441-1. Voor een veilig gebruik
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
De belangrijkste onderdelen van het airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld.
Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het active-
ren van de airbags zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen
ervoor dat de airbags snel gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging
van de inzittenden te helpen beperken.
Onderdelen SRS-airbagsysteem
Voorpassagiersairbag
Controlelampje PASSENGER AIR
BAG
Side airbags
Curtain airbags
Sensoren aanrijding opzij (achter)
Waarschuwingslampje SRS
Bestuurdersairbag
Sensoren aanrijding opzij (voor)Gordelspanners en spankrachtbe-
grenzers
Schakelaar veiligheidsgordel
bestuurder
Positiesensor bestuurdersstoel
Knie-airbags
Sensoren frontale aanrijding
Airbag-ECU
Handmatig in-/uitschakelsysteem
airbags1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
2935-6. Gebruik van Bluetooth® apparaten
5
Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Automatische volumeregeling
Als de rijsnelheid 80 km/h of meer bedraagt, wordt het volume automatisch verhoogd.
Het volume keert terug naar het niveau van de vorige volume-instelling als de rijsnelheid
naar 70 km/h of minder daalt.
■Handelingen die niet tijdens het rijden kunnen worden uitgevoerd
●Bediening van het systeem met de knop TUNE•SEL
●Een draagbare speler of mobiele telefoon in het systeem aanmelden
“Setup” (instel-
lingen)
“Security” (beveili-
ging)
(Blz. 303)
“Set PIN” (pin-
code instellen)Instellen van een pincode
“Phbk Lock”
(telefoonboek
vergrendelen)Vergrendelen van het telefoon-
boek
“Phbk Unlock”
(telefoonboek
ontgrendelen)Ontgrendelen van het telefoon-
boek
“Phone Setup”
(installatie tele-
foon) (Blz. 301)
“Pair Phone”
(telefoon kop-
pelen)Aanmelden van een mobiele te-
lefoon
“Select Phone”
(telefoon
selecteren)Selecteren van een te gebruiken
mobiele telefoon
“Change
Name” (naam
wijzigen)De naam van een geregistreerde
mobiele telefoon wijzigen
“List Phones”
(telefoonlijst)Overzicht weergeven van de ge-
registreerde mobiele telefoons
“Set Passkey”
(toegangs-
code instellen)Wijzigen van de toegangscode
“Delete
Phone” (tele-
foon wissen)Een geregistreerde mobiele tele-
foon verwijderen
“System Setup”
(systeeminstalla-
tie) (Blz. 303)
“Guidance
Vo l ” ( v o l u m e
gesproken
aanwijzingen)Instellen volume gesproken aan-
wijzingen
“Device
Name” (appa-
raatnaam)Weergeven van het adres en de
naam van het Bluetooth®-toestel
“Initialize” (ini-
tialiseren)Systeeminitialisatie
Eerste menuTw e e d e m e n uDerde menuBedieningsdetail
303
5 5-7. Instelmenu
Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Beveiliging en systeemconfiguratie
Volg de onderstaande stappen om het menu voor elke instelling te openen.
Druk op de toets gesprek aannemen en selecteer “Setup” (instellen) met de
knop TUNE•SEL.
Selecteer “Security” (beveiliging) met de knop.
Selecteer een van de onderstaande items met de knop:
●Instellen of wijzigen van de pincode (Personal Identification Number)
“Set PIN” (pincode instellen)
●Vergrendelen van het telefoonboek
“Phbk Lock” (telefoonboek vergrendelen)
●Ontgrendelen van het telefoonboek
“Phbk Unlock” (telefoonboek ontgrendelen)
Druk op de toets gesprek aannemen en selecteer “Setup” (instellen) met de
knop TUNE•SEL.
Selecteer “System Setup” (systeeminstellingen) met de knop.
Selecteer een van de onderstaande items met de knop:
●Instellen volume gesproken aanwijzingen
“Guidance Vol” (volume gesproken aanwijzingen)
●Weergeven van het adres en de naam van het Bluetooth®-toestel
“Device Name” (apparaatnaam)
●Systeeminitialisatie
“Initialize” (initialiseren)
Beveiligingsinstellingen en bedieningsprocedures
Items systeeminstellingen en bedieningsprocedures
1
2
3
1
2
3
365
5 5-17. Bluetooth
®-verbinding (Lexus display-audiosysteem)
Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Registreren van een Bluetooth®-apparaat
Zet de instelling voor de Bluetooth®-verbinding voor uw apparaat aan.
Ga naar “Bluetooth
*-instellingen”: toets MENU “Instellingen”
“Bluetooth
*”
Beweeg de bedieningsknop naar links en selecteer “Add device” (Toestel toe-
voegen)
Als dit scherm wordt weergegeven,
zoek dan de op dit scherm weerge-
geven toestelnaam op uw
Bluetooth
®-apparaat.
