Page 65 of 292

63
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u
een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning controleren
volgens de aanbevelingen in het
garantie- en onderhoudsboekje om het
systeem in per fecte staat te houden.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.Handbediende airconditioning
Druk op de toets van het menu
Airconditioning onder het touchscreen
om de pagina met de bedieningstoetsen
van het systeem weer te geven.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Regeling temperatuur
F Druk op een van de pijlen 6 om de waarde
te verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
Druk voor maximale koeling of ver warming
van de passagiersruimte op de toets
"omlaag" of "omhoog" van de temperatuur
totdat LO of HI wordt weergegeven.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op een van de toetsen 5 om de
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te
verlagen ( -).
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst
mogelijke stand te zetten wordt de aanjager
volledig uitgeschakeld.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
1.
Automatisch programma "Zicht".
2. Recirculatie van de interieurlucht.
3. Ontwasemen – ontdooien achterruit
4. Uitschakelen van het systeem.
5. Regeling luchtopbrengst.
6. Regeling temperatuur.
7. Regeling luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning
3
Ergonomie en comfort
Page 66 of 292

64
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling
in het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimten.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Maximale stand van de
airconditioning
Het systeem stelt automatisch de temperatuur
in op het laagste comfortniveau, verdeelt de
lucht over de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters en schakelt de maximale
aanjagersnelheid in.
F
D
ruk op toets 9 om de functie in/uit te
schakelen; het lampje van de toets gaat
aan/uit.
Automatisch programma
" zicht "
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/
ontdooien voorruit en voorste zijruiten " voor
meer informatie over toets 1
"Automatisch
progamma Zicht ".
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u
in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
F
D
ruk op toets 8 om de airconditioning in of
uit te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de aanjager
is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u
korte tijd de recirculatiestand gebruiken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Uitschakelen van het systeem
Rijd niet te lang met een uitgeschakeld
airconditioningssysteem (kans op beslaan van
de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).
Door op een willekeurige toets te drukken
wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij
de instellingen van vóór het uitschakelen weer
worden gebruikt.
F Druk op toets 4 . Het lampje van de toets
gaat branden en alle andere lampjes van
het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem
zijn nu uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning onder het
touchscreen om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem
weer te geven.
Ergonomie en comfort
Page 67 of 292

65
12 .Voorverwarming/-koeling interieur
(afhankelijk van de uitvoering).
13. Selectie van de instellingen voor het
automatische comfortprogramma (Soft/
Normal/Fast).
14 . Centrale regeling/gescheiden regeling.
15. "AQS"-functie (Air Quality System)
(afhankelijk van de uitvoering).
Het airconditioningssysteem werkt bij
draaiende motor, maar de aanjager en
bedieningsfuncties werken ook bij aangezet
contact.
Het inschakelen van de airconditioning,
de temperatuur, de luchtopbrengst en
de luchtverdeling in het interieur worden
automatisch geregeld.
Regeling temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
F
D
ruk op een van de toetsen 6 om de waarde
te verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
1.
Automatisch programma "Zicht".
2. Recirculatie van de interieurlucht.
3. Ontwasemen – ontdooien achterruit
4. Uitschakelen van het systeem.
5. Regeling luchtopbrengst.
6. Regeling temperatuur.
7. Regeling luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning
10. Inschakelen van automatisch
comfortprogramma.
11. Toegang tot de secundaire pagina. De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3
te
laten bedragen. Druk voor maximale koeling of ver warming
van de passagiersruimte op de toets
"omlaag" of "omhoog" van de temperatuur
totdat LO of HI
wordt weergegeven.
Automatisch
comfortprogramma
F Druk op toets 10 "AUTO " om de
automatische stand van de airconditioning
in te schakelen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt
het airconditioningssysteem automatisch:
afhankelijk van het comfortniveau dat u
hebt
geselecteerd, zorgt het systeem voor een
optimale temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur.
De intensiteit van het automatische
comfortprogramma kan worden ingesteld
door op de secundaire pagina een van de
instellingen te selecteren. Deze pagina kan
worden geopend via toets 11
"OPTIES ".
Druk om de door het desbetreffende lampje
aangegeven instelling te wijzigen meerdere
keren op toets 13
tot de gewenste instelling
wordt weergegeven:
" Langzaam ": voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
3
Ergonomie en comfort
Page 68 of 292

