Page 9 of 292

7
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
o nderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u
daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker in de deuropening van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de banden van
een aanhanger of caravan.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u
daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u
dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000
km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert. Als bij een BlueHDi-dieselmotor het
SCR-systeem uitvalt, stoot de auto te
veel schadelijke stoffen uit. Bezoek in dat
geval z.s.m. het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om er voor te
zorgen dat de uitstoot van stikstofoxide van
uw auto weer aan de norm voldoet.
.
Eco-rijden
Page 10 of 292

8
Instrumentenpaneel met meters
Meters
1.Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Brandstofniveaumeter.
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller (x 1000
t /min).
5. Display.
Toetsen Kleurendisplay
1.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer.
Door de snelheidslimietherkenning
aangegeven snelheid.
2. Schakelindicator en/of bij een auto
met een automatische transmissie
weergave stand selectiehendel, weergave
ingeschakelde versnelling en weergave
geselecteerd programma (Sport en
Sneeuw).
3. Weergavegebied: waarschuwingsmelding
of meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(mph of km/h), actieradius met de AdBlue
®
van het SCR-systeem (km of mijl) enz.
4 Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten
van het contact achter elkaar
weergegeven.
5 Dagteller (km of mijl).
A.
Resetten onderhoudsindicator.
Weergave logboek
waarschuwingsmeldingen.
Herinnering onderhoudsinterval of de
resterende actieradius met betrekking tot
de AdBlue
® van het SCR-systeem (mijl of
k m).
Weergave bandenspanningsinformatie.
B. Dimmer verlichting.
C. Op nul zetten van de dagteller.
Digitaal instrumentenpaneel
Dit instrumentenpaneel kan worden
geconfigureerd.
De inhoud en beschikbaarheid van de
informatie zijn afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de uitvoering van de auto.
Beschrijving
Voorbeeld met de weergavemodus
"PERSOONLIJK".
1.Brandstofniveaumeter.
2. Toerenteller (x 1000
t /min).
3. Schakelindicator.
Status van de automatische transmissie.
Rijstand.
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
5. Instellingen van de snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer.
6. Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet.
Instrumentenpaneel
Page 11 of 292

9
7.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
8. Motorolietemperatuurmeter.
9. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
10. Kilometerteller (km of mijl).
11. Dagteller (km of mijl).
To e t s
A.Kort indrukken: weergave van het
logboek met waarschuwingsmeldingen,
het onderhoudsinterval of de
resterende actieradius met betrekking
tot de AdBlue
® van het SCR-systeem
(km of mijl), en weergave van de
bandenspanningsinformatie.
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de geselecteerde functie).
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie,
andere niet.
Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven
informatie
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus
toont het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e analoge snelheidsmeter,
•
d
e brandstofniveaumeter,
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter,
•
d
e kilometer- en dagteller,
-
op
variabele posities:
•
d
e informatie met betrekking tot de
versnellingsbak en de schakelindicator,
•
d
e digitale snelheidsmeter,
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen
die kortstondig worden weergegeven.
Optioneel weergegeven
informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie
worden weergegeven:
-
d
e toerenteller,
-
de
boordcomputer,
-
d
e rijhulpsystemen,
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar,
-
d
e ingeschakelde audiobron,
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem,
-
d
e analoge snelheidsmeter,
-
h
et motoroliepeil en de
motorolietemperatuur.
Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
-
de
schermkleuren,
-
d
e weergavemodi.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de configuratie van het
touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of miles, km/h of mph), dient
u
de configuratie van de eenheden te wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
F Druk op Instellingen in de
bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer " Thema's ".
F
S
electeer een schermkleur.
1
Instrumentenpaneel
Page 12 of 292

10
Keuze van de weergavemodus
Elke modus is gekoppeld aan een type
informatie dat wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
-
"
METERS": standaardweergave van de
analoge en digitale snelheidsmeter, de
toerenteller, de brandstofniveaumeter,
de koelvloeistoftemperatuurmeter en de
kilometerteller.
-
"
NAVIGATIE": standaardweergave
aangevuld met de informatie over de
huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
navigatie-aanwijzingen). -
"
RIJDEN": standaardweergave aangevuld
met de informatie van de actieve
rijhulpsystemen.
-
"
MINIMA AL": beperkte weergave met
alleen de digitale snelheidsmeter, de
kilometer- en dagteller en, uitsluitend
bij een waarschuwingssituatie,
de brandstofniveaumeter en de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
-
"
PERSOONLIJK": beperkte weergave
met de mogelijkheid tot het selecteren van
optionele informatie voor weergave in de te
personaliseren gedeelten links en rechts.
Configureren van de weergavemodus
"PERSOONLIJK" en selecteren van de weer
te geven gegevens in de te personaliseren
gedeelten van het instrumentenpaneel:
Wijzigen van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel:
F
D
raai aan de rolknop links op het stuur wiel
om de verschillende weergavemodi op het
linkergedeelte van het instrumentenpaneel
weer te geven en erdoorheen te scrollen.
F
D
ruk zodra de gewenste weergavemodus
verschijnt op de knop om te bevestigen.
De nieuwe weergavemodus wordt direct
toegepast.
Als de knop niet wordt bediend, wordt de
geselecteerde weergavemodus na enkele
momenten automatisch toegepast. Met CITROËN Connect Radio
F D ruk op Instellingen in de
bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer "Configuratie ".
F
Sel
ecteer "Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel ".Met CITROËN Connect Nav
F
D
ruk op Instellingen
in de
bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer "
OPTIES ".
F
Sel
ecteer "
Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel ".
F
Sel
ecteer voor elk te personaliseren
gedeelte, links en rechts, het type weer te
geven gegevens met de desbetreffende
scrollpijlen op het touchscreen:
• "
Rijhulpsystemen ".
• "
Standaard " (leeg).
• "
Temperaturen " (motorolie).
• "
Media ".
• "
Navigatie ".
• "
Boordcomputer ".
• "Waakzaamheidsniveau ".
•
"Toerenteller ".
F
B
evestig om de instelling op te slaan en het
menu af te sluiten.
Als de weergavemodus is ingesteld op
"PERSOONLIJK", wordt de nieuwe selectie
direct weergegeven.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Instrumentenpaneel
Page 13 of 292

