Page 417 of 624
4176-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Automatische airconditioning (auto's zonder
navigatiesysteem of Lexus display-audiosysteem)
■Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op om de temperatuur te verhogen en op om de tem-
peratuur te verlagen.
■Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op om de aanjagersnelheid te verhogen en op om
de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets OFF om de aanjager uit te schakelen.
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid wor-
den automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van de toetsen kan iets afwijken bij auto's met rechtse
besturing.
Bedieningspaneel
Page 418 of 624

4186-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op om de uit-
stroomopeningen te wijzigen.
Iedere keer dat er op de toets wordt
gedrukt, worden er andere uit-
stroomopeningen geselecteerd.
Er stroomt lucht naar het bovenli-
chaam.
Er stroomt lucht naar het bovenli-
chaam en de voeten.
Er stroomt lucht naar de voeten.
Er stroomt lucht naar de voeten
en de voorruitverwarming is in
werking.
■Gebruik van de automatische modus
Druk op de toets AUTO.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Druk op de toets OFF om de procedure te beëindigen.
■Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de automatische modus. De automati-
sche modus blijft echter ingeschakeld voor de andere functies dan die wor-
den bediend.
■Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder en voor de
voorpassagier (DUAL-modus)
Voer een van de volgende procedures uit om de DUAL-modus in te schake-
len:
●Druk op de toets DUAL.
●Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat het controlelampje branden.
1
2
3
4
Bedieningspaneel airconditioning
1
2
3
Page 419 of 624

4196-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
■Schakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatiemodus
Druk op .
Elke keer dat er op de toets wordt gedrukt, wordt er geschakeld tussen
(recirculatiemodus) en (buitenluchtmodus).
■Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten voor te ont-
wasemen.
Druk op .
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, in de buitenluchtmo-
dus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zijruiten snel-
ler te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te keren
naar de vorige modus.
■Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de achter-
ruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de buitenspiegels
te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automatisch uitge-
schakeld.
■Pollenverwijderingsmodus
Pollen worden verwijderd en de luchtstroom wordt naar het bovenlichaam
geleid.
Druk op .
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat als de temperatuur van de buitenlucht
laag is, treedt de ontvochtigingsfunctie mogelijk in werking.
De pollen worden ook uitgefilterd als de pollenverwijderingsmodus uitgeschakeld
is.
Overige functies
Page 420 of 624
4206-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de ruitenwissers
te voorkomen.
Wordt in-/uitgeschakeld.
Het controlelampje gaat branden
wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na
een tijdje automatisch uitgeschakeld.
■Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en lucht-
hoeveelheid veranderen overeen-
komstig de geselecteerde luchtcir-
culatiemodus.
■De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen en sluiten
Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
Draai de knop om de uitstroom-
opening te openen of te sluiten.
Uitstroomopeningen
1
2
Page 421 of 624

4216-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
■Registreren van instellingen van airconditioning in elektronische sleutels (auto's met
Smart entry-systeem en startknop)
●Als u de auto ontgrendelt met een elektronische sleutel en het contact AAN zet, keert
de airconditioning automatisch terug naar de instellingen die in die elektronische sleu-
tel zijn opgeslagen.
●Als het contact UIT wordt gezet, worden de huidige instellingen van de airconditioning
automatisch opgeslagen in de elektronische sleutel die is gebruikt om de auto te ont-
grendelen.
Het systeem werkt mogelijk niet correct als er meer dan een elektronische sleutel in de
buurt is of als het Smart entry-systeem met startknop is gebruikt om het passagierspor-
tier te ontgrendelen.
De instellingen voor de elektronische sleutel en het bijbehorende portier kunnen wor-
den gewijzigd.
Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Gebruiken van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur
en de omgevingscondities.
Daarom wordt de aanjager direct na het indrukken van AUTO mogelijk even uitgescha-
keld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
■Beslaan van de ruiten
●Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakkelijk beslaan.
Wanneer de toets A/C wordt ingedrukt, wordt de lucht die via de uitstroomopeningen
stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit effectief ontwasemd.
●Als u A/C uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
●De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
■Functie voor signalering condens op voorruit (indien aanwezig)
Wanneer de automatische modus is ingeschakeld, signaleert de luchtvochtigheidssen-
sor (Blz. 423) condens op de voorruit en regelt hij de airconditioning om te voorko-
men dat de ruiten beslaan.
■Buitenlucht-/recirculatiemodus
●Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer
in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er buitenlucht de auto in stroomt.
Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemodus wordt ingeschakeld, wordt ook het
interieur van de auto effectief gekoeld.
●Mogelijk wordt de buitenlucht-/recirculatiemodus automatisch ingeschakeld afhanke-
lijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de auto.
Page 422 of 624

