8
Instrumentenpaneel met meters
Meters
1.Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Brandstofniveaumeter.
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller (x 1000
t /min).
5. Display.
Toetsen Kleurendisplay
1.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer.
Door de snelheidslimietherkenning
aangegeven snelheid.
2. Schakelindicator en/of bij een auto
met een automatische transmissie
weergave stand selectiehendel, weergave
ingeschakelde versnelling en weergave
geselecteerd programma (Sport en
Sneeuw).
3. Weergavegebied: waarschuwingsmelding
of meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(mph of km/h), actieradius met de AdBlue
®
van het SCR-systeem (km of mijl) enz.
4 Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten
van het contact achter elkaar
weergegeven.
5 Dagteller (km of mijl).
A.
Resetten onderhoudsindicator.
Weergave logboek
waarschuwingsmeldingen.
Herinnering onderhoudsinterval of de
resterende actieradius met betrekking tot
de AdBlue
® van het SCR-systeem (mijl of
k m).
Weergave bandenspanningsinformatie.
B. Dimmer verlichting.
C. Op nul zetten van de dagteller.
Digitaal instrumentenpaneel
Dit instrumentenpaneel kan worden
geconfigureerd.
De inhoud en beschikbaarheid van de
informatie zijn afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de uitvoering van de auto.
Beschrijving
Voorbeeld met de weergavemodus
"PERSOONLIJK".
1.Brandstofniveaumeter.
2. Toerenteller (x 1000
t /min).
3. Schakelindicator.
Status van de automatische transmissie.
Rijstand.
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
5. Instellingen van de snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer.
6. Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet.
Instrumentenpaneel
9
7.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
8. Motorolietemperatuurmeter.
9. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
10. Kilometerteller (km of mijl).
11. Dagteller (km of mijl).
To e t s
A.Kort indrukken: weergave van het
logboek met waarschuwingsmeldingen,
het onderhoudsinterval of de
resterende actieradius met betrekking
tot de AdBlue
® van het SCR-systeem
(km of mijl), en weergave van de
bandenspanningsinformatie.
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de geselecteerde functie).
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie,
andere niet.
Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven
informatie
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus
toont het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e analoge snelheidsmeter,
•
d
e brandstofniveaumeter,
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter,
•
d
e kilometer- en dagteller,
-
op
variabele posities:
•
d
e informatie met betrekking tot de
versnellingsbak en de schakelindicator,
•
d
e digitale snelheidsmeter,
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen
die kortstondig worden weergegeven.
Optioneel weergegeven
informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie
worden weergegeven:
-
d
e toerenteller,
-
de
boordcomputer,
-
d
e rijhulpsystemen,
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar,
-
d
e ingeschakelde audiobron,
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem,
-
d
e analoge snelheidsmeter,
-
h
et motoroliepeil en de
motorolietemperatuur.
Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
-
de
schermkleuren,
-
d
e weergavemodi.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de configuratie van het
touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of miles, km/h of mph), dient
u
de configuratie van de eenheden te wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
F Druk op Instellingen in de
bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer " Thema's ".
F
S
electeer een schermkleur.
1
Instrumentenpaneel
19
Bandenspanning
te laagBrandt permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding.De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset na het aanpassen van de spanning het
controlesysteem.
+
Waarschuwingslampje
Bandenspanning te
laag knippert en brandt
vervolgens permanent
en waarschuwingslampje
Service brandt permanent.Storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd. De werking van de bandenspanningscontrole kan niet
langer worden gegarandeerd.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning en
voer (3) uit.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor
Brandt permanent.
Hoe lang het
lampje brandt, is
afhankelijk van de
weersomstandigheden.Het contact is aan.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact ver volgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Airbag
voorpassagier
(ON)Brandt permanent.De airbag vóór aan passagierszijde is
ingeschakeld.
De schakelaar staat in de stand "
ON".Plaats in dit geval GEEN kinderzitje met de " rug in
de rijrichting " op de voorpassagiersstoel – risico
op zwaar letsel!
Airbag
voorpassagier
(OFF) Brandt permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand
"OFF ". U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting"
plaatsen, behalve in het geval van een storing in het
airbagsysteem (brandend lampje Airbags).
Airbags Brandt permanent. Een van de airbags of
gordelspanners is defect. Voer (3) uit.
