Page 161 of 292

159
Active Safety Brake
Werking
- De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 80 km/h wanneer een stilstaand voertuig of
een fietser wordt gedetecteerd.
-
D
e rijsnelheid moet hoger zijn dan 10 km/h
(uitvoeringen met camera en radar) of liggen
tussen 10
km/h en 85 km/h (uitvoeringen
met uitsluitend een camera) wanneer een
bewegend voertuig wordt gedetecteerd.
Als de camera en/of radar de
aanwezigheid van een voertuig, een
voetganger of een fietser hebben
bevestigd, knippert dit lampje
(gedurende ongeveer 10
seconden) als
de functie ingrijpt op het remsysteem.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze door
het automatische noodremsysteem tot stilstand
is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als
u
dit wilt voorkomen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de
auto door het automatische noodremsysteem
tot stilstand wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment
de controle over de auto weer overnemen
door een ferme stuurbeweging te maken
en/of het gaspedaal in te trappen.
Als de functie in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is
gekomen, blijven de remmen automatisch
1
tot 2
seconden geactiveerd.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het continu branden van
dit lampje, in combinatie met de
weergave van een melding en een
geluidssignaal.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd treedt in werking
wanneer de bestuurder, na de waarschuwing,
niet snel genoeg reageert en niet remt.
De functie is bedoeld om de snelheid van de
aanrijding te beperken of de frontale aanrijding
met de voorligger te voorkomen wanneer de
bestuurder niet ingrijpt.
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
-
D
e rijsnelheid mag niet hoger zijn dan
60
km/h wanneer een voetganger wordt
gedetecteerd.
Vermoeidheidsherkenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u
zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.
De functie omvat het systeem "Coffee Break
Alert" en het systeem "Driver Attention Alert".
6
Rijden
Page 162 of 292

160
Inschakelen/uitschakelen
Deze functies kunnen worden
in- en uitgeschakeld via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
De status van de functie wordt opgeslagen in
het geheugen bij het afzetten van het contact.
Coffee Break Alert
Het systeem geeft een
waarschuwing zodra het detecteert
dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid
van meer dan 65
km/h zonder dat
deze een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
s
inds het afzetten van het contact zijn
enkele minuten verstreken,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend. Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Driver Attention Alert
Met behulp van een boven aan
de voorruit geplaatste camera
beoordeelt het systeem de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te detecteren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65
km/h).Wanneer volgens het systeem het gedrag
van de auto wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het
eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding "
Voorzichtig! ", in combinatie met
een geluidssignaal.
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau,
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
met de melding " Doorrijden risicovol: Las een
rustpauze in! ", in combinatie met een luider
klinkend geluidssignaal.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder
dat er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Rijden
Page 163 of 292

161
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
sl
echt zicht (onvoldoende verlichting
van het wegdek, sneeuwval, harde
regen, dichte mist enz.),
-
v
erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-
g
edeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
-
w
egmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder,
of meerdere wegmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden
e n z .),
-
g
eringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
-
s
malle of bochtige weg.
Active Lane Departure
Warning System
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen. Het systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen en randen van de weg
(afhankelijk van de uitvoering), corrigeert
de koers van de auto en waarschuwt de
bestuurder zodra overschrijding van de
rijstrookmarkering of bermrand (afhankelijk van
de uitvoering) dreigt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
Werkingsvoorwaarden
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
1 80 km/h liggen.
De bestuurder moet beide handen aan het
stuurwiel houden.
De koersafwijking moet plaatsvinden zonder
dat de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Het ESP moet storingsvrij zijn.
De ASR-/DSC-systemen moeten ingeschakeld
zijn.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de
rijstrook dreigt te verlaten. Het systeem
regelt niet de afstand tot de voorligger, de
snelheid en de remmen.
Werking
Zodra het systeem registreert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen
op de weg overschreden dreigt te worden,
corrigeert het de koers van de auto tot de auto
weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel wordt verdraaid. Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken zodra de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Als het systeem detecteert dat de bestuurder
tijdens een automatische correctie het
stuur wiel niet voldoende stevig vast heeft,
onderbreekt het systeem deze manoeuvre.
Er wordt een waarschuwing geactiveerd om
de bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
6
Rijden
Page 164 of 292

162
Rijomstandigheden en
bijbehorende waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de afhankelijk van de rijomstandigheden
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
Wanneer echter de dodehoekbewaking
is ingeschakeld en de bestuurder van
rijstrook gaat wisselen ter wijl een voertuig
in de dode hoek wordt gedetecteerd, zal het
systeem ondanks het inschakelen van de
richtingaanwijzers toch een koerscorrectie
uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de dodehoekbewaking
.Status van
de functie
Lampje
Weergave en/of
bijbehorend berichtAanwijzingen
UIT
(grijs)Systeem uitgeschakeld.
AAN (grijs)
Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan
de werkingsvoorwaarden:
-
s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g
een rijstrookmarkering gedetecteerd,
-
d
e ASR /DSC-systemen zijn
uitgeschakeld of het ESP grijpt in.
-
"
sportieve" rijstijl.
AAN (grijs)Functie automatisch uitgeschakeld/op
stand-by gezet (bijvoorbeeld: detectie
van een aanhanger, gebruik van het (bij
de auto geleverde) noodreservewiel.
Rijden
Page 165 of 292

