Page 265 of 889
4–77
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
Afrijden van steile hellingen
Schakel bij het afrijden van een steile
helling over naar een lagere versnelling,
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling. Rijd langzaam naar
beneden en maak daarbij slechts af en toe
gebruik van de remmen om te voorkomen
dat deze oververhit raken.
Page 266 of 889
4–78
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Lichtschakelaar
Koplampen
Draai de koplampschakelaar om de koplampen en andere buitenverlichting in of uit te
schakelen.
Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indicatielampje in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Koplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen (links
of rechts verkeer).
Page 267 of 889
4–79
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF O N ACC of
OFF O N ACC of
OFF
Koplampen Uit Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting
* A a n *1 Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen Off/On
*2 Uit Aan Aan Aan Aan *3
*1 Tijdens het rijden wordt de verlichting ingeschakeld.
*2 Wanneer de dagverlichting wordt ingeschakeld, gaan de achterlichten en kentekenplaatverlichting branden. De
positielampen worden niet ingeschakeld. (Taiwan)
*3 Wanneer de verlichting is ingeschakeld blijft deze branden als het contact vanuit ON in een andere stand
wordt gezet. De verlichting wordt uitgeschakeld wanneer het bestuurdersportier wordt geopend of als na het
inschakelen van de verlichting 30 seconden zijn verstreken.
Page 268 of 889

4–80
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC
of OFF O N ACC of
OFF O N ACC of
OFF O N ACC
of OFF
Koplampen Uit Uit
Automatisch *3 Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting * A a n *1 Uit Aan *4 Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen Aan
*2 Uit Automatisch *3 Aan *5 Aan Aan Aan Aan *5
*1 Tijdens het rijden wordt de verlichting ingeschakeld.
*2 Wanneer de dagverlichting wordt ingeschakeld, gaan de achterlichten en kentekenplaatverlichting branden. De
positielampen worden niet ingeschakeld. (Taiwan)
*3 De verlichting wordt ingeschakeld door de automatische verlichtingsfunctie.
*4 De verlichting wordt ingeschakeld wanneer de auto rijdt en gaat uit wanneer de koplampen door de
automatische verlichtingsfunctie worden ingeschakeld.
*5 Wanneer de verlichting is ingeschakeld blijft deze branden als het contact vanuit ON in een andere stand
wordt gezet. De verlichting wordt uitgeschakeld wanneer het bestuurdersportier wordt geopend of als na het
inschakelen van de verlichting 30 seconden zijn verstreken.
Page 269 of 889

4–81
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Automatische verlichtingsregeling *
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet wordt,
tast de lichtsensor de helderheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze
automatisch de koplampen en andere buitenverlichting in of uit.
OPGELET
De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en ruitenwisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw —
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
OPMERKING
De koplampen en overige buitenverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in
het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt
dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals
bijvoorbeeld in lange tunnels, bij ¿ les in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de lichtschakelaar naar de stand
gedraaid wordt.
De gevoeligheid van de automatische verlichtingsregeling kan gewijzigd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-12 .
Page 270 of 889

4–82
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Koplampen grootlicht-dimlicht
De koplampen schakelen over tussen
grootlicht en dimlicht door de hendel naar
voren of naar achteren te verplaatsen.
Grootlicht
Dimlicht
Wanneer het grootlicht van de
koplampen is ingeschakeld, gaat
het grootlichtindicatielampje van de
koplampen branden.
Koplamplichtsignaal
Kan worden gebruikt wanneer het contact
op ON gezet is.
Voor het geven van een lichtsignaal met de
koplampen, de hendel volledig naar u toe
trekken (de koplampschakelaar hoeft niet
ingeschakeld te zijn).
UIT
Koplamplichtsignaal
Het grootlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.
Thuiskomstverlichting
Bij bediening van de hendel schakelt
de thuiskomstverlichting de koplampen
(dimlicht) in.
Inschakelen van de verlichting
Wanneer aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of OFF staat,
wordt het dimlicht van de koplampen
ingeschakeld.
Nadat de portieren zijn gesloten en er
een bepaalde tijd is verstreken gaan de
koplampen uit.
Page 271 of 889