19
Bandenspanning
te laagBrandt permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding.De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset na het aanpassen van de spanning het
controlesysteem.
+
Waarschuwingslampje
Bandenspanning te
laag knippert en brandt
vervolgens permanent
en waarschuwingslampje
Service brandt permanent.Storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd. De werking van de bandenspanningscontrole kan niet
langer worden gegarandeerd.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning en
voer (3) uit.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor
Brandt permanent.
Hoe lang het
lampje brandt, is
afhankelijk van de
weersomstandigheden.Het contact is aan.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact ver volgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Airbag
voorpassagier
(ON)Brandt permanent.De airbag vóór aan passagierszijde is
ingeschakeld.
De schakelaar staat in de stand "
ON".Plaats in dit geval GEEN kinderzitje met de " rug in
de rijrichting " op de voorpassagiersstoel – risico
op zwaar letsel!
Airbag
voorpassagier
(OFF) Brandt permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand
"OFF ". U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting"
plaatsen, behalve in het geval van een storing in het
airbagsysteem (brandend lampje Airbags).
Airbags Brandt permanent. Een van de airbags of
gordelspanners is defect. Voer (3) uit.
1
Instrumentenpaneel
90
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten blijven
knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop op het
instrumentenpaneel in te drukken.
ClaxonNoodoproep of
pechhulpoproep
Urgence-noodoproep met lokalisering
* In overeenstemming met de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem
** Afhankelijk van de geografische dekking van de diensten Urgence-noodoproep met
lokalisering en, Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering, en van de officiële landstaal
die door de eigenaar van de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u
bij uw verkooppunt
opvragen of op de landelijke website van het
merk bekijken.
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
o p toets 1 .
Het knipperen van de LED en een
geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar
de alarmcentrale van de Urgence-noodoproep
met lokalisering* is verstuurd.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt
de oproep geannuleerd en gaat de LED uit.
De LED blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep
met lokalisering lokaliseert onmiddellijk
uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal**
en roept indien nodig de hulp in van de
bevoegde hulpdiensten**. In landen waar
de alarmcentrale niet operationeel is, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie. Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeemF Druk op het middelste gedeelte van
het stuur wiel met geïntegreerde
bedieningstoetsen.
Bij het aanzetten van het contact gaat het
lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een
goede werking van het systeem.
Het lampje blijft rood branden: er is een storing
in het systeem.
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
106
Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde
U dient de volgende instructie in acht te nemen,
die op de waarschuwingssticker aan beide
zijden van de zonneklep aan passagierszijde
herhaald wordt:Plaats NOOIT een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel als de AIRBAG vóór
aan passagierszijde is INGESCHAKELD.
Het KIND kan in dat geval bij een aanrijding LEVENSGEVA ARLIJK GEWOND RAKEN.
Airbag passagierszijde UIT
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de airbags .
Uitschakelen/inschakelen van de
airbag vóór aan passagierszijde
Alleen de airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
De schakelaar bevindt zich in het dashboardkastje.
Bij afgezet contact:
F D raait u om de airbag uit te schakelen de
knop in de stand " OFF".
F
D
raait u om de airbag in te schakelen de
knop in de stand " ON".
Waarschuwingssticker – Airbag vóór aan
passagierszijde
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Als het contact wordt aangezet:
Gaat dit verklikkerlampje branden
om aan te geven dat de airbag is
uitgeschakeld.
Of
Gaat dit verklikkerlampje gedurende
ongeveer een minuut branden om aan
te geven dat de airbag is ingeschakeld.
Veiligheid
108
Regels:
- E en zitplaats geschikt voor i-Size is ook
geschikt voor R1 , R2
en F2X, F2.
-
E
en zitplaats geschikt voor R3
is ook
geschikt voor R1
en R2.
-
E
en zitplaats geschikt voor F3
is ook
geschikt voor F2X en F2.
(a)Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in
alle auto's met de veiligheidsgordel kan
worden bevestigd.
(b) Als een kinderzitje met de " rug in de
rijrichting " op deze zitplaats wordt
geplaatst, MOET de airbag vóór aan
passagierszijde worden uitgeschakeld
" OFF ".
(c) Uitsluitend een kinderzitje met het
"gezicht in de rijrichting " van groep
1, 2
of 3 is op deze zitplaats toegestaan
met de airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld " ON".
(d) Zet de rugleuning in een stand van 45° en
bevestig het kinderzitje.
Zet de rugleuning rechtop totdat deze
contact met de rugleuning van het
kinderzitje maakt.
(e) Het is niet toegestaan een kinderzitje
met het "gezicht in de rijrichting " van
groep 0
of 0+ (gewicht van kind minder
dan 13
kg) op deze zitplaats te plaatsen
als de airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld " ON" is.
(f ) Zet een in hoogte verstelbare stoel in de
hoogste stand.
Legenda
Zitplaats waarop het plaatsen van
een kinderzitje verboden is. ISOFIX
-kinderzitje dat "met het
gezicht in de rijrichting" wordt
geplaatst:
-
F2
X: ISOFIX -kinderzitje voor
peuters .
-
F2:
ISOFIX-kinderzitje laag .
-
F3:
ISOFIX-kinderzitje hoog .
Airbag vóór aan passagierszijde
uitgeschakeld
.
Airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld .
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel,
met de "rug in de rijrichting " en/of het
"gezicht in de rijrichting ".
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel,
met het "gezicht in de rijrichting ".
