Page 209 of 624
2094-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid in
te stellen.
SET (ingesteld) wordt weergegeven.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
1
2
Page 210 of 624

2104-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel kort
in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snelheid als volgt
verhoogd of verlaagd:
Europa
• Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 5 km/h, telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hendel
wordt vastgehouden
• Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 5 mph (8 km/h), telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 mph (8 km/h), voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden
Oekraïne en Israël
• Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hendel
vastgehouden wordt
• Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 mph (1,6 km/h), telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 mph (8 km/h), voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden
In de constante-snelheidsregelmodus (Blz. 213), wordt de ingestelde snelheid als
volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd totdat
de hendel wordt losgelaten.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Page 211 of 624

2114-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Door de schakelaar in te drukken
wordt de tussenafstand als volgt gewij-
zigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De tussenafstand wordt automatisch op
lang ingesteld als het contact AAN
wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt, wordt het
symbool voor een voorligger ook weer-
gegeven.
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er rekening mee dat de
aangegeven afstanden overeenkomen met een rijsnelheid van 80 km/h. De tus-
senafstand is afhankelijk van de rijsnelheid.
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de cruise control uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te drukken,
wordt de cruise control hervat en
wordt de opgeslagen snelheid inge-
steld.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de tussenafstand
Symbool voorligger
1
2
3
Instellen afstand tot voorligger
AfstandsoptiesTu s s e n a f s t a n d
LangOngeveer 50 m
GemiddeldOngeveer 40 m
KortOngeveer 30 m
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
1
2
Page 212 of 624

2124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
In deze stand registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 120 meter voor
u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw
auto en de voorligger te berekenen.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange helling afrijdt.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tus-
senafstand kan ook worden ingesteld door de afstandsregeling te bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer de voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snel-
heid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om
een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een waarschuwingssignaal.
Voorbeeld van rijden met de volgregeling
Volgen van een voorligger die langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de bestuurder heeft
ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het
systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
Rijden in de afstandsregelmodus
1
2
3
4
Page 213 of 624

2134-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht nadert en automatisch decelereren
door middel van de cruise control niet mogelijk is, zal het scherm gaan knippe-
ren en een zoemer klinken om de bestuurder te waarschuwen. Dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als een andere bestuurder vóór u invoegt terwijl u een
voorligger volgt. Gebruik het remsysteem om voldoende afstand tot uw voorlig-
ger te houden.
■Mogelijk worden geen waarschuwingen gegeven
In de volgende gevallen is het mogelijk dat de waarschuwing niet verschijnt:
●Als de snelheid van de auto voor u gelijk is aan of hoger is dan de snelheid
van uw eigen auto
●Als de voorligger extreem langzaam rijdt
●Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
●Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
De constante-snelheidsregelmodus is anders dan de afstandsregelmodus. Wan-
neer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een inge-
stelde snelheid rijden, ongeacht of zich voorliggers op de rijbaan bevinden.
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel de constante-snelheidsre-
geling in.
(Duw de hendel naar voren en houd
de hendel in die stand ongeveer 1 s
vast.)
Het controlelampje cruise control gaat
branden.
Als u tijdens de constante-snelheidsregeling terug wilt keren naar de afstandsregel-
modus, drukt u de hendel weer naar voren en houdt u hem ongeveer 1 seconde vast.
Nadat de gewenste snelheid is ingesteld, kunt u niet terugkeren naar de afstandsre-
gelmodus.
Als het contact UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet, wordt automatisch de
afstandsregelmodus weer ingesteld.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: Blz. 210
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: Blz. 211
Naderingswaarschuwing
Selecteren van de conventionele constante-snelheidsregeling
1
2
Page 214 of 624

2144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
●Schakelstand D is geselecteerd.
●De rijsnelheid hoger is dan 50 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid, zodat de
afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
■Ingestelde snelheid
Afhankelijk van de rijomstandigheden kan de ingestelde snelheid mogelijk niet gehand-
haafd worden.
■Automatisch uitschakelen van de afstandsregeling
De afstandsregeling wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situaties:
●Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De sensor kan niet goed werken omdat hij ergens door bedekt is.
●De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
Als de afstandsregeling om een andere dan de hierboven genoemde redenen automa-
tisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onderbro-
ken:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid. In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●De rijsnelheid zakt onder de 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
■Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet goed
werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of plastic, worden niet door de sen-
sor gesignaleerd.) Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt
de Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
(Blz. 523) Lenskap
Radarsensor
1
2
Page 215 of 624
2154-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op het
volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2
Page 216 of 624
2164-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Vertrouw niet te veel op de afstandsregeling.
Houd rekening met de ingestelde rijsnelheid. Regel zelf de snelheid en de afstand tot
uw voorligger bij door te remmen, enz. als de deceleratie/acceleratie die het systeem
verzorgt niet toereikend is om de afstand tot de voorligger te regelen.