66
"Normaal ": voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag geluidsniveau
(standaardinstelling).
" Snel ": voor een doeltreffende en dynamische
luchttoevoer.
Gebruik de instelling " Normaal" of "Snel " om het
comfort te waarborgen van de passagiers op de
achterstoelen.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Als de
stand AUTO echter wordt uitgeschakeld, blijft het
lampje van de geselecteerde instelling branden.
Als de instelling wordt gewijzigd ter wijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
Om bij koud weer en koude motor de
toevoer van koude lucht in het interieur
te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk vergroot tot de gewenste
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem corrigeert automatisch en zo snel
mogelijk het temperatuurverschil.
Automatisch programma
" zicht "
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/
ontdooien voorruit en voorste zijruiten " voor
meer informatie over toets 1
"Automatisch
progamma Zicht ".
Func tie "Air Quality System "
(AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor
schakelt deze functie automatisch de
recirculatie van de interieurlucht in als een
bepaalde grenswaarde voor de ver vuiling van
de buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is,
wordt de recirculatie van de interieurlucht
automatisch uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om ver velende
geurtjes te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur
lager is dan 5°C, om te voorkomen dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door
de secundaire pagina te openen met toets
11
"OPTIES " en ver volgens op toets 15
te
drukken.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies door het systeem geregeld
blijven:
-
r
egeling luchtopbrengst, toets 5 ,
-
r
egeling luchtverdeling, toets 7 ,
Zodra u
een instelling wijzigt, gaat het lampje
van toets 10
"AUTO " uit.
F
D
ruk nogmaals op toets 10
om het
automatische comfortprogramma weer in te
schakelen.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op een van de toetsen 5 om de
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te
verlagen ( -).
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst
mogelijke stand te zetten wordt de aanjager
volledig uitgeschakeld.
Naast de ventilator wordt " OFF" weergegeven.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Ergonomie en comfort
Page 69 of 292

67
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling
in het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimten.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen 7
gedoofd.
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
F
D
ruk op toets 8 om de airconditioning in of
uit te schakelen. Als het lampje brandt, is de airconditioning
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u korte tijd de recirculatiestand gebruiken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning
kan negatieve effecten hebben (vocht,
condens).
Centrale regeling/gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan voorpassagierszijde
kan worden afgestemd op de instelling aan
bestuurderszijde (functie centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de secundaire
pagina die u
kunt openen via toets 11
"OPTIES ".
F
D
ruk op toets 14
om de functie "MONO"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie
krijgt de status " ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de
passagier de toetsen voor de temperatuurregeling
aan zijn zijde bedient (functie gescheiden regeling).
Ventilatie bij aangezet contact
Bij aangezet contact kunt u het
v entilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst 5
en de luchtverdeling 7 in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op toets 4 .
Het lampje van de toets gaat branden en alle
andere lampjes van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem
zijn nu uitgeschakeld.
Door de aanjagersnelheid 5
in de laagst
mogelijke stand te zetten wordt de aanjager
volledig uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd. Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten
en om sneller de gewenste temperatuur in het
interieur te bereiken.
F
D
ruk op deze toets om de functie
in/uit te schakelen (bevestigd
door branden/doven van het
verklikkerlampje).
Het systeem wordt automatisch
geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
3
Ergonomie en comfort
Page 70 of 292

