Page 281 of 889
4–93
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Achterruitenwisser en
ruitensproeier
Voor gebruik van de ruitenwissers moet
het contact op ON staan.
Achterruitenwisser
Schakel de ruitenwisser in door het draaien
van de achterruitenwisser/ruitensproeier
schakelaar.
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr. Ty p e
A Ty p e
B
Stop
Intervalwerking
Normaal
Achterruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
schakelaar achterruitenwisser/-sproeier
naar de stand
draaien. Na het loslaten
van de schakelaar, zal de ruitensproeier
stoppen.
Indien de ruitensproeier niet werkt, het
vloeistofniveau inspecteren (pagina
6-36 ). Als het vloeistofniveau in orde is
en de ruitensproeier werkt nog steeds niet,
raadpleeg dan een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda-
reparateur.
Page 282 of 889

4–94
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Koplampsproeier *
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.
Ruitensproeier
UIT
OPMERKING
Wanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier
voor de eerste keer wordt gebruikt,
werken de koplampsproeiers
automatisch.
Als er lucht in de
koplampsproeiervloeisto À eiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in
gevallen wanneer de auto pas
nieuw is of nadat een leeg
sproeiervloeistofreservoir opnieuw
met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
Achterruitverwarming
D e a c h t e r r u i t v e r w a r m i n g o n t d o e t d e
achterruit van wasem.
Voor gebruik van de achterruitverwarming
moet het contact op ON staan.
Druk op de schakelaar om de
achterruitverwarming in te schakelen.
De achterruitverwarming functioneert
gedurende ongeveer 15 minuten en wordt
dan automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de achterruitverwarming in
werking is brandt het indicatielampje.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming uit te schakelen
alvorens de 15 minuten zijn verstreken.
Handbediende airconditioning
Indicatielampje
Page 283 of 889

4–95
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Volledig automatische airconditioning
Indicatielampje
OPGELET
Gebruik nooit scherpe voorwerpen
of ruitreinigingsmiddelen die
schuurmiddelen bevatten om de
binnenzijde van de achterruit te
reinigen. Dit om beschadiging van
de verwarmingsdraden in de ruit te
voorkomen.
OPMERKING
Deze achterruitverwarming is niet
bestemd voor het doen smelten
van sneeuw. Als sneeuw zich op
de achterruit heeft opgehoopt,
deze eerst verwijderen alvorens de
achterruitverwarming te gebruiken.
De instelling van de
achterruitverwarming kan gewijzigd
worden. Na het veranderen
van de instelling, stopt de
achterruitverwarming automatisch
nadat 15 minuten zijn verstreken en
wanneer de omgevingstemperatuur
hoog is. Wanneer de
omgevingstemperatuur laag is, blijft
de achterruitverwarming in werking
totdat de schakelaar opnieuw wordt
ingedrukt.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
Spiegelverwarming *
De spiegelverwarmingen ontdooien de
buitenspiegels.
De spiegelverwarmingen werken in
combinatie met de achterruitverwarming.
Voor het inschakelen van de
spiegelverwarmingen, het
contact op ON zetten en de
achterruitverwarmingsschakelaar
indrukken (pagina 4-94 ).
Page 284 of 889
4–96
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Handbediende airconditioning
Indicatielampje
Volledig automatische airconditioning
Indicatielampje
Voorruitenwisserontdooier
De thermische elementen op de volgende
posities worden warm en maken het
mogelijk sneeuw te verwijderen die zich
op de voorruit heeft opgehoopt.
Model met links stuur
Model met rechts stuur
De voorruitenwisserontdooier werkt in
combinatie met de achterruitverwarming.
Voor het inschakelen van de
voorruitenwisserontdooier, het
contact op ON zetten en de
achterruitverwarmingsschakelaar
indrukken (pagina 4-94 ).
Page 285 of 889
4–97
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Handbediende airconditioning
Indicatielampje
Volledig automatische airconditioning
Indicatielampje
Claxon
Druk voor het gebruik van de claxon op
het
symbool op het stuurwiel.
Page 286 of 889

4–98
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Waarschuwingsknipperlichten
De waarschuwingsknipperlichten dienen
steeds te worden gebruikt wanneer u de
auto in een noodgeval op de rijbaan of
langs de kant van de weg tot stilstand
brengt.
De waarschuwingsknipperlichten
dienen als waarschuwing voor de
overige weggebruikers om bijzondere
voorzichtigheid in acht te nemen bij het
benaderen of passeren van uw auto.
Druk de
waarschuwingsknipperlichtschakelaar
in en alle richtingaanwijzerlampen
zullen gaan knipperen. De
waarschuwingsknipperlichtindicatielampjes in
de instrumentengroep gaan tegelijkertijd
knipperen.
OPMERKING
De richtingaanwijzers kunnen
niet gebruikt worden wanneer de
waarschuwingsknipperlichten zijn
ingeschakeld.
Controleer de plaatselijk geldende
bepalingen betreffende het gebruik
van de waarschuwingsknipperlichten
bij het slepen van de auto om na
te gaan of er geen inbreuk wordt
gedaan op de wettelijke bepalingen.
Als het rempedaal tijdens het rijden
op gladde wegen wordt ingetrapt,
kan het noodstopsignaalsysteem
in werking treden waardoor alle
richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering gaan knipperen.
Zie Noodstopsignaalsysteem op
pagina 4-111 .
Wanneer het noodstopsignaalsysteem
in werking is, gaan alle
richtingaanwijzers automatisch
snel knipperen om de bestuurder
van het voertuig achter u
te waarschuwen voor een
plotselinge noodstopsituatie. Zie
Noodstopsignaalsysteem op pagina
4-111 .
Page 287 of 889

4–99
Tijdens het rijden
Remmen
R e m s y s t e e m
Vo e t r e m
Deze auto is uitgerust met een bekrachtigd
remsysteem dat bij normaal gebruik
zichzelf automatisch afstelt.
In het geval de rembekrachtiging uitvalt,
tengevolge van het afslaan van de motor
of enige andere reden, kunt u de auto
alsnog tijdig tot stilstand brengen door
het rempedaal met een grotere kracht dan
normaal in te drukken. De remafstand
wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
WAARSCHUWING
Laat de auto nadat de motor is
afgeslagen of stopgezet niet doorrijden,
maar zoek een veilige plaats op om te
stoppen:
De auto laten doorrijden wanneer de
motor is afgeslagen of stopgezet is
gevaarlijk. Voor het indrukken van het
rempedaal is dan meer kracht vereist
en wanneer u het rempedaal pompend
blijft indrukken, bestaat de kans dat
de rembekrachtiging wegvalt. Dit heeft
een langere remweg tot gevolg en kan
zelfs ongelukken veroorzaken.
Schakel bij afdaling van steile
hellingen in een lagere versnelling:
Het is gevaarlijk wanneer u tijdens
het rijden uw voet onafgebroken op
het rempedaal laat rusten of over
lange afstanden de remmen continu
gebruikt. Dit veroorzaakt oververhitting
van de remmen, hetgeen een langere
remweg en zelfs volledige weigering
van de remmen tot gevolg kan hebben.
Dit kan er toe leiden dat u de macht
over het stuur verliest en een ongeluk
veroorzaakt. Vermijd doorlopend
gebruik van de remmen.
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar
één kant trekken van de auto tijdens
het remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft aan
of het remvermogen verminderd is.
Page 288 of 889