Page 121 of 292

119
Activeer, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de startmotor door de
sleutel in stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen; geef daarbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor warm
is, gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact af. Wacht een paar seconden
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai als de motor stationair draait de
sleutel naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
m ee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand
2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
6
Rijden
Page 122 of 292

120
Starten/afzetten van de
motor met Keyless entry
and start
De elektronische sleutel moet zich in het
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt een melding weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel, zodat de
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de rubriek
"Sleutel niet gedetecteerd – Noodprocedure
voor starten/afzetten".
Starten van de motor
F Druk op de knop "START/STOP"; houd
het pedaal ingetrapt tot de motor is
aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor bij
temperaturen beneden het vriespunt en/of bij koude
motor pas gestart als het waarschuwingslampje
voor het voorgloeien is gedoofd.
F Moet u het pedaal ingetrapt houden en
niet nogmaals op de knop " START/STOP"
drukken voordat de motor is aangeslagen.
Als aan een van de voor waarden voor het
starten niet wordt voldaan, wordt een melding
weergegeven.
In sommige gevallen wordt u
met een melding
verzocht om het stuur wiel heen en weer te
bewegen ter wijl u
de knop "START/STOP "
ingedrukt houdt om het stuurslot te ontgrendelen.
Bij benzinemotoren kan na een
koude start het voor ver warmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) waarneembare motortrillingen
met zich meebrengen.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel bij
voorkeur in de neutraalstand.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie bij voorkeur
stand P of N .
F
D
ruk op de knop " START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuur wiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie EAT8
kan het stuurslot niet worden
vergrendeld, maar wordt de versnellingsbak
vergrendeld in stand P .
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de
auto achter als u
de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
of
F
S
electeer bij een auto met een automatische transmissie
stand P of N en trap ver volgens het rempedaal in.
Als dit lampje gaat branden nadat
u op de knop " START/STOP " hebt
gedrukt:
Rijden
Page 123 of 292

121
Contact aanzetten zonder te
starten
Druk met de elektronische sleutel in het
interieur van de auto zonder pedalen in
te trappen op de knop " START/STOP " om
het contact aan te zetten zonder de motor
te starten (om het instrumentenpaneel. en
accessoires zoals het audiosysteem en de
verlichting te activeren).
F Druk nogmaals op deze knop om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is. F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie stand P en trap
ver volgens het rempedaal stevig in.
F
D
ruk op de knop "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
F
H
oud om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP"
ongeveer 5
seconden ingedrukt.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP" ongeveer
5
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie EAT8, wordt het stuurslot niet
vergrendeld.
F
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer. Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is
geactiveerd, trekt het systeem de parkeerrem
automatisch aan wanneer de motor wordt
afgezet en zet deze vrij wanneer de auto weer
in beweging wordt gebracht.
6
Rijden
Page 124 of 292

122
Lampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de
hendel branden om te bevestigen
dat de parkeerrem is aangetrokken,
in combinatie met de weergave
van de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat ter
bevestiging dit lampje uit.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of
vrijgezet. Bij een lege accu werkt de elektrische
parkeerrem niet meer.
Beveilig bij een handgeschakelde
versnellingsbak als de parkeerrem niet
is aangetrokken de auto tegen wegrollen
door een versnelling in te schakelen.
Beveilig bij een automatische transmissie
als de parkeerrem niet is aangetrokken
de auto tegen wegrollen door de
meegeleverde wielblokken tegen een van
de wielen te plaatsen.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Controleer voordat u
de auto verlaat
of de parkeerrem is aangetrokken:
de lampjes van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en op de hendel
moeten allebei permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken,
klinkt een geluidssignaal en wordt
een melding weergegeven als het
bestuurdersportier wordt geopend. Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
De bestuurder kan op elk moment tijdens het
draaien van de motor de controle overnemen
door de parkeerrem met de hendel te bedienen:
F
d
oor kort aan de hendel te trekken
om de
parkeerrem aan te trekken,
F
d
oor de hendel kort in te drukken ter wijl
het rempedaal ingetrapt wordt gehouden
om de parkeerrem vrij te zetten.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Als een aanhangwagen achter uw auto
is gekoppeld, op een steile helling wordt
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen, dient
u
bij het parkeren de voor wielen naar het trottoir
te sturen en een versnelling in te schakelen (bij
een handgeschakelde versnellingbak).
Als een aanhangwagen achter uw auto
is gekoppeld, op een steile helling wordt
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen,
dient u
bij een auto met een automatische
transmissie bij het parkeren de voor wielen naar
het trottoir te sturen of stand P te selecteren.
Als een aanhangwagen achter uw auto
is gekoppeld, moet bij het parkeren het
hellingspercentage lager zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
F
t rap het rempedaal in,
F
h
oud het rempedaal ingetrapt en druk de
hendel kort in.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt
dit bevestigd door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Rijden
Page 125 of 292

