Page 65 of 564

2-31
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Wanneer plotseling wordt afgeremd
of wanneer de inzittende te snel
voorover probeert te buigen, wordt de
gordel door de blokkeerautomaat
vergrendeld. Bij bepaalde frontale
aanrijdingen zal de gordelspanner
geactiveerd worden en zal deze de
veiligheidsgordel strakker om het
lichaam van de inzittende trekken.
Als de gordelspanner wordt
geactiveerd en het systeem
registreert dat de spankracht van de
veiligheidsgordel van de bestuurder
of de passagier te groot wordt, zorgt
een spankrachtbegrenzer (indien van
toepassing) ervoor dat de gordel iets
wordt gevierd.
Doe uw veiligheidsgordel altijd om en zit in de juiste houdingop uw stoel.
Gebruik de veiligheidsgordel
niet in te losse of gedraaide
toestand. Een te losse of
gedraaide veiligheidsgordel
biedt in geval van een ongeval
onvoldoende bescherming.
Plaats niets in de buurt van de
gordelsluiting. Dat kan een
juiste werking van de
gordelsluiting belemmeren.
Vervang gordelspanners altijd
als ze geactiveerd zijn of na
een ongeval.
Probeer gordelspanners
NOOIT zelf te controleren,
onderhouden, repareren of
vervangen. Laat dit over aan
een officiële HYUNDAI-dealer.
Stel de veiligheidsgordels niet
bloot aan schokken.
WAARSCHUWING
Raak de onderdelen van het
gordelspannersysteem
gedurende enkele minuten
nadat ze geactiveerd zijn niet
aan. Als de veiligheidsgordel
met gordelspanner tijdens een
aanrijding geactiveerd wordt,
kan de gordelspanner heet
worden, waardoor u
brandwonden zou kunnenoplopen.
WAARSCHUWING
Het veiligheidsgordelsysteem
met gordelspanner kan
beschadigd raken door de
carrosserie aan de voorzijde
van de auto. Daarom adviserenwe u het systeem te latenrepareren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
Page 66 of 564

2-32
Veiligheidssysteem van uw auto
Het veiligheidsgordelsysteem met
gordelspanner bestaat hoofdzakelijk
uit de volgende onderdelen. De
plaats hiervan wordt in bovenstaande
afbeelding aangegeven:
(1) Waarschuwingslampje AIRBAG
(2) Blokkeerautomaat met gordelspanner
(3) Airbagmodule De sensor die de airbagmodule
activeert, is verbonden met de
veiligheidsgordels met
gordelspanner. Het
waarschuwingslampje AIRBAG inhet instrumentenpaneel zal nadat
het contact in stand ON is gezet
ongeveer 6 seconden branden enmoet daarna uitgaan.
Als de gordelspanner niet goed
werkt, zal het
waarschuwingslampje branden,
ook al werkt de airbagmodule goed.
Als het waarschuwingslampje nietgaat branden als de auto AAN
gezet wordt, blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, laat
de veiligheidsgordels met
gordelspanner en/of de airbags dan
zo spoedig mogelijk controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer. Informatie
Zowel de veiligheidsgordel met gordelspanner voor de bestuurder
als die voor de voorpassagier kan bij
bepaalde frontale aanrijdingen en
aanrijdingen van opzij worden
geactiveerd.
De gordelspanners zullen ook worden geactiveerd als de
veiligheidsgordels op het moment
van de aanrijding niet gedragen
worden.
Wanneer de veiligheidsgordels met gordelspanner geactiveerd worden,
kan een luide knal hoorbaar zijn en
kan er fijn stof, dat doet denken aan
rook, zichtbaar worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
Het fijne stof is niet giftig, maar kan huidirritatie veroorzaken. Tevens
dient langdurig inademen van het
stof vermeden te worden. Was de
aan het stof blootgestelde huid
zorgvuldig na een ongeval waarbij
de veiligheidsgordels met
gordelspanner zijn geactiveerd.
iAANWIJZING
OLMB033040/Q
Page 67 of 564

