAS-scherm verschijnt op hetSCC/LKAS-scherm van het LCD-
display als het systeem wordt
geactiveerd.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen wordengesignaleerd en aan alle
voorwaarden voor activering van
het LKAS wordt voldaan, gaat het
stuurwielcontrolelampje groen
branden en verandert het
controlelampje LKAS van wit naar
groen. Dit geeft aan dat het LKAS-systeem zich in de status
ENABLED (ingeschakeld) bevindt
en dat het stuurwiel kan wordenbediend. Als het systeem een
rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van grijs naarwit.
Als het systeem de linker rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de linker
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
OAEE056122L Het Lane Keeping Assist System is een systeem dat
moet voorkomen dat de
bestuurder onbedoeld zijn
rijstrook verlaat. De bestuurder
moet echter niet uitsluitend op
het systeem vertrouwen, maartijdens het rijden altijd op dewegomstandigheden letten.
WAARSCHUWING ■
Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056123L/OAEE056124L
Page 383 of 564
5-64
Rijden met uw auto
Als het systeem de rechterrijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de rechter
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
Beide rijstrookmarkeringen moeten worden gesignaleerd om
het systeem volledig te activeren.
Als u een rijstrookmarkeringoverschrijdt, wordt de
desbetreffende rijstrookmarkering
knipperend (geel) weergegeven op
het LCD-display.
Als er een stuurwielsymbool wordt weergegeven, regelt het systeem
de besturing van de auto om te
voorkomen dat de auto de
rijstrookmarkering overschrijdt. Als niet aan alle voorwaarden wordt
voldaan om het LKAS te activeren,
werkt het systeem als LDWS (Lane
Departure Warning-systeem) en
wordt de bestuurder alleen
gewaarschuwd als hij
rijstrookmarkeringen overschrijdt.■
Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056127L/OAEE056128L
■ Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056125L/OAEE056126L
Page 384 of 564

5-65
Rijden met uw auto
5
Keep hands on steering wheel
(Houd uw handen op het stuur)
Als de bestuurder gedurende enkele
seconden de handen van hetstuurwiel neemt terwijl het LKAS is
geactiveerd, waarschuwt hetsysteem de bestuurder metzichtbare en hoorbare signalen.
Driver's grasp not detected.
LKAS will be disabled momentarily
(Geen bestuur- dersgrip. LKAS
uitgeschakeld)
Als de bestuurder zijn handen na
enkele seconden nog niet op het
stuurwiel heeft gelegd, wordt hetstuurwiel niet door het systeem
bediend en wordt de bestuurder
alleen gewaarschuwd wanneer de
bestuurder de rijstrookmarkering
overschrijdt. Als de bestuurder echter zijn handen
weer op het stuurwiel heeft gelegd,
wordt het stuurwiel weer door hetsysteem bediend.Informatie
Hoewel het stuurwiel door het systeem wordt bediend, kan de
bestuurder nog steeds zelf het
stuurwiel bedienen.
Mogelijk stuurt het stuurwiel wat zwaarder wanneer dit door het
systeem wordt bediend.
i
OAEE056129LOAEE056130L
De waarschuwingsmelding kan
laat worden weergegeven,
afhankelijk van de wegcondities.
Houd het stuurwiel daaromtijdens het rijden altijd met beide
handen vast.
WAARSCHUWING
De bestuurder is
verantwoordelijk voor een
juiste bediening van hetstuurwiel.
Schakel in onderstaande situaties het systeem uit en
bedien de auto zelf.
- Bij slecht weer
- Wanneer de toestand van het wegdek slecht is
- Wanneer de bestuurder regelmatig zelf het stuurwiel moet bedienen.
WAARSCHUWING