59
Uit veiligheidsover wegingen moet u de
s piegels zo afstellen dat de dode hoek
minimaal is.
De objecten die u
in de spiegel ziet, zijn
dichterbij dan ze lijken.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Inklappen
F Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
F
V
anuit het interieur: trek
bij aangezet contact
schakelaar A vanuit de
middelste stand naar
achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met
behulp van schakelaar A , worden ze niet
automatisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld. Trek hiervoor opnieuw aan
schakelaar A .
Uitklappen
F Van buitenaf: ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
F
V
an binnenuit: trek bij aangezet contact
schakelaar A vanuit de middenstand naar
achteren. Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels bij het vergrendelen of
ontgrendelen van de auto kan worden
uitgeschakeld via het configuratiemenu
van de auto.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Automatisch kantelen van het
glas van de buitenspiegels bij het
achteruitrijden
Het glas van de buitenspiegels kan bij het
achteruit inparkeren automatisch naar de grond
worden gericht.
Zodra bij draaiende motor de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, wordt het spiegelglas naar
de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:
-
e
nkele seconden nadat uit de
achteruitversnelling is geschakeld,
-
z
odra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
-
a
ls de motor wordt afgezet.
Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd via
het tabblad Voertuiginstellingen
in het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Instellingen
F S tel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
3
Ergonomie en comfort
75
PlafonniersSfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Als het buiten donker is, gaat de
sfeerverlichting automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de
sfeerverlichting uit:
-
t
wee LED's in de plafonnier vóór,
-
e
en lichtbron in het opbergvak aan de
voorzijde van de middenconsole,
-
e
en lichtbron in beide voetenruimten vóór,
-
v
erlichte ringen om de bekerhouders vóór,
-
e
en lichtbron voor beide
binnenportiergrepen.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
1.
Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3. Plafonnier achter
4. Kaartleeslampjes achter (afhankelijk van
de uitvoering)
Plafonniers vóór en achter
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden: De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0 seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Als de plafonnier vóór permanent is
ingeschakeld, zal de plafonnier achter ook
branden tenzij deze op "permanent uit"
staat.
Zet de plafonnier achter op "permanent
uit" als u deze wilt uitschakelen.
Kaartleeslampjes vóór en
achter
F Bedien bij aangezet contact de
desbetreffende schakelaar. Let op dat u
nergens mee tegen de
plafonniers stoot.
- bij het ontgrendelen van de auto,
- a ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto
te lokaliseren.De sfeer verlichting van het
interieur kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd en de helderheid kan
worden afgesteld in het menu Rijden/
Auto van het touchscreen.
3
Ergonomie en comfort
78
Controleer of de bagageruimte leeg is
voordat u de vloerplaat in een andere
stand zet.
Opbergbak
De bagageruimte vergroten met de vloer in de
lage stand:
F
T
rek de dwarsbalk van de achterstoelen
omhoog, bij de merktekens, om deze te
verwijderen.
F
O
m de dwarsbalk terug te plaatsen moet
u
de balk zover mogelijk terugduwen tot
deze vastklikt. F
T
il de vloerplaat van de bagageruimte zover
mogelijk op voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de
opbergbak uit:
-
e
en bandenreparatieset, met het
boordgereedschap,
-
e
en reser vewiel met het boordgereedschap.
In een andere stand zetten:
F
T rek de vloerplaat met behulp van de
middelste handgreep omhoog en naar u
toe
en gebruik ver volgens de steunen aan de
zijkant om de vloerplaat te verplaatsen.
F
D
uw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren
om deze in de gewenste stand te zetten.Verlichting bagageruimte
De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de achterklep
wordt geopend en dooft zodra deze wordt
gesloten.
De brandduur van de
bagageruimteverlichting hangt af van de
situatie:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer
10
minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Ergonomie en comfort
118
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
De sleutels omvatten een elektronische
startblokkering waar van de geheime code moet
worden herkend om te kunnen starten.
Bij een storing in het systeem verschijnt er een
waarschuwing en zal de motor niet starten.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk.
Starten/afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Starten van de motor
F Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.
F
O
ntgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuur wiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar
links of rechts zijn gedraaid).
Het contactslot heeft 3 standen:
- s tand 1
(Stop): sleutel in het contactslot steken en uit
het contactslot verwijderen, stuurslot vergrendeld,
-
s
tand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld, contact
ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor, draaien van
de motor,
-
s
tand 3
(Star ten).
