Page 49 of 292

47
U kunt het openen of sluiten van de
achterklep op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals een van deze
bedieningsmethoden gebruikt,, wordt de
beweging onderbroken.
Als u
na het onderbreken van de beweging
weer een van deze bedieningsmethoden
gebruikt, wordt de beweging omgekeerd.
Handsfree toegang
De functie "Handsfree toegang"
kan in-/uitgeschakeld worden via
het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
Zorg er voor dat u
stabiel staat wanneer
u
de snelle voetbeweging onder de
achterbumper maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem
niet aan – Kans op brandwonden!
Automatische vergrendeling met de
functie " Handsfree toegang "
Opslaan van een
openingshoek
Voor het opslaan van een kleinere openingshoek
van de elektrisch bedienbare achterklep:
F
o
pen de achterklep handmatig of door op de
knop te drukken tot de gewenste hoek,
F
h
oud schakelaar C of schakelaar B aan de
buitenzijde langer dan 3
seconden ingedrukt
(het opslaan wordt bevestigd met een kort
geluidssignaal).
De positie kan alleen worden opgeslagen
als het verschil tussen de gesloten en de
geopende positie van de achterklep groter
is dan 1 meter. Voor het wissen
van de opgeslagen
openingshoek:
F
o
pen de achterklep tot de gewenste hoek;
F
h
oud schakelaar C of schakelaar B aan
de buitenzijde langer dan 3 seconden
ingedrukt (het wissen wordt bevestigd door
een kort geluidssignaal).
Handbediende werking
De achterklep kan met de hand worden bewogen,
zelfs als de elektrische werking ingeschakeld is.
De achterklep mag niet bewegen.
Bij het handmatig openen en sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep wordt de
beweging niet meer ondersteund door gasveren.
Het is dus normaal dat u
zowel bij het openen als
bij het sluiten weerstand voelt.
Deze functie is standaard uitgeschakeld. Druk op deze toets voor het activeren/
deactiveren van de automatische vergrendeling
van de auto bij het met de functie Handsfree
toegang sluiten van de achterklep (bevestigd
door het branden/doven van het groene
lampje).
Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch
wordt geopend en gesloten, kan het
voorkomen dat de elektromotor te warm
wordt waardoor elektrische bediening
tijdelijk niet meer mogelijk is.
Wacht ten minste 10
minuten met het
bedienen van de achterklep om de
elektromotor te laten afkoelen.
Bedien de achterklep handmatig als u
niet
zo lang wilt wachten.
2
Toegang tot de auto
Page 50 of 292

48
De elektrisch bedienbare
achterklep handmatig sluiten
in het geval van een storing
Deze procedure is alleen nodig in het geval van
een storing in de elektrische bediening van de
achterklep.
Als de storing wordt veroorzaakt door de accu, wordt
aanbevolen deze opnieuw op te laden of te ver vangen bij
gesloten achterklep.
In deze situatie is wellicht veel kracht nodig om de
achterklep te sluiten.
F
S
luit de achterklep geleidelijk (zo langzaam mogelijk)
door op het midden van de achterklep te duwen.
Sluit de achterklep niet door aan één kant
te duwen – kans op beschadiging.
Gebruiksvoorschriften
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het trekken van een
aanhanger:
-
s
chakel vooraf de functie "Handsfree
toegang" uit via het configuratiemenu van
de auto,
-
o
f ver wijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep gesloten is.
Onder winterse omstandigheden
Om bedieningsproblemen te voorkomen,
moet sneeuw van de achterklep worden
ver wijderd voordat deze automatisch
wordt geopend.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto in een automatische wasstraat
laat wassen, vergeet dan niet om de auto
eerst te vergrendelen om te voorkomen dat
de achterklep per ongeluk wordt geopend.
Adviezen met betrekking
tot de functie "Handsfree
toegang"
Als de achterklep niet opent na diverse
trapbewegingen onder de bumper, wacht dan
enkele seconden en probeer het nogmaals.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld bij
zware neerslag of ophoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of de
elektronische sleutel wellicht wordt gestoord
door hoogfrequente signalen (smartphone
e n z .) .
De functie kan mogelijk niet correct werken bij
een beenprothese. De functie kan mogelijk niet werken als uw auto
is uitgerust met een trekhaak.
In sommige gevallen gaat de achterklep
mogelijk vanzelf open of dicht, vooral als:
-
u
een aanhanger aankoppelt of loskoppelt;
-
u
een fietsendrager bevestigt of verwijdert;
-
u f
ietsen plaats op een fietsendrager of
deze daarvan verwijdert;
-
u i
ets achter de auto plaatst of optilt;
-
e
en dier de achterbumper nadert;
-
u d
e auto aan het wassen bent;
-
e
r onderhoud aan uw auto wordt uitgevoerd;
-
u h
et reser vewiel wilt pakken (afhankelijk
van de uitvoering).
Houd de elektronische sleutel uit de buurt
van de detectiezone of deactiveer "Handsfree
toegang" om dergelijke problemen te
voorkomen.
Na het installeren van een trekhaak is
het van essentieel belang om contact
op te nemen met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten kalibreren en
een onjuiste werking van de functie
"Handsfree toegang" te voorkomen.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing van de centrale vergrendeling de
achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Toegang tot de auto
Page 51 of 292