2-33
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Extra voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel
Gebruik van veiligheidsgordelsbij zwangerschap
Ook bij zwangerschap moet de
veiligheidsgordel altijd worden
gedragen. De beste manier om uw
ongeboren kind te beschermen is
uzelf te beschermen door altijd de
veiligheidsgordel te dragen.
Zwangere vrouwen moeten altijd een
driepuntsveiligheidsgordel dragen.
Plaats de schoudergordel over deborstkas en laat hem tussen uwborsten en niet langs uw hals lopen.
Plaats de heupgordel onder uw buik
op zo'n manier dat hij STRAK langs
uw heupen en bekken loopt, onder
uw buik langs.
Kinderen en het gebruik vanveiligheidsgordels
Baby's en kleine kinderen
In de meeste landen zijn regels over
het vervoer van kinderen opgesteld
die het gebruik van een goedgekeurd
kinderzitje, inclusief
zittingverhogingen, verplicht stellen.Regels met betrekking tot de leeftijd
waarboven de veiligheidsgordel mag
worden gebruikt in plaats van een
kinderzitje, verschillen per land. Zorg
er daarom voor dat u op de hoogte
bent van de regelgeving in uw land en
in de landen die u op uw reizen
aandoet. Baby- en kinderzitjes moeten
op de juiste manier worden geplaatsten gemonteerd op een achterstoel.
Raadpleeg voor meer informatie "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk.
Om de kans op ernstig letsel
voor het ongeboren kind bij een
ongeval te beperken, mogen
zwangere vrouwen het
heupgedeelte van de
veiligheidsgordel NOOIT over of
boven de onderbuik dragen.
WAARSCHUWING
Zet een baby of kind ALTIJD op
de juiste wijze vast in een
kinderzitje dat geschikt is voor de
lengte en het gewicht van hetkind.
Om de kans op ernstig letsel voor een kind of een andere inzittende
te beperken, mag u NOOIT een
kind op schoot of in uw armenhouden in een rijdende auto.
Door de grote krachten die bij
een ongeval optreden, zal hetkind uit uw armen en door het
interieur worden geslingerd.
WAARSCHUWING
Page 68 of 564

2-34
Veiligheidssysteem van uw auto
Kleine kinderen zijn bij een ongeval
het best beschermd als ze goed
vastgezet op een achterstoel
vervoerd worden in een wettelijk
goedgekeurd kinderzitje. Controleer
voor de aanschaf van een kinderzitje
of het is voorzien van een label
waarop staat dat het wettelijk
goedgekeurd is. Het kinderzitje moet
geschikt zijn voor de lengte en het
gewicht van het kind dat erin vervoerd
moet worden. Deze informatie moet
op het label van het kinderzitje
vermeld staan. Raadpleeg"Kinderzitjes" in dit hoofdstuk.Grotere kinderen
Kinderen jonger dan 13 jaar en
kinderen die te groot zijn voor een
zittingverhoging moeten altijd op eenachterstoel plaatsnemen en
gebruikmaken van de aanwezige
driepuntsgordels. De
veiligheidsgordel moet strak over de
heupen en over de schouder en
borstkas liggen om het kind veilig op
zijn plaats te houden. Controleerregelmatig of de gordel goed aanligt.
Door de bewegingen van het kind kande gordel niet meer in de juiste positie
komen te liggen. Bij een aanrijding
zitten kinderen het veiligst op een
achterstoel als ze op de juiste manier
gebruik maken van de
veiligheidsgordels.
Als een groter kind (ouder dan 13) op
de voorstoel vervoerd moet worden,
moet het kind de driepuntsgordel op
de juiste manier dragen en moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren
worden geplaatst.Probeer het kind verder naar hetmidden plaats te laten nemen
wanneer het schoudergedeelte over
de hals of het gezicht van het kind
loopt. Maak op de achterstoel gebruik
van een geschikte zittingverhoging
wanneer de schoudergordel het
gezicht of de hals nog steeds raakt.
Zorg ervoor dat grotere
kinderen de veiligheidsgordel
altijd dragen en controleer of
deze goed is afgesteld.
Laat het schoudergedeelte
van de gordel NOOIT langs de
hals of langs het gezicht vanhet kind lopen.
Zet nooit meer dan één kind
vast met een enkele
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING
Page 69 of 564

2-35
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Gehandicapten en het gebruikvan veiligheidsgordels
Ook gehandicapten die in de auto
vervoerd worden, moeten
gebruikmaken van de
veiligheidsgordel. Neem voor meer
informatie contact op met een arts.
Een persoon perveiligheidsgordel
Een enkele gordel mag nooit
gedragen worden door twee personen
(ook niet door een volwassene en een
kind). Als dat wel gedaan wordt, kan
dat bij een aanrijding resulteren in
ernstig letsel.
Zet de rugleuning niethorizontaal
Het tijdens het rijden zitten op een
stoel met een rugleuning die te ver
achterover staat kan gevaarlijk zijn.
Ook bij het dragen van de
veiligheidsgordel neemt de
bescherming die de
veiligheidssystemen
(veiligheidsgordels en/of airbags)bieden, aanzienlijk af als de
rugleuning te ver achterover staat.
De veiligheidsgordel moet strak over
uw heupen en borst lopen voor een
maximale effectiviteit.
Bij een ongeval kunt u tegen de
veiligheidsgordel aan geslingerd
worden, waardoor u nekletsel ofander letsel op kunt lopen.
Hoe verder de rugleuning naar
achteren staat, hoe groter de kans is
dat de inzittende bij een aanrijding
onder het heupgedeelte van degordel door schiet of dat de nek in
aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.Rijd NOOIT met een rugleuning
die te ver achterover staat.
Als de rugleuning te ver
achterover staat, neemt dekans op ernstig letsel bij eenaanrijding of een noodstop
aanzienlijk toe.
Bestuurder en passagiers moeten altijd goed in hun stoel
zitten, de gordel op de juiste
manier dragen en de
rugleuning zo ver mogelijk
rechtop zetten.
WAARSCHUWING
Page 70 of 564