Parkeerrem aangetrokken:
F
Z et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap ver volgens het
koppelingspedaal volledig in.
F
A
uto met automatische transmissie : zet
de selectiehendel in stand N of P en trap
het rempedaal volledig in. F
A
uto's met een benzinemotor
: activeer
de startmotor door de sleutel in stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
Bij een benzinemotor kan, na een
koude start, het voor ver warmen van de
katalysator twee minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait
(verhoogd stationair toerental).
F
A
uto's met een dieselmotor: draai de
sleutel in stand 2
(aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Rijden
119
Activeer, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de startmotor door de
sleutel in stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen; geef daarbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor warm
is, gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact af. Wacht een paar seconden
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai als de motor stationair draait de
sleutel naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
m ee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand
2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
6
Rijden
186
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, …)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u
een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld: de actieve functies worden in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
i ngeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
-
m
eer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie
1
CITROËN Connect Radio
Multimedia-autoradio –
Applicaties – Bluetooth®-
telefoon
Inhoud
De eerste stappen
1
St
uurkolomschakelaars
2
M
enu's
3
A
pplicaties
5
R
adio
5
D
AB-radio (Digital Audio Broadcasting)
7
M
edia
8
T
elefoon
1
0
Instellingen
1
4
Veelgestelde vragen
1
6
De beschreven functies en instellingen
kunnen afwijken van die van het systeem
in de auto. De volgende handelingen mogen om
veiligheidsredenen en vanwege het feit dat
deze handelingen de volledige aandacht
van de bestuurder vragen, uitsluitend
worden uitgevoerd bij stilstaande auto
en
afgezet contact:
-
H
et gebruiken van een smartphone.
-
H
et koppelen van een mobiele telefoon
met Bluetooth aan het handsfree-
systeem van de autoradio
-
H
et verbinden van een smartphone via
CarPlay
®, MirrorLinkTM of Android Auto
(bij bepaalde apps wordt de weergave
onderbroken als de auto rijdt).
-
H
et configureren van profielen.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het
uitsluitend in uw auto functioneert.
De overgang naar de waakfase wordt
aangekondigd door de melding Eco-
mode .
Hieronder vindt u
de link naar de OSS
(Open Source Software) -broncode voor
het systeem.
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/
https://www.groupe-psa.com/en/oss/
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets
d rukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u
bij afgezet contact op de
toets drukt, wordt het systeem
ingeschakeld.
Verhoog of verlaag het volume met de knop of
de toetsen "plus" of "min" (afhankelijk van de
uitvoering).
Gebruik de toetsen aan weerszijden van
of onder het touchscreen om de menu's te
openen en druk ver volgens op de virtuele
toetsen op het touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
"Bron" of "Menu" aan de linkerkant van het
touchscreen om de menu's te openen en
druk ver volgens op de virtuele toetsen op het
touchscreen.
U kunt op elk gewenst moment de menu's
oproepen door het scherm kort met drie vingers
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn
wit.
Voor pagina's met meerdere tabbladen onder
aan het scherm, kan tussen de pagina's
gewisseld worden door op de gewenste pagina
te tikken of door een vinger te gebruiken en de
pagina's naar links of rechts te verschuiven.
Druk op het gearceerde gedeelte om één
niveau terug te gaan of om uw keuze te
bevestigen.
.
CITROËN Connect Radio
20
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de lage en hoge tonen wordt de
instelling van de geluidssfeer opgeheven.
Na het wijzigen van de instellingen voor de geluidssfeer
wordt de instelling van de lage en hoge tonen gereset.De instelling van de geluidssfeer is gekoppeld
aan de lage en hoge tonen.Wijzig de instelling van de lage en de hoge
tonen of de geluidssfeer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden
de instellingen van de balans uitgeschakeld.De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het
veranderen van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u
gebruikt.
Zet de audiofuncties in de middelste stand.
Na het afzetten van de motor wordt het
systeem na enkele minuten automatisch
uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog
werken zolang de laadtoestand van de accu dat
toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode
om de laadtoestand van de accu op peil te houden.Zet het contact aan om de laadstroom van de
accu te verhogen.
CITROËN Connect Radio