49
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. De volgende beveiligingsfuncties worden
door het systeem uitgevoerd:
-
O
mtrekbeveiliging:
Het systeem bewaakt de te openen
carrosseriedelen van de auto. Het alarm gaat
af als iemand een portier, de achterklep of de
motorkap probeert te openen.
-
I
nterieurbeveiliging :
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen. Het
alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als
iets of iemand in de auto beweegt.
-
W
egsleepbeveiliging:
Het systeem controleert op veranderingen in
de positie van de auto. Het alarm gaat af als de
auto wordt opgetild, verplaatst, aangestoten of
aangereden.
Zelfbeveiligingsfunctie : dit systeem
treedt in werking als iemand probeert het
alarm te saboteren. Het alarm gaat af als
iemand de accu, de knop of de kabels van
de sirene probeert los te koppelen of te
beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet de motor af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto of schakel
de super vergrendeling in met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd,
knippert het lampje van de toets één keer
per seconde en gaan de richtingaanwijzers
gedurende ongeveer 2
seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5
seconden
geactiveerd en de interieur- en
wegsleepbeveiliging na 45
seconden.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
omtrek, interieur- en wegsleepbeveiliging
na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Met de afstandsbediening:
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 292

50
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
De omtrek- en wegsleepbeveiliging blijven
actief totdat het alarm voor de tiende keer wordt
geactiveerd.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeldkort indrukken
lang indrukken
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Verlaat de auto.
F V ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Inschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
F
Z
et het contact af en druk binnen
10
seconden op de knop tot het lampje blijft
branden. Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het lampje knippert één keer per
seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Toegang tot de auto
Page 53 of 292

51
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrisch bedienbare ruiten
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
F Duw/trek de schakelaar voorbij het zware punt om de ruit te openen/sluiten. Als
u
de schakelaar loslaat, opent /sluit de ruit
volledig.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen
of sluiten te stoppen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen nog
45 seconden nadat het contact is afgezet,
worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer worden
bediend. Om de ruiten weer te kunnen
bedienen, dient u
het contact aan te zetten.
Blokkering ruitbediening
achter
1.Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter.
4. Linksachter.
5. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare
ruiten achter.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open. Ter bevestiging gaat het rode verklikkerlampje
van de schakelaar branden en wordt er een
melding weergegeven. Het lampje blijft branden
zolang de blokkering is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via
het bedieningspaneel op het bestuurdersportier
te bedienen. Druk, voor de veiligheid van uw kinderen,
op schakelaar 5 om de ruitbediening achter,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing van de ruiten, moet de ruitbediening
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters. Laat de
schakelaar los en trek deze opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
F
H
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 292

52
Panoramisch schuif-/
kanteldak
Het panoramische schuif-/kanteldak bestaat uit
een beweegbaar glazen deel dat over het dak
schuift en een zonnescherm dat onafhankelijk
kan worden geopend. Als het schuif-/kanteldak
wordt geopend, opent automatisch het
zonnescherm.
F
G
ebruik de knoppen in de dakconsole om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te bedienen. A.
Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen), bij
een draaiende motor, in de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem en tot 45
seconden na het
afzetten van het contact of na het vergrendelen
van de auto.
Voor het bedienen van de knoppen van het
dak en zonnescherm moet u controleren
of geen voor werpen of personen de
verplaatsing kunnen belemmeren.
Let vooral op kinderen tijdens het bedienen
van het dak of het zonnescherm.
Als er iets of iemand bekneld raakt tijdens
de beweging van het dak of zonnescherm,
moet u
de bewegingsrichting van het dak
of zonnescherm omdraaien. Druk daar voor
op de desbetreffende knop.
De bestuurder moet zich er van
vergewissen dat de passagiers het dak en
het zonnescherm correct bedienen.
Antiklemvoorziening
Als het dak of zonnescherm tijdens het sluiten
op een obstakel stuit, wordt de beweging
automatisch omgedraaid.
De antiklemvoorziening van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.
Voorzorgsmaatregelen
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het geopende dak – Kans op
ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of ver voerde lading
de beweging van het dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif-/kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van
de auto nat is geworden, wacht dan tot
het volledig droog is alvorens het dak te
bedienen.
Open het dak niet als het met sneeuw of
ijs is bedekt – Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om
het dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet
de ruit weer worden geopend. Druk daar voor op de
desbetreffende schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan
passagierszijde bedient, is het belangrijk om ervoor
te zorgen dat niets het correct sluiten van de ruit
verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn dat de
passagiers op de juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt van
de auto tijdens het sluiten van de ruiten met de
elektronische sleutel of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Toegang tot de auto
Page 55 of 292