68
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Automatisch programma
"zicht "
Selecteer dit programma om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
F
D
ruk op deze toets om de functie
in of uit te schakelen.
Als het lampje brandt, is de functie
ingeschakeld.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer en stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
De luchtopbrengst kan handmatig worden
gewijzigd zonder dat het automatische
programma "zicht" wordt uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-stand niet
beschikbaar is. Verwijder in winterse omstandigheden
alle sneeuw of ijs van de camera op de
voorruit voordat u
wegrijdt.
Anders kan de werking van de systemen
die verbonden zijn met de camera negatief
worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer ver warmt deze functie de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte
langs de voorruitstijlen.
Zonder dat u
daar voor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze
functie er voor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit als ze
zijn vastgevroren en helpt de functie een
opeenhoping van sneeuw door de werking van
de ruitenwissers te voorkomen.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk bij draaiende motor op deze toets om de functie in/uit te schakelen (bevestigd
door het branden/doven van het lampje).
Deze functie is actief zodra de
buitentemperatuur lager is dan 0°C. De functie
wordt automatisch uitgeschakeld als de motor
wordt afgezet.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Aan/uit
F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering) te
ontwasemen/ontdooien (bevestigd
door het branden/doven van het
verklikkerlampje).
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Ergonomie en comfort
Page 71 of 292

69
Schakel zo snel mogelijk de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit, omdat
een geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Extra verwarming/
ventilatie
Ver war ming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem
dat het interieur voor ver warmt en de ruiten
sneller ontdooit. Dit lampje brandt permanent als het
systeem is geprogrammeerd of met
de afstandsbediening in werking is
gesteld.
Het lampje knippert tijdens de
ver warmingscyclus en gaat uit aan
het einde er van of als de ver warming
met de afstandsbediening wordt
uitgeschakeld.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse
omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur heerst.
Programmeren
U kunt het inschakelen van de ver warming
of ventilatie programmeren op de secundaire
pagina van het menu "
Airconditioning" van
het touchscreen.
F
D
ruk op het menu
" Airconditioning ".
F
D
ruk op het tabblad " OPTIES".
F
D
ruk op "Thermisch
programma ". F
D
ruk op het tabblad "
Parameters" en
selecteer de modus " Ver war ming" om
de motor en het interieur te ver warmen of
de modus " Ventilatie" om het interieur te
ventileren.
F
D
ruk op het tabblad " Status" om het
systeem in/uit te schakelen. F
St
el vervolgens het inschakeltijdstip (vooraf)
voor elke selectie in.
F
D
ruk op "
OK" om te bevestigen.
Afstandsbediening met
groot bereik
Op deze manier kunt u de ver warming in het
i nterieur op afstand in- of uitschakelen.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 1
km, in een onbeschutte omgeving.
Inschakelen
F Door deze knop ingedrukt te houden, wordt de verwarming
onmiddellijk gestart (bevestigd
door het tijdelijk branden van het
groene lampje).
3
Ergonomie en comfort
Page 72 of 292

70
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
F
D
raai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij. Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal inzamelpunt.
De maximale werkingsduur van de
ver warming bedraagt ongeveer 45
minuten,
afhankelijk van de weersomstandigheden.
Het extra ver warmingssysteem werkt op
brandstof uit de brandstoftank van de auto.
Verzeker u
er vóór gebruik van dat er
voldoende brandstof in de tank zit.
Als de brandstoftank bijna leeg is, kan het
systeem niet worden gebruikt.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
-
d
e laadtoestand van de accu dat
toelaat,
-
h
et brandstofniveau dat toelaat,
-
d
e motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een
keer is gestart.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
programmeerbare verwarming niet
worden gebruikt, ook niet voor korte
perioden, in afgesloten ruimten, zoals
een garage of een werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). - Brandgevaar!
Glazen opper vlakken zoals de achterruit
en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voor werpen op deze
opper vlakken en raak deze opper vlakken
nooit aan – kans op brandwonden! Zorg er voor dat de extra ver warming altijd
is uitgeschakeld tijdens het tanken; kans
op brand- en explosiegevaar!
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2 seconden
als de auto het signaal niet heeft ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Uitschakelen
F Door deze knop ingedrukt te houden, wordt de verwarming
onmiddellijk gestopt (bevestigd
door het tijdelijk branden van het
rode lampje).
Ergonomie en comfort