11
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met
een geluidssignaal en/of de weergave van een
melding op een display.
Door de manier van branden van een lampje
te relateren aan de werkingsfase van de
auto, kunt u bepalen of de situatie normaal
is of dat er een storing is opgetreden; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten
doven als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een uitrustingselement of
een functie.
Permanent brandend
waarschuwingslampje
Bij draaiende motor of tijdens het rijden
wijst het branden van een rood of oranje
waarschuwingslampje op een storing die nader
onderzocht moet worden aan de hand van de
bijbehorende melding en de beschrijving van
het waarschuwingslampje in de documentatie.
Wanneer een lampje blijft branden
De aanduidingen (1) (2) en (3) in de
beschrijving van de lampjes geven aan of
u
naast de onmiddellijk aanbevolen acties
contact met een gekwalificeerde professional
moet opnemen.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
(2): neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
(3) : ga naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
De lampjes (weergegeven als symbolen)
informeren de bestuurder over een defect
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde/
uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
branden op twee manieren (vast of knipperend)
en/of in verschillende kleuren.
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 292

12
Lijst van waarschuwings-/verklikkerlampjes
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode lampjes
STOPBrandt permanent, in
combinatie met een ander
waarschuwingslampje,
de weergave van
een melding en een
geluidssignaal.Geeft een ernstige storing van
de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging, de automatische
transmissie of een ernstige
elektrische storing aan.Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Motoroliedruk Brandt permanent. Een probleem met de motorsmering. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Te hoge
koelvloeistoftemperatuurBrandt permanent.De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog. Voer (1) uit en wacht totdat de motor is afgekoeld
alvorens bij te vullen tot het vereiste niveau. Wanneer
het probleem blijft optreden (2) uitvoeren.
Laadtoestand
accu Brandt permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (ver vuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet
correct gespannen of gebroken enz.).Reinig de polen en klemmen en zet de accuklemmen
weer vast. Als na het starten van de motor het lampje
niet uitgaat, voer dan (2) uit.
Portier(en)
geopend
Brandt permanent, in combinatie met
een melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Als een van de portieren of de
achterklep niet goed is gesloten
(snelheid lager dan 10 km/h).
Brandt permanent, in combinatie
met een melding die het
desbetreffende carrosseriedeel
aangeeft en een geluidssignaal.Als een van de portieren of de
achterklep niet goed is gesloten
(snelheid hoger dan 10 km/h).
Instrumentenpaneel
Page 15 of 292

13
Veiligheidsgordels
losgemaakt of niet
vastgemaaktBrandt permanent
of knippert in
combinatie met een
geluidssignaal.Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Elektrische
parkeerrem Brandt permanent.
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken.
Knippert. De elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch aangetrokken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Voer (1) uit: parkeer op een vlakke (horizontale)
ondergrond.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
Zet bij een auto met een automatische transmissie de
selectiehendel in stand P
.
Zet het contact af en voer (2) uit.
Remmen Brandt permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Voer (1) uit en vul het remvloeistofreser voir bij met de
door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof. Voer
(2) uit als het probleem blijft bestaan.
+ Brandt permanent.
De elektronische remdrukregelaar
(EBD) is defect. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 292

14
Antiblokkeersysteem
(ABS)Brandt permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking van uw auto blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en dan (3).
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Service Brandt tijdelijk in
combinatie met de
weergave van een
melding. Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u
zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of het begin van verzadiging van het
r o e t f i l t e r.
Voer voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uit.
Brandt permanent,
in combinatie met de
weergave van een melding.Er zijn één of meer ernstige
storingen gedetecteerd waarbij geen
specifiek lampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel en voer dan
(3) uit.
+ Lampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel
knippert en
brandt vervolgens
permanent.Het inter val voor de
onderhoudsbeurt is overschreden.
Laat de onderhoudswerkzaamheden aan de auto zo
snel mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af. (2): neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats. (3)
: ga naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Oranje lampjes
Instrumentenpaneel