Zitplaats waarop het plaatsen van
een i-Size-kinderzitje toegestaan is.
Aanwezigheid van een TOP TETHER -
verankeringspunt aan de achterzijde van
de rugleuning voor de bevestiging van een
universeel ISOFIX-kinderzitje dat " met het
gezicht in de rijrichting " wordt geplaatst.
ISOFIX-kinderzitje dat "met de rug in
de rijrichting" wordt geplaatst:
-
R
1: ISOFIX -kinderzitje voor
baby's .
-
R2 :
ISOFIX-kinderzitje klein
formaat .
-
R3 :
ISOFIX -kinderzitje groot
formaat .
Veiligheid
110
Overzicht voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Overeenkomstig de Europese wetgeving toont dit overzicht de mogelijkheden voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel
gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
U Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, met de "rug
in de rijrichting" en/of het "gezicht in de
rijrichting".
UF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, met het
"gezicht in de rijrichting".
X
Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje
voor de aangegeven gewichtscategorie.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in
alle auto's met de veiligheidsgordel kan
worden bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10
kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen
niet op de voorpassagiersstoel worden
bevestigd.
(c) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van
uw land alvorens een kinderzitje op deze
plaats te bevestigen. (d)
Als u een kinderzitje met de rug of
het gezicht in de rijrichting op een
achterzitplaats bevestigt, moet u
de
voorstoel naar voren schuiven en de
rugleuning er van rechtop zetten zodat er
voldoende ruimte is voor het kinderzitje en
de benen van het kind.
(e) Een kinderzitje met steun mag nooit op
de middelste zitplaats achter worden
bevestigd.
(1) Zet de stoel in de hoogste stand.
Gewicht van het kind
/leeftijdsindicatie
Zitplaats Airbag
voorpassagier < 13 kg
(groep 0 (b)
e n 0 +)
Tot ongeveer 1
j
aar
9 -18
kg
(g r o e p 1)
Van 1 tot ongeveer
3 jaar
15 -25
kg
(groep 2)
Van 3 tot ongeveer
6 jaar
22-36 kg
(groep 3)
Van 6 tot ongeveer
10
jaar
Zitrij 1
(c)
Passagiersstoel Uitgeschakeld
"OFF " U (1)
U (1)U (1)U (1)
Ingeschakeld " ON" X U F (1) U F (1)U F (1)
Zitrij 2
(d) (e)
UUUU
Veiligheid
113
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto
voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het i-Size logo aangegeven met een letter (A t /m G).
Gewicht van het kind /leeftijdsindicatie
< 10
kg
(groep 0) Tot ca.
6
maanden < 10
kg
(groep 0) < 13
kg
(groep 0+)
Tot ongeveer 1
jaar 9 -18
kg
(g ro e p 1)
Van 1
tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"Rug in de rijrichting "
"Rug in de rijrichting ""Gezicht in de rijrichting "
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
Zitplaats Airbag
voorpassagier
Zitrij 1
(a)
Passagiersstoel (b)Uitgeschakeld " OFF" X IL ILIUF/IL
Ingeschakeld " ON" X XXIUF/IL
Zitrij 2 Buitenste
zitplaatsen achter (c) X
XIL XIL IUF/IL
Middelste zitplaats achter Geen ISOFIX
5
Veiligheid
114
XZitplaats die niet geschikt is voor het
plaatsen van een ISOFIX-kinderzitje
of reiswieg uit de aangegeven
gewichtscategorie.
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van
uw land alvorens een kinderzitje op deze
plaats te bevestigen.
(b) Zet de rugleuning in een stand van 45° en
bevestig het kinderzitje.
Zet de rugleuning rechtop totdat deze
contact met de rugleuning van het
kinderzitje maakt.
(c) Als u
een kinderzitje met de rug of met
het gezicht in de rijrichting op de zitplaats
achter bevestigt, schuif de achterstoel dan
helemaal naar achteren met de rugleuning
rechtop.
Overzicht voor het bevestigen van i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes zijn voorzien van twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A kunnen
worden vastgemaakt.
i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
-
e
en bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestigingsring B
-
o
f een steun die op de vloer rust vóór de voor i-Size-kinderzitjes geschikte zitplaats van de auto.
Deze steun voorkomt dat het zitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over ISOFIX-bevestigingen .
Overeenkomstig de nieuwe Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het
bevestigen van een i-Size-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen
die voor i-Size-kinderzitjes zijn goedgekeurd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de bevestiging van de
bovenste riem met de ISOFIX-bevestigingen .
IUF
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
met behulp van de bovenste riem van een
universeel ISOFIX-kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting".
IL Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een semi-universeel ISOFIX-kinderzitje:
-
"
met de rug in de rijrichting", bevestigd
met behulp van een bovenste riem of
een steun,
-
"
met het gezicht in de rijrichting",
bevestigd met behulp van een steun, of
-
e
en reiswieg voorzien van een
bovenste riem of een steun.
ZitplaatsAirbag voorpassagier i-Size-
bevestigingssysteem
Zitrij 1
(a)Passagiersstoel
(b) Uitgeschakeld "
OFF" i-U
Ingeschakeld " ON" i-UF
Zitrij 2
(c) Buitenste
zitplaatsen achter i-U
Middelste
zitplaats achter Geen i- Size
i-U Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd i-Size-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
of met de rug in de rijrichting. i-UF
Zitplaats uitsluitend geschikt voor
de bevestiging van een universeel
gehomologeerd i-Size-kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting.
Veiligheid