123
Als u de hendel indrukt zonder het
r empedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
F t rek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het lampje
van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het branden
van het lampje remsysteem en het
lampje P op de hendel in combinatie
met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor is gestart en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden .Bij een handgeschakelde versnellingsbak
F
T
rap het koppelingspedaal volledig
in en schakel de 1
e versnelling of de
achteruitversnelling in.
F
G
eef gas en laat het koppelingspedaal
opkomen.
Bij een automatische transmissie
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
Sel
ecteer stand D , M of R.
F
L
aat het rempedaal los en geef gas.
Als bij een auto met een automatische
transmissie de parkeerrem niet
automatisch wordt vrijgezet, controleer dan
of de voorportieren correct zijn gesloten.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje remsysteem en het lampje
P op de hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem vrijgezet". Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem
kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
parkeerrem automatisch aangetrokken als
u
de motor afzet .
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het
branden van het verklikkerlampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of in de STOP-stand
van het Stop & Start-systeem is gezet, wordt de
parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is
geactiveerd, kunt u op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
6
Rijden
Page 126 of 292

124
Bijzonderheden
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet
te gebruiken.
Schakel om te voorkomen dat de auto
wegrolt een versnelling in of plaats de
wielblokken tegen een van de wielen.
Stilzetten van de auto zonder dat de
parkeerrem wordt aangetrokken.
F
Z
et de motor af.
Het branden van het lampje op het
instrumentenpaneel en op de hendel
bevestigt dat de parkeerrem is
aangetrokken,
F
Z
et het contact weer aan, zonder de motor
te starten.
F
Z
et de parkeerrem handmatig vrij door
op de hendel te drukken ter wijl u
het
rempedaal ingetrapt houdt.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje in het instrumentenpaneel en
het lampje P op de hendel in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgezet".
F
Z
et het contact af. Bij een auto met een automatische
transmissie wordt stand P automatisch
ingeschakeld als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie
, in het bijzonder met
betrekking tot het in de vrijloop zetten van
de auto.
Bij uitvoeringen met een automatische
transmissie klinkt een geluidssignaal als
stand N wordt geselecteerd wanneer het
bestuurdersportier is geopend. Het geluidssignaal
stopt zodra u
het bestuurdersportier weer sluit.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen. F
H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de
automatische werking wordt
bevestigd door het branden van dit
lampje op het instrumentenpaneel.
F
L
aat de hendel en het rempedaal los.
F
S
tart de motor.
F
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los. Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd door
het doven van het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden
afgeremd door aan de parkeerremhendel te
trekken en deze vast te houden. De auto wordt
afgeremd zolang aan de parkeerremhendel
wordt getrokken. Het afremmen wordt
onderbroken als de parkeerremhendel wordt
losgelaten.
Rijden
Page 127 of 292