53
Controleer geregeld de staat van de
rubbers van het dak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren, enz.).
Zorg er bij het wassen van de auto in een
wasstraat of met een hogedrukreiniger
voor dat het dak volledig is gesloten
en houd de spuitmond van de
hogedrukreiniger altijd op meer dan 30 cm
van de rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend
dak.
Werking
Wanneer u het schuif-/kanteldak volledig opent,
b eweegt het beweegbare glazen deel naar de
gedeeltelijk geopende positie en schuift vervolgens
over het dak. Alle tussenstanden zijn mogelijk.
Afhankelijk van de rijsnelheid kan de
gedeeltelijk geopende positie verschillen
om het geluidscomfort te verbeteren.
Openen en sluiten
F Gebruik het achterste deel van de knop om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te openen .
F
G
ebruik het voorste deel van de knop om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te sluiten .
Functie van de knoppen
F Door de knop tot voorbij het weerstandspunt in
te drukken wordt het schuif-/kanteldak volledig
geopend of gesloten.
F
D
oor nog een keer op de knop te drukken stopt de
beweging.
F
W
anneer u een knop ingedrukt houdt (zonder
voorbij het weerstandspunt te gaan), stopt
de beweging van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm wanneer u
de knop loslaat.
F
S
chuif-/kanteldak gesloten: druk de knop één keer
in zonder het weerstandspunt te passeren om het
dak in de gedeeltelijk geopende positie te zetten.
F
Sc
huif-/kanteldak gedeeltelijk geopend: druk de
knop één keer in zonder het weerstandspunt te
passeren om het dak volledig te openen of sluiten.
U kunt het schuif-/kanteldak en
de ruiten sluiten, en vervolgens
ook het zonnescherm, door de
portiervergrendelingsknop in te drukken
en ingedrukt te houden. De beweging stopt
zodra u
de vergrendelingsknop loslaat.
Het sluiten van het zonnescherm wordt beperkt door
de positie van het schuif-/kanteldak: het scherm kan
slechts tot het voorste gedeelte van het beweegbare
deel van het dak worden gesloten. Tijdens het gelijktijdig
bewegen van het schuif-/kanteldak en het zonnescherm,
stopt of her vat, afhankelijk van de positie van het dak,
het zonnescherm automatisch zijn beweging.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het schuif-/kanteldak
of het zonnescherm of bij het schokkerig
bewegen hier van, is een reset nodig:
F
C
ontroleer dat niets het dak of het
zonnescherm belemmert en dat de
afdichtingen schoon zijn.
F
S
luit bij aangezet contact het dak en het
zonnescherm volledig.
F
H
oud het voorste deel van knop B ingedrukt
tot het dak en het zonnescherm iets
bewegen, en houd de knop ver volgens nog
1
seconde ingedrukt voordat u hem loslaat.
F
W
acht 2
seconden en houd vervolgens het
voorste deel van knop B ingedrukt. Het
zonnescherm en het dak zullen een voor
een openen en sluiten. Houd wanneer ze
beide weer volledig gesloten zijn de knop
nog 2
seconden ingedrukt voordat u hem
loslaat.
Voer bij een storing de hele procedure
nogmaals uit.
2
Toegang tot de auto
Page 56 of 292

54
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te
profiteren van de ergonomische lay-out van
de instrumenten en bedieningselementen de
zitpositie in de volgende volgorde af:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e positie in lengterichting van de stoel,
-
d
e hoogte en diepte van het stuur wiel,
-
d
e binnenspiegel en buitenspiegels.
Controleer ver volgens of u
vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Vo or stoelen
Waarschuwing bij het
verstellen van de voorstoelen
Stel om veiligheidsredenen de stoelen
alleen af als de auto stilstaat.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voor werpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
De hoofdsteun is correct afgesteld als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Model met verstelling in twee
richtingen
Model met verstelling in vier
richtingen
Omhoog:
F t rek de hoofdsteun omhoog tot de
gewenste hoogte; een klik geeft aan dat de
hoofdsteun is vergrendeld.
Omlaag:
F
d
ruk blokkeerpal A in en duw de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste hoogte.
Omhoog:
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot de
gewenste hoogte; een klik geeft aan dat de
hoofdsteun is vergrendeld.
Ergonomie en comfort