Page 233 of 624

2334-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Wanneer u driedimensionale objecten nadert
De afstandslijnen worden op basis van platte oppervlakken (zoals het weg-
dek) weergegeven. Met de afstandslijnen kan de positie van driedimensionale
objecten (zoals voertuigen) niet worden bepaald. Wanneer u een driedimen-
sionaal object nadert dat uitsteekt (zoals het laadvlak van een vrachtwagen),
let dan op de volgende zaken.
●Voertuigbreedtereferentielijnen
Controleer de omgeving en het
gedeelte achter de auto visueel.
In de situatie in de afbeelding lijkt
de vrachtwagen buiten de voer-
tuigbreedtereferentielijnen te zijn
en lijkt het alsof de auto de
vrachtwagen niet zal raken. Toch
kan de achterzijde van de vracht-
auto zich boven de voertuig-
breedtereferentielijnen bevinden.
Als u in werkelijkheid achteruit-
rijdt volgens de voertuigbreed-
tereferentielijnen, zal de auto de
vrachtwagen mogelijk raken.
●Afstandslijnen
Controleer de omgeving en het
gedeelte achter de auto visueel.
Op het scherm lijkt het alsof een
vrachtwagen op punt gepar-
keerd staat. Wanneer u echter in
werkelijkheid tot punt achter-
uitrijdt, raakt u de vrachtwagen.
Op het scherm lijkt het alsof
het dichtstbij is en het verst
weg is. In werkelijkheid is de
afstand tot en echter het-
zelfde en is verder dan en
.
2
1
1
3
13
21
3
Page 234 of 624

2344-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Als u bepaalde verschijnselen opmerkt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, raadpleeg dan de moge-
lijke oorzaak en de oplossing en controleer opnieuw.
Is het symptoom door de oplossing nog niet verdwenen, laat dan de auto con-
troleren door een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Zaken die u dient te weten
Waarschijnlijke oorzaakOplossing
Het beeld is niet goed te zien
• De auto bevindt zich in een donkere
omgeving
• De temperatuur rondom de lens is
hoog of laag
• De buitentemperatuur is laag
• Er zitten waterdruppels op de camera
• Het regent of is vochtig
• Er zijn verontreinigingen (bijv. modder)
aanwezig op de camera
• Er zitten krassen op de camera
• Zonlicht of koplampen van andere
auto's schijnt/schijnen rechtstreeks in
de camera
• De auto bevindt zich onder fluorise-
rende lampen, natriumlampen, kwik-
lampen, enz.
Als dit gebeurt als gevolg van deze oor-
zaken, duidt dat niet op een storing.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving van
de auto visueel controleert. (Gebruik het
scherm pas weer als de omstandigheden
beter zijn.)
Het beeld van het scherm van het Rear
View Monitor-systeem kan worden inge-
steld. (Blz. 335)
Het beeld is wazig
Er zit(ten) vuil of verontreinigingen (zoals
waterdruppels, sneeuw, modder, enz.) op
de camera.Maak de cameralens schoon met water
en veeg hem droog met een zachte doek.
Gebruik milde zeep bij hardnekkig vuil.
Het beeld is niet recht
De camera of de omgeving ervan is aan
een krachtige schok blootgesteld.Laat de auto nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Page 235 of 624

2354-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
De vaste rijlijnen lopen helemaal verkeerd
De camerapositie is niet recht.
Laat de auto nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
• De auto staat schuin (de auto is zwaar
beladen, de bandenspanning is te laag
als gevolg van een lekke band, enz.).
• De auto wordt gebruikt op een helling.Als dit gebeurt als gevolg van deze oor-
zaken, duidt dat niet op een storing.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving van
de auto visueel controleert.
WA A R S C H U W I N G
■Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
Het Rear View Monitor-systeem is een aanvullend systeem om u te assisteren bij het
achteruitrijden. Controleer bij het achteruitrijden eerst de omgeving van de auto visu-
eel en kijk ook in de spiegels voordat u verder gaat.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeval te voorkomen
waarbij ernstig letsel kan ontstaan:
●Vertrouw tijdens het achteruitrijden nooit uitsluitend op het Rear View Monitor-sys-
teem. De weergave en positie van de rijlijnen op het scherm wijken mogelijk af van de
werkelijke situatie.
Wees voorzichtig, net als bij het achteruitrijden met elke andere auto.
●Rijd langzaam achteruit, waarbij u de rijsnelheid regelt via het rempedaal.
●De gegeven instructies zijn slechts richtlijnen.
Wanneer en in welke mate er bij het parkeren aan het stuurwiel moet worden
gedraaid, is afhankelijk van de verkeerssituatie, het wegdek, de staat van de auto, enz.
Houd hier rekening mee wanneer u gebruikmaakt van het Rear View Monitor-sys-
teem.
●Controleer voordat u de auto parkeert of er voldoende ruimte is voor uw auto.
●Gebruik het Rear View Monitor-systeem in de volgende gevallen niet:
• Op een glad of modderig wegdek of in sneeuw
• Bij het gebruik van sneeuwkettingen of het reservewiel
• Wanneer de achterklep niet volledig gesloten is
• Op wegen die niet recht en niet vlak zijn, zoals bochten en hellingen.
●Bij lage temperaturen wordt het scherm mogelijk donkerder of wordt het beeld
mogelijk onduidelijk. Het beeld kan vervormd zijn wanneer de auto rijdt of het beeld
op het scherm is mogelijk niet zichtbaar. Controleer voordat u verdergaat de omge-
ving van de auto visueel en kijk ook in de spiegels.
●Als de banden worden vervangen door banden met een andere maat, wijzigt moge-
lijk de positie van de vaste rijlijnen op het scherm.
●De camera is voorzien van een speciale lens. De afstanden tot objecten en voetgan-
gers die op het scherm worden weergegeven, verschillen mogelijk van de werkelijke
afstanden. (Blz. 231)
Waarschijnlijke oorzaakOplossing
Page 236 of 624