Raadpleeg de bij uw Bluetooth®-appa-
raat geleverde handleiding voor meer
informatie over de bediening van uw
Bluetooth
®-apparaat.
Registreer het Bluetooth®-appa-
raat met uw Bluetooth®-apparaat.
Bij Bluetooth®-apparaten die SSP-compatibel (Secure Simple Pairing) zijn, is geen
pincode nodig. Afhankelijk van het apparaat moet u mogelijk “Yes” (Ja) selecteren om
te registeren, of “No” (Nee) om het registreren van uw apparaat af te breken.
Als een foutmelding wordt weergegeven, volg dan de aanwijzingen op het scherm en
probeer het nog een keer.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Ga naar “Bluetooth*-instellingen”: toets MENU “Instellingen”
“Bluetooth
*”
Beweeg de bedieningsknop naar links en selecteer “Remove device” (Toestel
verwijderen).
Selecteer het apparaat dat verwij-
derd moet worden.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Bluetooth®-apparaten die compatibel zijn met telefoons (HFP) en draagbare
audiospelers (AVP) kunnen gelijktijdig worden geregistreerd. U kunt maxi-
maal 5 Bluetooth
®-apparaten registreren.
Registreren van een Bluetooth®-apparaat
1
2
3
4
5
Verwijderen van een Bluetooth®-apparaat
1
2
3
4707-3. Zelf uit te voeren onderhoud
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssysteem dat
gebruik maakt van bandenspanningssensoren en -zenders om een lage banden-
spanning te signaleren voordat deze tot problemen leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de bestuurder
door middel van een waarschuwingslampje gewaarschuwd. (Blz. 519)
◆Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspanningssenso-
ren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst worden,
moeten de identificatiecodes van deze componenten worden geregistreerd
in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-ECU en moet het banden-
spanningswaarschuwingssysteem worden geïnitialiseerd. Laat de identifica-
tiecodes van de bandenspanningssensoren en -zenders registreren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 471)
◆Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
■Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden geïnitialiseerd
in de volgende omstandigheden:
●Auto's met 17 inch banden: Verwisselen van voor- en achterwielen met een
verschillende bandenspanning
●Als de bandenspanning wordt gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de rijsnel-
heid of de belading verandert).
●Als de bandenmaat wordt aangepast
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitialiseerd, wordt
de actuele bandenspanning als referentiespanning beschouwd.
■Initialiseren van bandenspanningswaarschuwingssysteem
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op spanning zoals voorgeschreven voor koude banden.
(Blz. 587)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in koude toe-
stand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het bandenspannings-
waarschuwingssysteem.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
1
2
4727-3. Zelf uit te voeren onderhoud
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de bandenspanning.
■Brede banden (auto's met 17 inch banden)
In het algemeen slijten brede banden eerder en kan de grip op besneeuwde en/of
gladde wegen beperkt zijn in vergelijking met standaard banden. Gebruik daarom win-
terbanden of sneeuwkettingen op besneeuwde en/of gladde wegen en rijd voorzichtig
waarbij u uw snelheid aanpast aan de weersomstandigheden en de toestand van de weg.
■Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
■Situaties waarin het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet goed
werkt (indien aanwezig)
●Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
• Als er niet-originele Lexus-velgen zijn gemonteerd.
• Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet overeenkomt met de OE-
specificaties (Original Equipment).
• Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet de voorgeschreven maat
heeft.
• Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
• Er zijn slotmoeren gemonteerd.
• Er is een run-flat band met ondersteunende ring gemonteerd.
• Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radiografische
signalen nadelig beïnvloedt.
• Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de wielkasten.
• Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven waarde.
• Als er banden zonder bandenspanningssensoren en -zenders zijn gebruikt.
• Als de identificatiecode op de bandenspanningssensoren en -zenders niet is gere-
gistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
●In de volgende situaties kunnen de prestaties van het systeem lager zijn.
• In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation, radiozen-
der, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig zijn
• Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een ander
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
●Wanneer de auto geparkeerd is, kan het langer duren voordat de waarschuwing ver-
schijnt of verdwijnt.
●Wanneer de bandenspanning snel daalt, zoals bij een klapband, dan verschijnt de
waarschuwing mogelijk niet.
■De initialisatieprocedure (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
●Voer de initialisatie uit na het op spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn bij de initialisatie en bij het aanpassen
van de bandenspanning.
●Als u het contact tijdens de initialisatie per ongeluk UIT heeft gezet, dan is het niet
noodzakelijk de resettoets in te drukken, omdat de initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de volgende keer AAN wordt gezet.
●Als u per ongeluk de resettoets indrukt wanneer initialiseren niet nodig is, breng de
banden dan op de juiste spanning wanneer ze koud zijn en voer opnieuw de initialisatie
uit.