4226-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als A/C wordt ingedrukt.
■Werking van de airconditioning in de ECO-modus
●In de ECO-modus wordt de airconditioning als volgt geregeld om te zorgen voor een
laag brandstofverbruik:
• Het motortoerental en de werking van de compressor worden geregeld om de ver-
warm-/koelcapaciteit te beperken
• Wanneer de automatische modus is gekozen, wordt de aanjagersnelheid beperkt
●Doe het volgende om de prestaties van de airconditioning te verbeteren:
• Wijzig de aanjagersnelheid
• Schakel de ECO-modus uit
• Pas de regeling van de airconditioning in de ECO-modus aan uw persoonlijke voor-
keur aan. (Blz. 598)
■Geuren ventilatie en airconditioning
●Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te laten.
●Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de auto in het
airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
●Het voorkomen van mogelijke geuren:
• We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zetten voor-
dat u de motor uitschakelt.
• Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager direct nadat de airconditioning in
de automatische modus wordt ingeschakeld even vertraagd.
■Interieurfilter
Blz. 482
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. werking van de automatische modus van toets A/C) kunnen wor-
den gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 591)
Page 423 of 624

4236-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
WA A R S C H U W I N G
■Voorkomen dat de voorruit beslaat
●Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het ver-
schil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor
dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
■Om brandwonden te voorkomen
●Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de buitenspiegel-
verwarming is ingeschakeld.
●Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen niet aan
wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorruitverwarming)
OPMERKING
■Luchtvochtigheidssensor (indien aanwezig)
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is uitgeschakeld, de airconditioning niet langer ingescha-
keld dan noodzakelijk is.
●Plaats geen voorwerpen op het dashboard
die de uitstroomopeningen kunnen bedek-
ken. Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de voorruitverwar-
ming de voorruit niet kan ontwasemen.
De voorruit is voorzien van een sensor die de
luchtvochtigheid in de auto, de temperatuur
van de voorruit, enz. meet, om vast te stellen of
de ruit is beslagen. (Blz. 421)
Volg onderstaande punten op om te voorko-
men dat de sensor beschadigd raakt.
●Neem de sensor niet uit elkaar
●Spuit geen ruitenreiniger op de sensor en stel
hem niet bloot aan sterke schokken
●Bevestig niets op of aan de sensor
Page 424 of 624

4246-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Stuurwielverwarming/stoelverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wa n n e e r d e s t u u r wielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
●De stuurwielverwarming kan worden gebruikt wanneer het contact AAN staat.
●De stuurwielverwarming wordt na ongeveer 30 minuten automatisch uitgeschakeld.
: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de stoelen worden verwarmd door respec-
tievelijk de stuurwielverwarming en de stoelverwarming.
WA A R S C H U W I N G
●Wees voorzichtig wanneer iemand uit onderstaande categorieën in contact komt
met het stuurwiel en de stoelen wanneer de stuurwiel- en stoelverwarming zijn inge-
schakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
●Neem, om de kans op brandwonden of oververhitting te beperken, de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
• Bedek de stoel niet met een kleed of kussen als de stoelverwarming in gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
●Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de stoel en leg
geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
●Gebruik de functies niet wanneer het hybridesysteem niet is ingeschakeld, om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen raakt.
Stuurwielverwarming