Page 177 of 624

177
4 4-2. Rijprocedures
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Startknop
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Trap het rempedaal stevig in.
Controleer of het controlelampje in de startknop groen gaat branden. Als het contro-
lelampje niet groen wordt, kan het hybridesysteem niet worden gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan het hybridesysteem niet worden gestart. Zet
de selectiehendel in stand P wanneer u het hybridesysteem start. (Blz. 184)
Druk de startknop in.
Blijf het rempedaal ingetrapt houden tot
het hybridesysteem volledig gestart is.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst knippert en vervolgens blijft branden en de
zoemer klinkt, dan start het hybridesysteem normaal.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Als het controlelampje READY brandt, kunt u wegrijden, zelfs als de verbrandings-
motor niet draait. (De benzinemotor start of stopt automatisch in overeenstemming
met de toestand van de auto.)
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische sleutel bij
u hebt, wordt het hybridesysteem gestart of de stand van het contact veran-
derd.
Starten van het hybridesysteem
1
2
3
4
Page 178 of 624

1784-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Breng de auto volledig tot stilstand.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 189)
Zet de selectiehendel in stand P.
(Blz. 184)
Controleer of de positie-indicator P
aangeeft. (Blz. 183)
Druk de startknop in.
Het hybridesysteem stopt en de weergave van het instrumentenpaneel dooft (de
positie-indicator wordt een paar seconden na de weergave van het instrumentenpa-
neel gedoofd).
Laat het rempedaal langzaam opkomen en controleer of het controlelampje
in de startknop uit is.
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand verandert iedere keer dat op de knop wordt
gedrukt.)
UIT
De alarmknipperlichten kunnen wor-
den gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen worden
gebruikt.
Het controlelampje in de startknop gaat
oranje branden.
AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
Het controlelampje in de startknop gaat
oranje branden.
Uitschakelen van het hybridesysteem
1
2
3
Wijzigen van de standen van het contact
4
5
1
2
3
Page 179 of 624

1794-2. Rijprocedures
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in stand ACC of langer dan een uur AAN staat
(hybridesysteem niet in werking) terwijl stand P is geselecteerd, wordt het contact auto-
matisch UIT gezet. Deze functie kan het ontladen van de 12V-accu echter niet helemaal
voorkomen. Laat de auto niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan terwijl
het hybridesysteem niet in werking is.
■Geluiden en trillingen die specifiek zijn voor een hybrideauto
Blz. 74
■Leegraken batterij elektronische sleutel
Blz. 117
■Als de buitentemperatuur laag is, bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Als het hybridesysteem gestart wordt, knippert het controlelampje READY mogelijk
lang. Bedien de auto niet totdat het controlelampje READY continu brandt. Continu
branden betekent dat de auto in beweging kan komen.
■Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Blz. 130
■Aanwijzing voor de instapfunctie
Blz. 131
■Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 80)
Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Als het controlelampje in de startknop oranje knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto direct nakijken door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
■Als het controlelampje READY niet gaat branden
Neem, als het controlelampje READY niet gaat branden nadat de juiste procedure voor
het starten van de auto is gevolgd, direct contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
■Wanneer er een storing in het hybridesysteem aanwezig is
Blz. 528
■Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 484
■Bedienen van de startknop
●Eén keer kort en stevig indrukken van de startknop is voldoende om deze te bedienen.
Als de startknop niet op de juiste manier wordt ingedrukt, kan het voorkomen dat het
hybridesysteem niet start of dat de stand van het contact niet verandert. U hoeft de
startknop niet ingedrukt te houden.
●Als u probeert het hybridesysteem opnieuw te starten direct nadat het contact UIT is
gezet, dan start het hybridesysteem in sommige gevallen mogelijk niet. Wacht nadat u
het contact UIT hebt gezet een paar seconden voordat u het hybridesysteem opnieuw
start.
Page 180 of 624