2-36
Veiligheidssysteem van uw auto
Verzorging van
veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels mogen niet
worden gedemonteerd of
gemodificeerd. Verder moet er op
worden gelet dat de gordels en de
onderdelen daarvan niet beschadigd
worden door de scharnieren van de
stoelen, de portieren of anderszins.
Periodieke controle
Alle veiligheidsgordels dienenregelmatig op slijtage ofbeschadigingen gecontroleerd te
worden. Beschadigde onderdelen
dienen zo spoedig mogelijk
vervangen te worden.
Houd de gordels schoon endroog
Veiligheidsgordels moeten schoon en
droog gehouden worden. Als ze vuil
zijn geworden, kunnen ze wordengereinigd met een milde
zeepoplossing en warm water.
Bleekmiddelen, kleurstoffen, sterkeoplosmiddelen of reinigingsmiddelenmet schurende bestanddelen mogen
niet worden gebruikt omdat ze het
gordelmateriaal kunnen beschadigen
of verzwakken.
Wanneer moeten de
veiligheidsgordels vervangenworden
De veiligheidsgordels moeten in hun
geheel worden vervangen als de auto
bij een aanrijding betrokken is
geweest. Dat is ook het geval als de
veiligheidsgordels niet zichtbaar
beschadigd zijn. We adviseren ucontact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
Page 71 of 564

2-37
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Onze aanbeveling:
Vervoer kinderen altijd op de
achterstoelenOm de kans op letsel bij een ongeval, noodstop of een plotselingemanoeuvre te minimaliseren, dienenkinderen jonger dan 13 jaar op eenachterstoel te zitten in een geschikt
kinderzitje.
Volgens ongevallenstatistieken lopen
kinderen minder risico in eenkinderzitje op een achterstoel dan in
een kinderzitje op de voorstoel.
Kinderen die te groot zijn voor een
kinderzitje, moeten de aangebrachte
veiligheidsgordels gebruiken.
In de meeste landen zijn regels over
het vervoer van kinderen opgesteld die
het gebruik van een goedgekeurd
kinderzitje verplicht stellen.Regels met betrekking tot de limieten
voor leeftijd en lengte/gewicht
waarboven de veiligheidsgordel mag
worden gebruikt in plaats van een
kinderzitje, verschillen per land. Zorg er
daarom voor dat u op de hoogte bent
van de regelgeving in uw land en in de
landen die u op uw reizen aandoet. Kinderzitjes moeten op de juiste
manier op de stoel worden bevestigd.
Gebruik altijd een kinderzitje dat in uw
land wettelijk goedgekeurd is.
KK
IINN DDEERR ZZIITT JJEE SS (( CC RR SS))
Vervoer kinderen altijd in een
passend kinderzitje. Kinderen,
van welke leeftijd dan ook, lopen
minder risico als ze op een
achterstoel vervoerd worden.Gebruik nooit een kinderzitje
waarbij het kind met het gezicht
naar achteren gericht op de
voorstoel zit, tenzij de airbag is
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Page 72 of 564

2-38
Veiligheidssysteem van uw auto
Kinderzitjes (CRS)
Baby's en kleine kinderen moeten met
de rug of met het gezicht in de
rijrichting worden vervoerd in een
geschikt kinderzitje. Dit kinderzitje
moet correct zijn bevestigd op de
stoel. Lees de aanwijzingen van de
fabrikant voor het plaatsen en het
gebruik van het kinderzitje en volg
deze aanwijzingen op.
Kiezen van een kinderzitje (CRS)
Doe bij het kiezen van een kinderzitje
altijd het volgende:
Controleer of het kinderzitje isvoorzien van een label waarop staat
dat het desbetreffende zitje wettelijk
goedgekeurd is.
Een kinderzitje mag alleen worden
gebruikt als het is goedgekeurd
conform de norm ECE-R 44 of ECE-R 129.
Kies het kinderzitje op basis van de lengte en het gewicht van uw kind. U
vindt deze informatie normaal
gesproken op het verplichte label of
in de gebruiksaanwijzing.
Kies een kinderzitje dat past op de zitplaats van uw auto waarop het
zitje geplaatst gaat worden.
Lees de waarschuwingen en aanwijzingen van de fabrikant voor
het plaatsen en het gebruik van het
kinderzitje en volg de aanwijzingen
op.Volg altijd de aanwijzingen van
de fabrikant voor het plaatsen en
het gebruik van het kinderzitje.
Zet uw kind altijd op de juiste
wijze vast in het kinderzitje.
Gebruik nooit een kinderzitje dat
over de rugleuning van een stoel
"vasthaakt"; een dergelijk zitje
biedt mogelijk geen adequate
bescherming bij een ongeval.
Laat een HYUNDAI-dealer na
een ongeval het kinderzitje, de
veiligheidsgordels, de ISOFIX-
bevestigingspunten en het Top
Tether-bevestigingspunt
controleren.
WAARSCHUWING