2364-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
OPMERKING
■Gebruik van de camera
●Mogelijk werkt het Rear View Monitor-systeem in de volgende gevallen niet goed.
• Als de achterzijde van de auto is geraakt, kan de stand van de camera veranderen.
• De camera is waterdicht afgesloten. Verwijder, demonteer of wijzig hem daarom
niet. Anders kan hij onjuist gaan werken.
• Wrijf niet te hard over de cameralens. Als er krassen op de cameralens zitten, kan
deze geen duidelijk beeld overbrengen.
• Zorg ervoor dat er geen organische oplosmiddelen, autowas, ruitenreiniger of
ruitencoating op de lens terechtkomt. Verwijder dergelijke stoffen zo snel moge-
lijk van de lens als dit gebeurt.
• Bij een snelle temperatuurverandering, bijvoorbeeld wanneer bij koud weer heet
water op de auto wordt gegoten, kan het zijn dat het systeem niet goed werkt.
• Stel de camera of de omgeving van de camera tijdens het wassen van de auto niet
bloot aan sterke waterstralen. Hierdoor kunnen storingen optreden in de camera.
• Wanneer de camera wordt gebruikt in een omgeving die wordt verlicht door tl-
lampen, natriumlampen, kwiklampen, enz. kan het gebeuren dat de lampen en de
verlichte omgeving lijken te knipperen.
●Stel de camera niet bloot aan hevige schokken, omdat anders een storing kan optre-
den. Is dit het geval, laat de auto dan zo snel mogelijk controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Page 237 of 624

237
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Rijmodusselectieschakelaar
Normale modus
ECO-modus
Geschikt voor het verminderen van het
brandstofverbruik, omdat het koppel
dat correspondeert met de mate waarin
het gaspedaal wordt ingetrapt geleide-
lijker wordt afgegeven dan onder nor-
male omstandigheden en de werking
van het airconditioningsysteem (verwar-
men/koelen) wordt geminimaliseerd.
Wanneer de rijmodusselectieschakelaar naar links gedraaid wordt, gaat het controle-
lampje ECO MODE in het instrumentenpaneel branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzigen naar de normale modus.
Sportmodus
Gebruik deze modus wanneer de auto snel en soepel moet reageren, bijvoorbeeld
bij het rijden in bergachtige gebieden of tijdens het inhalen.
Wanneer de rijmodusselectieschakelaar naar rechts gedraaid wordt, gaat het contro-
lelampje SPORT MODE in het instrumentenpaneel branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzigen naar de normale modus.
■Werking van de airconditioning in de ECO-modus
De ECO-modus regelt het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van het aircondi-
tioningsysteem om brandstof te besparen (Blz. 415, 422). Stel de aanjagersnelheid af
of schakel de ECO-modus uit om de prestaties van de airconditioning te verbeteren.
■Automatisch uitschakelen van de sportmodus
De sportmodus wordt automatisch uitgeschakeld als na het rijden in deze stand het con-
tact UIT wordt gezet.
De rijmodi kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandighe-
den.
1
2
3
Page 238 of 624

2384-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Ondersteunende systemen
◆ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
◆Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
◆VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het maken van bochten op een glad wegdek
◆TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
◆EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminderen
◆VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de stuurcommando's aan te passen.
◆Hill Start Assist Control
Blz. 242
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd er echter rekening mee dat dit aan-
vullende systemen zijn en vertrouw niet in al te sterke mate op deze systemen.
Page 239 of 624
2394-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
◆PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien aanwezig)
Blz. 244
◆Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de remlichten automa-
tisch knipperen om het achteropkomende verkeer te waarschuwen.
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het VSC-/TRC-/
ABS-systeem in werking is.
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het hybridesysteem naar de wielen beperken. Als u
dan op drukt, kunt u de auto waarschijnlijk makkelijker los krijgen door te
'schommelen'.
Schakel de TRC uit door de knop snel
in te drukken en weer los te laten
.
Het controlelampje TRC OFF gaat
branden.
Druk nogmaals op om het sys-
teem weer in te schakelen.
Als het VSC-/TRC-/ABS-systeem in werking is
Uitschakelen van het TRC-systeem
Page 240 of 624

2404-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Wanneer het controlelampje TRC OFF zelfs gaat branden als de schakelaar VSC OFF
niet is ingedrukt
De TRC kan niet worden bediend. Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
■Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door ABS-, BA-, VSC-, en TRC-syste-
men
●In de motorruimte kan een geluid hoorbaar zijn als het hybridesysteem wordt gestart,
kort nadat de auto begint te rijden, als het rempedaal krachtig of herhaaldelijk wordt
ingetrapt of 1 - 2 minuten nadat het hybridesysteem is gestopt. Dit duidt niet op een sto-
ring in een van deze systemen.
●De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande systemen in wer-
king zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
■Beperkte bekrachtiging door EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om het systeem
tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere tijd veel stuurbewegingen
worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of breng de auto tot stilstand en schakel het hybride-
systeem UIT. Het EPS-systeem moet binnen 10 minuten weer normaal werken.
■Automatisch opnieuw inschakelen van het TRC-systeem
Als het TRC-systeem is uitgeschakeld, wordt dit automatisch opnieuw ingeschakeld in
de volgende situaties:
●Het contact wordt UIT gezet.
●De TRC wordt ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt
■Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
●Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van de decele-
ratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
●Het rempedaal wordt losgelaten.
●Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet om een
noodstop gaat.