1804-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Functie voor het automatisch selecteren van stand P
Blz. 186
■Als de schakelregeling defect is
Het contact kan niet worden uitgezet. In dit geval kan het contact UIT worden gezet
nadat de parkeerrem is geactiveerd.
Laat de auto direct nakijken door een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WA A R S C H U W I N G
■Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten wanneer u het hybridesysteem start. Trap onder
geen enkele voorwaarde het gaspedaal in bij het starten van het hybridesysteem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
■Uitschakelen van het hybridesysteem in noodgevallen
Als u in een noodgeval het hybridesysteem tijdens het rijden wilt stoppen, houdt u de
startknop langer dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze minstens 3 keer kort ach-
ter elkaar in. (Blz. 509)
Raak de startknop echter tijdens het rijden niet aan, behalve in geval van nood. Door
het uitschakelen van het hybridesysteem tijdens het rijden verliest u niet de controle
over het stuurwiel of de remmen. De stuurbekrachtiging werkt echter niet meer. Hier-
door zal het sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de
kant zodra dit veilig kan.
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
●Laat het contact niet gedurende een langere periode in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet is ingeschakeld.
●Als het hybridesysteem uitgeschakeld is maar het controlelampje in de startknop nog
brandt, geeft dit aan dat het contact nog AAN is. Controleer voordat u uitstapt altijd
of het contact UIT is.
■Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk start, laat uw auto dan onmiddellijk controleren
door een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Symptomen die kunnen duiden op een defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken dan normaal, bijvoorbeeld als de knop iets blijft
hangen, kan de startknop defect zijn. Neem direct contact op met een erkende Lexus-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Page 181 of 624

181
4 4-2. Rijprocedures
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
EV-modus
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV-modus
branden. Door in de EV-modus de
schakelaar in te drukken, wordt terug-
gekeerd naar normaal rijden (aandrij-
ving door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor]).
■Omstandigheden waarin de EV-modus niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
stand niet ingeschakeld kan worden, klinkt er een zoemer en verschijnt er een melding
op het multi-informatiedisplay.
●De temperatuur van het hybridesysteem is te hoog.
De auto heeft lang in de zon gestaan of na het oprijden van een helling, het rijden met
hoge snelheid, enz.
●De temperatuur van het hybridesysteem is te laag.
De auto heeft bijvoorbeeld lang in een omgeving met een temperatuur lager dan
ongeveer 0C gestaan.
●De benzinemotor is aan het opwarmen.
●Het batterijpakket (tractiebatterij) is (bijna) ontladen.
De resterende capaciteit van het batterijpakket die in de energiemonitor wordt aange-
geven is laag. (Blz. 107)
●Rijsnelheid is hoog.
●Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een helling, enz.
●De voorruitverwarming is ingeschakeld.
In de EV-modus wordt de auto aangedreven door de elektromotor (tractie-
motor), die zijn energie uit het batterijpakket (tractiebatterij) haalt.
Deze modus is geschikt voor het 's nachts of in de vroege morgen door woon-
wijken rijden of het rijden in een parkeergarage, enz. zonder dat u zich zor-
gen hoeft te maken over geluidsoverlast of uitlaatgassen.
Page 182 of 624