1
Instrumentenpaneel
26
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de uitvoering van de auto:
- d e kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of de afgelegde
afstand sinds de verstreken onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken "-".
-
e
en waarschuwingsmelding geeft de resterende kilometers en de tijd tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of geeft aan dat het onderhoudsinter val is overschreden.
Waarschuwings-
resp. verklikkerlampjeStatus OorzaakActies/Opmerkingen
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden
bij het aanzetten van
het contact.De afstand tot de
eerstvolgende beurt
is 3000
tot 1000 km.
Brandt permanent, bij
het aanzetten van het
contact.
De onderhoudsbeurt
moet binnen 1000 km
worden uitgevoerd.Laat spoedig een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
+
Onderhoudssleutel
knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het aanzetten van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-
dieselmotor, in combinatie met
het lampje Service).Het inter val voor de
onderhoudsbeurt is
overschreden. Laat zo spoedig
mogelijk een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Resetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator worden gereset.
Als u
de onderhoudsbeurt van uw auto zelf
hebt uitgevoerd:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op deze knop en houd hem ingedrukt.
F
z
et het contact aan; de teller begint terug te
tellen,
F
l
aat de knop los als het display =0
aangeeft;
de sleutel verdwijnt.
Als u
na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het resetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden geregistreerd.
Instrumentenpaneel
31
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid enz.).Verschillende tabbladen van de
boordcomputer weergeven
Met instrumentenpaneel met meters
De weergave van boordcomputergegevens kan
geselecteerd worden door op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar te drukken of aan de
rolknop links op het stuur wiel te draaien.
F Druk herhaaldelijk op de knop op het
uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om de verschillende tabbladen
achtereenvolgend weer te geven.
Weergave van informatie op
het instrumentenpaneel- Actuele informatie: • d e actieradius,
•
h
et actuele brandstofverbruik,
•
d
e teller van het Stop & Start-systeem.
-
T
raject " 1" met:
•
de
gemiddelde snelheid,
•
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
•
d
e afgelegde afstand,
tijdens het eerste traject.
-
T
raject " 2" met:
•
de
gemiddelde snelheid,
•
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
•
d
e afgelegde afstand,
tijdens het tweede traject.
Traject resetten
F Druk langer dan 2 seconden op de knop op
het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
wanneer het gewenste traject wordt
weergegeven.
Traject "1 " en "2" zijn onafhankelijk en kunnen
op dezelfde manier worden gebruikt.
Met CITROËN Connect Nav
F Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.
F
Sel
ecteer " OPTIES ".
F
Sel
ecteer " Schermconfiguratie ".
F
S
electeer het tabblad " Lichtsterkte".
F
S
tel de lichtsterkte af door op de
pijlen te drukken of de cursor te
bewegen.
F
D
ruk op deze toets om op te slaan
en af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen: F
D
ruk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
F
Sel
ecteer " Scherm
uitschakelen ".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
F
D
ruk nogmaals op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met digitaal instrumentenpaneel
De gegevens van de dagteller worden
permanent weergegeven als u
de
weergavemodus "RIJDEN" of "PERSOONLIJK"
(afhankelijk van de uitvoering) hebt geselecteerd.
Druk bij alle andere weergavemodi op de toets
op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om deze informatie tijdelijk op een specifiek
scherm weer te geven.
1
Instrumentenpaneel
32
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)B erekend sinds de laatste reset van
de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste reset van
de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)
Berekend sinds de laatste reset van
de trajectgegevens.
Teller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u
het contact
aanzet weer op nul gezet.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
B erekend over de laatste seconden.
Deze waarde kan variëren door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Na het tanken van minimaal 5
liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100
km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in plaats van waarden
worden weergegeven, dient u contact met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats op te nemen.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
- p ermanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er verschijnt een blauw
symbool bij kans op gladheid),
-
b
ediening van de ver warming/
airconditioning,
-
t
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en systemen van de auto,
-
b
ediening van het audiosysteem en de
telefoonfuncties, en weergave van de
bijbehorende informatie,
-
w
eergave van de parkeerhulpfuncties
(grafische weergave van de parkeerhulp,
Park Assist enz.),
-
T
oegang tot de internetdiensten en
weergave van de bijbehorende informatie.
