Page 209 of 292
207
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van goede
kwaliteitsverlichting of de lamp op juiste
wijze in de behuizing is geplaatst.Verlichting vóór
Uitvoering A
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten/
richtingaanwijzers (LED).
2. Dimlicht (LED).
3. Dimlicht/grootlicht (LED).
4. Mistlampen (P21W).
Uitvoering B
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten/
richtingaanwijzers (LED).
2. Dimlicht (H7-55W).
3. Grootlicht (HB3-65W).
4. Mistlampen (P21W).
8
In geval van pech
Page 210 of 292

208
Uitvoering C
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED).
2. Richtingaanwijzers (W Y21W).
3. Dimlicht (H7-55W).
4. Grootlicht (HB3-65W).
5. Mistlampen (P21W).
Openen van de motorkap/toegang tot de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor – Kans
op brandwonden!
Houd rekening met voor werpen of kleding die
vlam kunnen vatten of in de propeller van de
motor ventilator kunnen komen – Kans op beknelling!
Richtingaanwijzers (halogeenlampen)
Sneller knipperen van een
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Grootlicht (halogeenlampen)
F Draai de lamphouder een kwartslag
linksom.
F
T
rek de lamphouder met de lamp naar
achteren.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit. F
V
erwijder de beschermkap.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
D
raai de lamphouder linksom.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit. Sluit bij het monteren
uiterst zorgvuldig de beschermkap om er voor
te zorgen dat de lampunit goed wordt afgedicht.
In geval van pech
Page 211 of 292

209
Dimlicht (halogeenlampen)
F Verwijder de beschermkap.
F T rek de stekker van de lamp los.
F
D
raai de lamp een kwartslag naar links en
vervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit. Sluit bij het monteren
uiterst zorgvuldig de beschermkap om er voor
te zorgen dat de lampunit goed wordt afgedicht.
Dagrijverlichting/parkeerlichten
(LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lampen van mistlampen vervangenVoor het ver vangen van deze lampen kunt
u ook terecht bij het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Zijknipperlichten (LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Spots in buitenspiegels (LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
F
S
teek een platte schroevendraaier in het
gaatje van het sierdeel.
F
W
ip het sierdeel van de mistlamp los.
F
G
ebruik een Torx-schroevendraaier om de
twee bevestigingsschroeven van de module
te verwijderen.
F
N
eem de module uit de behuizing.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
ervang het geheel.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
8
In geval van pech
Page 212 of 292

210
Achterlichten
1.Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten (LED).
3. Richtingaanwijzers (W Y21W).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistlampen (P21W).
Richtingaanwijzers (op de
schermen)
F Open de achterklep en maak het afdekpaneel
aan de betreffende zijde los.
F
D
raai de bevestigingsmoer van de lampunit
los met een 10
mm pijpsleutel.
F
L
eg eerst een doek onder de moer om te
voorkomen dat hij achter het bekledingspaneel
van het scherm valt.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
achteren. F
V
erwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig
door hem naar achteren en vervolgens
omhoog te trekken.
F
M
aak de kabeldoorgang los van het plaatwerk.
F
D
raai indien nodig met een combinatietang
de lamphouder een kwart omwenteling en
verwijder hem.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
F Open de achterklep en steek ver volgens
een platte schroevendraaier in de uitsparing
om het afdekpaneel aan de desbetreffende
zijde los te maken.
F
D
raai de bevestigingsmoer van de lampunit
los met een 10
mm pijpsleutel.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
achteren.
In geval van pech
Page 213 of 292

211
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Mistachterlichten
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
k ort na het afzetten van het contact
vervangt – kans op brandwonden!
Derde remlicht (LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Kentekenplaatverlichting (W5W)
Interieurverlichting
Plafonniers
Plafonnier vóór
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren te
trekken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los door
hem aan beide zijden in te drukken.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
ervang de lamp.
Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze, F
d
raai de lamp een kwartslag en ver vang de
lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
een van de buitenste openingen van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
V
er vang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Plafonnier achter
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
8
In geval van pech
Page 214 of 292

212
Bagageruimte (W5W)
F Maak de houder los met behulp van een kleine, platte schroevendraaier.
F
V
ervang de lamp.
F
P
laats de houder terug.
Een zekering vervangen
Boordgereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter de afdekking van de
zekeringkast in het dashboard.
F
M
aak de afdekking los door aan de
bovenzijde er van te trekken.
F
V
erwijder de afdekking volledig.
F
H
aal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering te identificeren aan de
hand van de tabellen en schema's op de
volgende pagina's.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Het ver vangen van een zekering die niet
in de volgende tabellen is vermeld, kan tot
ernstige storingen leiden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
In geval van pech
Page 215 of 292
213
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Maak de afdekking los door aan de bovenzijde er van te trekken.
Goed
Defect
Ta n g
8
In geval van pech
Page 216 of 292
214
Onderste zekeringkastF145Alarm (eenheid).
F18 5Voedingseenheid
trekhaakaansluiting.
F28 5Alarm (sirene),
ontvanger
afstandsbediening
extra verwarming/
ventilatie.
F29 20Touchscreen
(CITROËN Connect
Radio of CITROËN
Connect Nav).
F31 10
Aansteker/12V-aansluiting
vó ó r.
F34 5Draadloze smartphone-
l a d e r.
Bovenste zekeringkast
Zekeringnr.Stroomsterkte
(A)Functies
F2 10Ver war mde
buitenspiegels.
F3 40
Elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening achter.
F540Elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening vóór.
F6 1512V-aansluiting bagageruimte.
F730Stoelverwarmingen
vó ó r.
F10 30Panoramisch schuif-/
kanteldak.
Zekeringnr.Stroomsterkte
(A)Functies
F4 15Claxon.
F6 20Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 10
12V-/USB-aansluiting achter.
F820Ruitenwisser achter.
F10 30
Centrale vergrendeling
portieren en
brandstofvulklep.
In geval van pech