163
Status van
de functieLampjeWeergave en/of
bijbehorend berichtAanwijzingen
AAN
(g r o e n)Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65
km/h.
AAN (oranje)/(groen)Het systeem corrigeert de koers op
basis van de zijde van de rijstrook die
overschreden dreigt te worden (oranje
l i j n).
AAN
(oranje)/(groen)
"Pak het stuur wiel weer vast." -
A
ls het systeem tijdens de correctie
detecteert dat de bestuurder het
stuurwiel enkele seconden loslaat,
onderbreekt het systeem de correctie
om de besturing weer over te laten
aan de bestuurder.
-
A
ls het systeem tijdens de correctie
vaststelt dat de correctie onvoldoende
zal zijn om het overschrijden van
de rijstrookmarkering (oranje
lijn) te voorkomen, wordt de
bestuurder gewaarschuwd dat hij de
koerscorrectie moet voltooien.Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
-
d
e systemen DSC en ASR worden
uitgeschakeld of het ESP grijpt in,
-
d
e snelheid is lager dan 65 km/h of hoger
dan 180
km/h,
-
e
r is een aanhanger aangekoppeld,
-
d
etectie van het gebruik van een
noodreser vewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
-
d
etectie van sportief rijgedrag, mate van
intrappen van het rempedaal of gaspedaal,
-
e
r wordt gereden op een weg zonder
wegmarkeringen,
-
d
e richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,
-
i
n een bocht wordt de binnenste
rijstrookmarkering overschreden,
-
i
n een scherpe bocht,
-
w
anneer de bestuurder niet reageert tijdens
een correctie.
6
Rijden
Page 166 of 292

164
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (onvoldoende verlicht
wegdek, sneeuw, regen, mist),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat
wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle
overgangen tussen schaduw en licht
e n z .),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
w
egmarkeringen, versleten, niet
zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte
met werkzaamheden enz.),
-
t
e weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen niet
kunnen worden gedetecteerd),
-
s
malle, bochtige wegen,
-
a
ls er te weinig contrast is (bijv. door
schaduw) tussen het wegdek en de
markeringen.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de
functie uit te schakelen:
-
r
ijden op slecht wegdek,
-
o
ngunstige weersomstandigheden,
-
r
ijden op een gladde weg (ijzel).
Uitschakelen/inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
contact wordt aangezet.
F
U k
unt het systeem uitschakelen door op
deze toets te drukken.
Het uitschakelen wordt
aangegeven door het branden
van het lampje van de toets
en dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Door de toets nog een keer in te drukken
kunt u
het systeem weer inschakelen. Het
verklikkerlampje en lampje van de toets gaan
uit.
StoringHet systeem is niet ontworpen voor gebruik
onder de volgende omstandigheden:
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden met een aanhanger,
-
r
ijden op een rollenbank,
-
r
ijden op een onverharde weg. In het geval van een storing in het systeem
wordt u
gewaarschuwd door het branden van
deze lampjes op het instrumentenpaneel, in
combinatie met de weergave van een melding
en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Actieve dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Rijden
Page 167 of 292

165
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, als dat tot een
gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, gaat een lampje branden:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a ongeveer een seconde, wanneer
u
langzaam een ander voertuig inhaalt.
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuur wiel voor een koerscorrectie om u
te
helpen een aanrijding met het voertuig in de
dode hoek te voorkomen. Het systeem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een ver vanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder moet
te allen tijde het verkeer in de gaten blijven
houden, de snelheid en afstand van
achteropkomend verkeer inschatten en
beslissen of veilig van rijstrook gewisseld
kan worden.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan in- en uitgeschakeld
worden via het menu Rijden/Auto
van het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact
is afgezet opgeslagen in het geheugen.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u
een aanhanger trekt
met een door CITROËN gehomologeerde
trekhaak.
Werking
Indien een voertuig – een (motor)fiets, een auto
of een vrachtwagen – zich in de dode hoek van
de auto bevindt, zal er een oranje lampje gaan
branden in de desbetreffende buitenspiegel.
Het systeem geeft bij het overschrijden van
een rijstrookmarkering met ingeschakelde
richtingaanwijzers een rukje aan het stuur wiel.
Daarbij moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan:
-
d
e voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van de auto moet liggen tussen
12
en 140 km/h voor een waarschuwing en
tussen 65
en 140 km/h voor een correctie,
-
h
et systeem moet ingeschakeld zijn om een
koerscorrectie te kunnen uitvoeren,
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil met dat voertuig kleiner is
dan 10
km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig waarbij
het snelheidsverschil met dat voertuig
kleiner is dan 25
km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal en het ingehaalde voertuig blijft
zich ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger, caravan of
iets dergelijks.
Sensoren in de voor- en achterbumper
bewaken de dode hoeken.
6
Rijden
Page 168 of 292

166
Storing
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd
op dat de sensoren niet met modder,
sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door CITROËN gehomologeerde
trekhaak.
In het geval van een storing gaat dit lampje
branden op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven en er wordt geen correctie
uitgevoerd in de volgende situaties: - bij
stilstaande objecten (geparkeerde auto's,
vangrails, lantaarnpalen, borden enz.),
-
b
ij tegemoetkomende voertuigen,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
-
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus enz.) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
a
ls de functie Park Assist is geactiveerd.
Rijden