En bovendien, afhankelijk van de uitvoering:
-
d
e modus en instelling van de massage-
intensiteit van de voorstoelen,
-
d
e bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Enkele definities…
Actieradius
(km of mijl)
Aantal kilometers dat
u
nog met de resterende
hoeveelheid brandstof kunt
rijden (afhankelijk van het
gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Instrumentenpaneel
51
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrisch bedienbare ruiten
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
F Duw/trek de schakelaar voorbij het zware punt om de ruit te openen/sluiten. Als
u
de schakelaar loslaat, opent /sluit de ruit
volledig.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen
of sluiten te stoppen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen nog
45 seconden nadat het contact is afgezet,
worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer worden
bediend. Om de ruiten weer te kunnen
bedienen, dient u
het contact aan te zetten.
Blokkering ruitbediening
achter
1.Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter.
4. Linksachter.
5. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare
ruiten achter.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open. Ter bevestiging gaat het rode verklikkerlampje
van de schakelaar branden en wordt er een
melding weergegeven. Het lampje blijft branden
zolang de blokkering is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via
het bedieningspaneel op het bestuurdersportier
te bedienen. Druk, voor de veiligheid van uw kinderen,
op schakelaar 5 om de ruitbediening achter,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing van de ruiten, moet de ruitbediening
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters. Laat de
schakelaar los en trek deze opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
F
H
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten.
2
Toegang tot de auto
53
Controleer geregeld de staat van de
rubbers van het dak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren, enz.).
Zorg er bij het wassen van de auto in een
wasstraat of met een hogedrukreiniger
voor dat het dak volledig is gesloten
en houd de spuitmond van de
hogedrukreiniger altijd op meer dan 30 cm
van de rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend
dak.
Werking
Wanneer u het schuif-/kanteldak volledig opent,
b eweegt het beweegbare glazen deel naar de
gedeeltelijk geopende positie en schuift vervolgens
over het dak. Alle tussenstanden zijn mogelijk.
Afhankelijk van de rijsnelheid kan de
gedeeltelijk geopende positie verschillen
om het geluidscomfort te verbeteren.
Openen en sluiten
F Gebruik het achterste deel van de knop om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te openen .
F
G
ebruik het voorste deel van de knop om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te sluiten .
Functie van de knoppen
F Door de knop tot voorbij het weerstandspunt in
te drukken wordt het schuif-/kanteldak volledig
geopend of gesloten.
F
D
oor nog een keer op de knop te drukken stopt de
beweging.
F
W
anneer u een knop ingedrukt houdt (zonder
voorbij het weerstandspunt te gaan), stopt
de beweging van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm wanneer u
de knop loslaat.
F
S
chuif-/kanteldak gesloten: druk de knop één keer
in zonder het weerstandspunt te passeren om het
dak in de gedeeltelijk geopende positie te zetten.
F
Sc
huif-/kanteldak gedeeltelijk geopend: druk de
knop één keer in zonder het weerstandspunt te
passeren om het dak volledig te openen of sluiten.
U kunt het schuif-/kanteldak en
de ruiten sluiten, en vervolgens
ook het zonnescherm, door de
portiervergrendelingsknop in te drukken
en ingedrukt te houden. De beweging stopt
zodra u
de vergrendelingsknop loslaat.
Het sluiten van het zonnescherm wordt beperkt door
de positie van het schuif-/kanteldak: het scherm kan
slechts tot het voorste gedeelte van het beweegbare
deel van het dak worden gesloten. Tijdens het gelijktijdig
bewegen van het schuif-/kanteldak en het zonnescherm,
stopt of her vat, afhankelijk van de positie van het dak,
het zonnescherm automatisch zijn beweging.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het schuif-/kanteldak
of het zonnescherm of bij het schokkerig
bewegen hier van, is een reset nodig:
F
C
ontroleer dat niets het dak of het
zonnescherm belemmert en dat de
afdichtingen schoon zijn.
F
S
luit bij aangezet contact het dak en het
zonnescherm volledig.
F
H
oud het voorste deel van knop B ingedrukt
tot het dak en het zonnescherm iets
bewegen, en houd de knop ver volgens nog
1
seconde ingedrukt voordat u hem loslaat.
F
W
acht 2
seconden en houd vervolgens het
voorste deel van knop B ingedrukt. Het
zonnescherm en het dak zullen een voor
een openen en sluiten. Houd wanneer ze
beide weer volledig gesloten zijn de knop
nog 2
seconden ingedrukt voordat u hem
loslaat.
Voer bij een storing de hele procedure
nogmaals uit.
2
Toegang tot de auto