Page 409 of 564

5-90
Rijden met uw auto
In bochten
Bewegende auto's op uw rijstrookworden mogelijk niet door het
Smart Cruise Control-systeem
gesignaleerd. Uw auto accelereert
dan wellicht naar de ingestelde
snelheid. Ook neemt de rijsnelheid
af wanneer de voorligger plotseling
wordt herkend.
Selecteer in bochten de geschikte ingestelde snelheid en trap indiennodig het rempedaal of gaspedaalin. Uw rijsnelheid wordt mogelijk
verlaagd als gevolg van een auto op
de aangrenzende rijstrook.
Trap het gaspedaal in en selecteer de geschikte ingestelde snelheid.Controleer of de
wegomstandigheden een veilige
bediening van de Smart Cruise
Control mogelijk maken.
Op hellingen
Bewegende auto's op uw rijstrook
worden bij het helling op of af
rijden mogelijk niet door het Smart
Cruise Control-systeem herkend.
Uw auto accelereert dan wellicht
naar de ingestelde snelheid. Ook
neemt de rijsnelheid snel af
wanneer de voorligger plotseling
wordt herkend.
Selecteer op hellingen de geschikte ingestelde snelheid en
trap indien nodig het rempedaal ofgaspedaal in.
OAE056102
OAE056101
OAE056100
Page 410 of 564

5-91
Rijden met uw auto
5
Wisselen van rijstrook
Een auto die vanuit eenaangrenzende rijstrook invoegt,
kan pas door de sensor worden
herkend wanneer hij zich binnen
het detectiebereik van de sensor
bevindt.
De radar signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling
invoegt. Let altijd op het verkeer en
de weg- en rijomstandigheden.
Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheidmogelijk af om de afstand tot de
voorligger aan te houden.
Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw automogelijk tot de ingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen niet door de sensor worden
herkend:
-Smalle voertuigen, zoals
motorfietsen of fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers
zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend:
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OAE056104OAE056103
Page 411 of 564
5-92
Rijden met uw auto
Mogelijk accelereert uw autowanneer een voorligger verdwijnt.
Rijd voorzichtig wanneer u wordt gewaarschuwd dat uw voorligger
niet wordt gesignaleerd. Wanneer u in langzaam rijdend en
stilstaand verkeer rijdt en een
voorligger de rijstrook verlaat,
wordt uw nieuwe voorliggermogelijk niet direct door het
systeem herkend. Bewaar in dit
geval altijd voldoende afstand tot
de voorligger, zodat u de auto
veilig tot stilstand kunt brengen en
trap indien nodig het rempedaal in
om uw rijsnelheid te verlagen. Pas altijd op voor voetgangers
wanneer uw auto een bepaalde
afstand tot uw voorliggeraanhoudt.
OAE056110OAE056109OAE056108
Page 412 of 564

5-93
Rijden met uw auto
5
Let altijd op auto's die hoger zijn ofauto's met lading die aan de
achterzijde van de auto uitsteekt. (Vervolg)
Het Smart Cruise Control- systeem kan een stilstaande
auto, voetgangers of een
tegemoetkomende auto niet
herkennen. Wees voorzichtig
en kijk altijd vooruit om te
voorkomen dat zich
onverwachte en plotselinge
situaties voordoen.
Voorliggers die regelmatig van
rijstrook wisselen zorgen
mogelijk voor een vertraging
in de reactie van het systeem
of zorgen er mogelijk voor dat
het systeem op een voertuig
reageert dat eigenlijk in een
aangrenzende rijstrook rijdt.
Rijd altijd voorzichtig om
onverwachte en plotselinge
situaties te voorkomen.
(Vervolg)OAE056105Neem bij het gebruik van de
Smart Cruise Control de
volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Wanneer een noodstop
noodzakelijk is, moet u het
rempedaal intrappen. De autokan niet in alle noodsituaties
tot stilstand worden gebracht
door het Smart Cruise
Control-systeem.
Houd een veilige afstand aan
overeenkomstig dewegomstandigheden en de
rijsnelheid. Als de afstand tot
de voorligger tijdens het rijden
met hoge snelheden te klein
wordt, kan een ernstige
aanrijding het gevolg zijn.
Zorg dat u voldoende remafstand hebt en decelereerindien nodig door hetrempedaal in te trappen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 413 of 564
5-94
Rijden met uw auto
Het Smart Cruise Control-systeem
werkt mogelijk tijdelijk niet door:
Elektrische interferentie
Een gewijzigde wielophanging
Verschillen in bandenslijtage ofbandenspanning
Het monteren van andere soorten banden
AANWIJZING
(Vervolg)
Let altijd op de geselecteerde snelheid en de afstand tot de
voorligger.
Let altijd goed op de
rijomstandigheden en regel
uw rijsnelheid, aangezien het
Smart Cruise Control-systeem
ingewikkelde rijsituaties
mogelijk niet herkent.
Page 414 of 564