1824-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De EV-modus inschakelen wanneer de benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het hybridesysteem wordt gestart, wordt na korte
tijd automatisch de benzinemotor gestart, zodat deze op temperatuur kan komen. In dat
geval kan de EV-modus niet worden ingeschakeld.
Druk zodra het hybridesysteem is gestart en het controlelampje READY brandt en voor-
dat de benzinemotor start op de schakelaar EV MODE om de EV-modus in te schake-
len.
■Automatisch uitschakelen van de EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus, kan in de volgende gevallen automatisch de benzine-
motor worden gestart. Als de EV-modus wordt uitgeschakeld, klinkt een zoemer en
knippert het controlelampje EV-modus, waarna het uitgaat.
●Het batterijpakket (tractiebatterij) raakt leeg.
De resterende capaciteit van het batterijpakket die op de energiemonitor wordt aan-
gegeven, is laag. (Blz. 107)
●De rijsnelheid neemt toe.
●Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een helling, enz.
Als het mogelijk is om de bestuurder vooraf over het automatisch uitschakelen te infor-
meren, gebeurt dit met een melding op het multi-informatiedisplay.
■Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus varieert van een paar honderd meter tot onge-
veer 1 km. Er zijn afhankelijk van de omstandigheden van de auto echter situaties waarbij
de EV-modus niet kan worden gebruikt. (De maximale rijafstand is afhankelijk van de
laadtoestand van het batterijpakket [tractiebatterij] en de rijomstandigheden.)
■Brandstofverbruik
Uw Lexus is ontworpen voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik onder normale
rijomstandigheden (aandrijving door benzinemotor en elektromotor [tractiemotor]). Als
de EV-modus vaker wordt gebruikt dan nodig is, zal het brandstofverbruik hoger zijn.
WA A R S C H U W I N G
■Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de EV-modus zorgvuldig de omgeving van de auto.
Omdat er geen motorgeluiden zijn, merken voetgangers, fietsers of andere verkeers-
deelnemers en voertuigen in de omgeving mogelijk niet dat de auto wegrijdt of hen
nadert. Wees dus tijdens het rijden extra alert.
Page 183 of 624

183
4 4-2. Rijprocedures
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Hybridetransmissie
Selectiehendel
Bedien de selectiehendel soepel en op de juiste manier.
Laat de selectiehendel na het schakelen steeds los, zodat hij kan terugkeren naar
positie .
Zorg bij het schakelen van P naar N, D of R, van D naar R of van R naar D dat het rem-
pedaal ingetrapt is en dat de auto stilstaat.
Positie-indicator
De actuele schakelstand wordt getoond.
Wanneer een andere schakelstand dan stand D of B geselecteerd wordt, verdwijnen
de pijl die naar B wijst en de positie-indicator B uit de positie-indicator.
Controleer bij het selecteren van de schakelstand of de schakelstand gewijzigd
is in de gewenste stand door de positie-indicator in het instrumentenpaneel te
controleren.
Bedienen van de selectiehendel
1
Beweeg de selectiehendel bij het schakelen naar stand D of R door de
schakelcoulisse.
Beweeg de selectiehendel naar links (auto's met linkse besturingen) of
rechts (auto's met rechtse besturing) en houd hem in deze positie om
stand N in te schakelen. De schakelstand wijzigt naar N.
Beweeg de selectiehendel naar beneden om stand B in te schakelen.
Schakelen naar stand B is alleen mogelijk wanneer schakelstand D gese-
lecteerd is.
2
Page 184 of 624

1844-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
*: Gebruik normaal gesproken stand D voor een laag brandstofverbruik en weinig
geluid.
Blz. 237
■Als stand P wordt ingeschakeld
Breng de auto volledig tot stilstand
en activeer de parkeerrem. Druk
vervolgens op de schakelaar voor
stand P.
Wanneer de schakelstand gewijzigd
is naar P, gaat de indicator in de
schakelaar branden.
Controleer of de indicator voor
stand P brandt in de positie-indicator.
■Wijzigen van de schakelstand vanuit stand P
●Bedien de selectiehendel terwijl u het rempedaal stevig intrapt. Als u de
selectiehendel bedient zonder dat u het rempedaal intrapt, klinkt de zoe-
mer en is schakelen niet mogelijk.
●Controleer bij het selecteren van de schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand door de positie-indicator in het instru-
mentenpaneel te controleren.
●De schakelstand kan niet rechtstreeks gewijzigd worden van P naar B.
Doel van de schakelstanden
SchakelstandDoel of functie
PParkeren van de auto/inschakelen van het hybridesysteem
RAchteruit
NNeutraalstand
(Toestand waarbij het vermogen niet wordt overgebracht)
DNormaal rijden*
BMotorremwerking of sterk afremmen wanneer het gaspedaal
is losgelaten op steile hellingen omlaag, enz.
Selecteren van een rijmodus
Schakelaar stand P