125
De systemen ABS en DSC zorgen er voor dat de auto
stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de
noodremfunctie verschijnt de melding "Storing
parkeerrem" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een van de twee
lampjes op het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit
van de auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen
dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de
hendel te trekken en deze weer los te laten tot de
auto stilstaat.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken: zet de
versnellingshendel altijd in de neutraalstand
en trap het koppelingspedaal in.
Inschakelen van de 5e of 6e
versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of 6e
versnelling in te schakelen.
Als u
dit niet doet, kan de versnellingsbak
onherstelbaar beschadigd raken (door
per ongeluk inschakelen van de 3
e of 4e
versnelling).
Automatische transmissie
( E AT 6 / E AT 8)
Automatische transmissie met zes of acht
versnellingen en een impulsselectiehendel.
De transmissie biedt ook de mogelijkheid
handmatig te schakelen met de schakelflippers
achter het stuurwiel.
Standen van de transmissie
P. Parkeerstand.
Parkeren van de auto: de voor wielen
worden geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
Om de auto te verplaatsen met afgezet
contact: in bepaalde wasstraten, bij het
slepen van de auto enz.
D. Automatische stand.
De transmissie schakelt zelf de juiste
versnelling in, afhankelijk van uw rijstijl,
het wegprofiel en de belading van de auto.
M. Handbediende stand.
De bestuurder schakelt met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
6
Rijden
Page 128 of 292

126
A.To e t s P .
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. To e t s Unlock .
Om de transmissie te deblokkeren en
vanuit stand P , met ingetrapt rempedaal,
een andere stand in te schakelen, of
stand R in te schakelen.
Houd deze toets ingedrukt voordat u
de
selectiehendel beweegt.
C. To e t s M .
Om vanuit de automatische stand D over
te schakelen op de handbediende stand.
D. Verklikkerlampjes voor de
transmissiestand (P, R, N, D) .Beweeg de impulsselectiehendel één of twee
keer naar voren (
N of R) of naar achteren ( N of
D ), indien nodig tot voorbij het weerstandspunt.
Zodra u
de impulsselectiehendel loslaat, keert
hij terug naar zijn oorspronkelijke positie.
U kunt bijvoorbeeld op twee manieren vanuit stand
P stand R selecteren: door de impulsselectiehendel
twee keer naar voren te bewegen tot aan het
weerstandspunt of één keer naar voren te bewegen
tot voorbij het weerstandspunt.
-
I
n het eerste geval wordt de transmissie vanuit
stand P in stand N en ver volgens vanuit stand N
in stand R gezet.
-
I
n het tweede geval wordt de transmissie vanuit
stand P direct in stand R gezet.
Stuurkolomschakelaars
In stand M of D kan de bestuurder met de
schakelflippers handmatig schakelen.
Met de flippers is het niet mogelijk de
neutraalstand en de achteruitversnelling in
te schakelen of uit de achteruitversnelling te
schakelen. F
B
eweeg de flipper "
+" of " -" kort naar u toe
om een lagere of hogere versnelling in te
schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Als het contact aan staat, wordt de stand
van de transmissie weergegeven op het
instrumentenpaneel:
P : parkeerstand.
R : achteruitversnelling.
N : neutraalstand.
D1…D8 : automatische stand.
S : programma Sport
M1…M 8 : handbediende stand.
- : schakelcommando van de bestuurder in de
handbediende stand niet opgevolgd.
Als het contact aan staat, wordt bij het openen
van het bestuurdersportier een melding
weergegeven waarin u
wordt gevraagd de
transmissie in stand P te zetten.
Bij het afzetten van het contact blijft de stand
van de transmissie nog enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking
Als bij draaiende motor het rempedaal moet worden
ingetrapt en/of de toets Unlock moet worden
ingedrukt om van stand te veranderen, wordt dit
aangegeven met een waarschuwingsmelding op het
instrumentenpaneel.
Alleen de verzoeken voor het veranderen van de
stand die correct uitvoerbaar zijn, worden uitgevoerd.
Impulsselectiehendel
Rijden