5-95
Rijden met uw auto
5
Gevaarlijke rijomstandigheden
Neem onderstaande
voorzorgsmaatregelen als er sprake
is van gevaarlijke omstandigheden,
zoals water, sneeuw, ijs, modder of
zand op het wegdek:
Rijd voorzichtig en houd rekeningmet een langere remweg.
Vermijd plotseling remmen of sturen.
Probeer weg te rijden in de tweede versnelling als uw auto vastzit in
sneeuw, modder of zand.Accelereer langzaam om onnodig
doorslippen van de wielen te
voorkomen.
Gebruik zand, pekel, sneeuwkettingen of ander
antislipmateriaal onder de
aangedreven wielen voor extra
tractie als de auto vast komt te
zitten in ijs, sneeuw of modder.
Op eigen kracht lostrekken
van de auto
Draai eerst het stuurwiel een aantal
keren naar rechts en naar links om
de voorwielen vrij te maken wanneer
de auto vastzit in sneeuw, zand ofmodder en het nodig is de auto heen
en weer te schommelen om te
proberen hem los te trekken. Schakel
vervolgens afwisselend stand R
(achteruit) en een vooruitversnellingin.
Probeer te voorkomen dat de wielen doorslippen en laat de motor niet
met een te hoog motortoerental
draaien.
Wacht met schakelen tot de wielen niet meer doorslippen om schade
aan de transmissie te voorkomen.Laat het gaspedaal los tijdens het
schakelen en trap licht op het
gaspedaal bij een ingeschakelde
versnelling. Door de wielen
langzaam in voor- en achterwaartse
richting door te laten slippen,ontstaat een schommelende
beweging waardoor de auto weer vrij
kan komen.
SSPP EECCIIAA LLEE RR IIJJ OO MM SSTT AA NN DDIIGG HH EEDD EENN
Op een glad wegdek
terugschakelen bij een
automatische transmissie kan
een ongeval veroorzaken. Door
de plotselinge verandering inwielsnelheid kunnen de banden
slippen. Wees voorzichtig met
het terugschakelen op een gladwegdek.
WAARSCHUWING
Page 415 of 564

5-96
Rijden met uw auto
Informatie
Het ESC-systeem (indien van
toepassing) moet worden
uitgeschakeld alvorens te proberen de
auto op eigen kracht los te krijgen. Als de auto na enkele
schommelpogingen nog vastzit,dient u de auto los te laten trekken
om oververhitting van de motor en
beschadiging van de transmissie
en banden te voorkomen. Zie"Slepen" in hoofdstuk 6.Vloeiend nemen van bochten
Voorkomen remmen en schakelen in
bochten, vooral op een nat wegdek.Het beste is licht accelererend de
bocht uit te rijden.
Rijden in het donker
Het rijden in het donker levert meer
gevaren op dan het rijden bij
daglicht. Hier volgt een aantal
belangrijke tips om te onthouden:
Rijd langzamer en houd meer afstand tussen u en uw voorliggers
omdat het zicht in het donker
beperkter is, vooral in gebieden
waar geen straatverlichting is.
Stel uw spiegels bij om verblinding door de koplampen van andere
auto's te beperken.
Houd uw koplampen schoon en op de juiste wijze afgesteld. Vuile of
verkeerd afgestelde koplampen
beperken het zicht in het donker.
Kijk niet rechtstreeks in de koplampen van tegemoetkomende
auto's. U kunt daardoor tijdelijk
verblind raken en het duurt enkele
seconden voordat uw ogen weer
aan de duisternis gewend zijn.
AANWIJZING
i
Als de auto vast is komen te
zitten en de wielen hevig
spinnen, kan de temperatuur
van de banden zeer snel
oplopen. Als de banden
beschadigd raken, kunnen de
banden klappen. Dit is een
gevaarlijke situatie; uzelf en
anderen kunnen gewond raken.
Voer deze procedure niet uit alser mensen of obstakels in de
directe nabijheid van de autoaanwezig zijn.
Als u de auto vrij probeert te
krijgen, kan de auto snel
oververhit raken, waardoor er inde motorruimte brand of andere
schade kan ontstaan. Probeer
het spinnen van de wielen zo
veel mogelijk te vermijden, om
oververhitting van de banden of
de motor te voorkomen. Laat de
wielen NIET doorslippen bij
snelheden hoger dan 56 km/h.
WAARSCHUWING
Page 416 of 564

5-97
Rijden met uw auto
5
Rijden in de regen
Regen en natte wegen kunnen het
rijden gevaarlijk maken. Hier volgt
een aantal aandachtspunten voor
het rijden in de regen of op een glad
wegdek:
Verlaag uw snelheid en bewaarmeer afstand tot uw voorligger.
Door hevige regenval zal het zicht
beperkt worden en de remweg
groter worden.
Schakel de cruise control uit. (indien van toepassing)
Vervang de ruitenwisserbladen als ze strepen achterlaten of bepaalde
stukken overslaan.
Zorg ervoor dat de banden voldoende profiel hebben.
Wanneer uw banden niet
voldoende profiel hebben, kunnende wielen bij hard remmen op een
nat wegdek gaan slippen waardoor
een ongeval kan ontstaan. Zie
"Profiel" in hoofdstuk 7.
Schakel uw koplampen in zodat anderen u beter kunnen zien. Te snel door grote waterplassen
rijden kan het remvermogen
negatief beïnvloeden. Als u door
plassen moet rijden, probeer ditdan langzaam te doen.
Trap het rempedaal tijdens het rijden licht in totdat de remmen
weer normaal werken wanneer u
vermoedt dat uw remmen nat
geworden zijn.
Aquaplaning
Als er voldoende water op het
wegdek ligt en u hard genoeg rijdt,kan het contact tussen uw auto en
het wegdek grotendeels of geheel
verloren gaan, waardoor op het
water rijdt. Het beste advies is
LANGZAMER te gaan rijden als de
weg nat is. De kans op aquaplaning neemt
toe naarmate de profieldiepte van
de banden vermindert, zie
"Profiel" in hoofdstuk 7.