4–61
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Voorgloei-indicatielampje
(SKYACTIV-D 2.2)
Dit indicatielampje kan gaan branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
Het lampje gaat uit wanneer de
gloeibougies warm zijn. Als u nadat de
gloeibougies zijn opgewarmd het contact
gedurende langere tijd in de stand ON
laat staan zonder dat de motor draait,
worden de gloeibougies mogelijk opnieuw
opgewarmd en gaat het voorgloei-
indicatielampje branden.
Moersleutelindicatie/
indicatielampje
Type A instrumentengroep
Laat onderhoud uitvoeren overeenkomstig
het bericht.
Type B instrumentengroep
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het moersleutelindicatielampje
branden en vervolgens na enkele seconden
uit.
Wanneer het lampje brandt
Het moersleutelindicatielampje gaat onder
de volgende omstandigheden branden:
Wanneer het tijd is voor een
vooringestelde periodieke
onderhoudsbeurt.
Wanneer het tijd is de motorolie te
verversen.
Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-19 .
Wanneer het lampje knippert
(SKYACTIV-D 2.2)
De opvanginrichting voor bezinksel
scheidt water van de brandstof.
Indien er zich water in dit ¿ lter heeft
verzameld, gaat het waarschuwingslampje
knipperen. Als dit gebeurt, dient u
zo spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële
Mazda-reparateur te raadplegen.
Indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
*
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
4–62
Tijdens het rijden
Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak
Schakelpatroon van de
handgeschakelde
versnellingsbak
Neutraalstand
Het schakelpatroon van de versnellingsbak
is conventioneel, zoals h aangegeven.
Druk het koppelingspedaal tijdens het
overschakelen volledig in; laat het
vervolgens langzaam opkomen.
Uw auto is uitgerust met een inrichting
welke voorkomt dat per ongeluk naar R
(achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de
versnellingshendel omlaag en schakel over
naar R.
WAARSCHUWING
Op gladde wegen of bij hoge snelheden
niet plotseling afremmen op de motor:
Het terugschakelen tijdens het rijden
op natte of met sneeuw of ijs overdekte
wegen, of tijdens het rijden met hoge
snelheden veroorzaakt plotseling
afremmen op de motor, hetgeen
gevaarlijk is. Door de plotselinge
verandering in de draaisnelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Dit kan er toe leiden dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
Zet de keuzehendel altijd in de stand 1
of R en trek de handrem aan alvorens
de auto onbeheerd achter te laten:
De auto zou anders plotseling in
beweging kunnen komen en een
ongeluk veroorzaken.