Page 217 of 380

Kompas kalibreren
Kies de schermtoets Calibration (ka-
libratie) om deze instelling te wijzi-
gen. Het kompas is zelfijkend, zodat u
het niet handmatig hoeft te resetten.
Mogelijk geeft het kompas onjuiste
waarden weer wanneer de auto nieuw
is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer totdat het kompas
is gekalibreerd. U kunt ook het kom-
pas kalibreren door de schermtoets
ON te kiezen en een of meerdere keren
in een cirkel van 360 graden te rijden
(in een gebied zonder grote metalen of
metaalhoudende objecten) tot de
CAL-indicator in het EVIC verdwijnt.
Het kompas werkt dan normaal.
Audio
Nadat u de schermtoets Audio hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
Balans links/rechts - voor/achter
In dit scherm kunt u de balans links/
rechts (Balance) en de balans voor/
achter (Fade) instellen. Equalizer
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid
(middentonen) en Treble (hoge to-
nen) instellen. Pas de instellingen aan
met de schermtoetsen + en – of door
een punt te kiezen op de schaal tussen
de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar
links.
OPMERKING: Met Bass/Mid/
Treble kunt u door eenvoudig uw
vinger naar boven/beneden te
schuiven de instelling wijzigen. U
kunt ook direct op de gewenste in-
stelling drukken.
Snelheidsafhankelijke volumere-
geling
Deze functie past het volume aan de
voertuigsnelheid aan. Als u de snel-
heidsafhankelijke volumeregeling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Off (uit), 1, 2 of 3. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Music Info Cleanup (Muziekin-
formatie opruimen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze functie helpt u bij het organise-
ren van muziekbestanden voor een
optimale muzieknavigatie. Kies de
schermtoets Music Info Cleanup (mu-
ziekinformatie opruimen) en selecteer
vervolgens On (aan) of Off (uit). Kies
ten slotte de schermtoets met de pijl
naar links.
Surround Sound (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze functie wordt een ruimte-
lijke surround sound gesimuleerd.
Kies de schermtoets Surround Sound
en selecteer vervolgens On (aan) of
Off (uit). Kies ten slotte de scherm-
toets met de pijl naar links.
Phone/Bluetooth (telefoon/
Bluetooth)
Nadat u de schermtoets Phone/
Bluetooth (telefoon/Bluetooth) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
211
Page 218 of 380

Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons
zijn gekoppeld aan het telefoon/
Bluetooth-systeem. Raadpleeg de
aanvullende handleiding van
Uconnect Touch™ voor meer infor-
matie hierover.
AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de handleiding van uw au-
diosysteem.
NAVIGATIESYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van Uconnect Touch™.
ANALOGE KLOK
INSTELLEN
Om de klok midden boven op het
instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop tot de instelling
juist is.BEDIENING VAN
IPOD®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Deze voorziening maakt het mogelijk
een iPod® of extern USB-apparaat
aan te sluiten op de USB-poort.
iPod® bediening is compatibel met
iPod® Mini, 4G, Photo, Nano, 5G en
iPhone® apparaten. Sommige versies
van de iPod® software zijn mogelijk
niet volledig compatibel met de func-
ties van de iPod® bediening. Bezoek
in dat geval de website van Apple om
de nieuwste softwareversies te down-
loaden.Raadpleeg de gebruikershandleiding
van Uconnect Touch™ voor meer in-
formatie hierover.
HARMAN KARDON®
Logic7® HIGH
PERFORMANCE
MULTICHANNEL
SURROUND
SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE
SURROUND (DSS) (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is uitgerust met een Harman
Kardon® audiosysteem met Gree-
nEdge™ technologie, dat u superi-
eure geluidskwaliteit, hogere geluids-
drukniveaus en een lager
energieverbruik biedt. Het nieuwe
systeem maakt gebruik van eigen
versterker- en luidsprekertechnologie
waardoor de efficiëntieniveaus van de
componenten en het systeem aanzien-
lijk worden verbeterd.
Analoge klok instellen
212
Page 219 of 380

De hoogwaardige 12-kanaals Klasse
D GreenEdge versterker heeft een
voeding met hoog voltage en stuurt
een 7.5-kanaals weergave aan. Het
Harman Kardon® audiosysteem
biedt u de mogelijkheid de optie Logic
7 surround sound te kiezen voor ie-
dere geluidsbron. Het hoogwaardige
GreenEdge luidsprekerontwerp zorgt
ervoor dat het systeem beschikt over
een hoog geluidsdrukniveau en een
indrukwekkende dynamische ge-
luidskwaliteit. De luidsprekers zijn
afgestemd op maximale efficiëntie en
zijn perfect aangepast aan het uit-
gangsniveau van de versterkers zodat
u verzekert bent van de beste sur-
round sound op elke zitplaats.
De Logic7® multichannel surround-
sound technologie zorgt voor een volle
en perfecte geluidskwaliteit op elke
zitplaats. Dit surround effect is be-
schikbaar voor elke bron - AM/FM/
CD/ satellietradio of AUX-ingang op
het dashboard en wordt geactiveerd
met het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg "Surround Sound" in de
paragraaf "Instellingen van UconnectTouch™" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Het selecteren van "Audio Surround"
via de DSS-modi activeert de Harman
Kardon® Logic7® multichannel
surround-sound technologie in uw
auto. De modus "Video Surround"
wordt beschreven onder Driver-
Selectable Surround (DSS). De mo-
dus Video Surround is alleen beschik-
baar voor videobronnen (dvd's,
video-cd's of andere videomedia die
door de radio worden ondersteund).
Sommige audio zal beter klinken in de
DSS-modi, terwijl andere audio beter
tot zijn recht komt in de stereomodus.
Als de modus "Audio Surround" is
geactiveerd, wordt de balans automa-
tisch ingesteld. De faderregeling is be-
schikbaar in de surroundmodus,
maar moet worden ingesteld op de
middelste positie voor de beste sur-
roundkwaliteit.
STUURBEDIENING
VOOR AUDIO
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich op het stuurwiel,
op de posities 3 uur en 9 uur.
De knop aan de rechterzijde is een
tuimelschakelaar met een drukknop
in het midden. Hiermee kunt u het
volume regelen en de modus van het
audiosysteem bepalen. Als u de bo-
venzijde van de tuimelschakelaar in-
drukt, neemt het geluidsvolume toe.
Als u de onderzijde indrukt, wordt het
volume verlaagd.
Door op de drukknop in het midden te
drukken, kunt u schakelen tussen de
verschillende beschikbare modi voor
de radio (MW/LW/CD enzovoort).
Afstandsbediening audiosysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
213
Page 220 of 380

De knop aan de linkerzijde is een tui-
melschakelaar met een drukknop in
het midden. De functie van de knop
aan de linkerzijde is afhankelijk van
de actieve modus.
Hier volgt een beschrijving van de
functies van deze knop in de verschil-
lende modi.
Bediening van de radio
Als u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt vooruit gezocht naar
de volgende beschikbare zender. Als u
de onderzijde van de schakelaar in-
drukt, wordt achteruit gezocht naar
de volgende beschikbare zender.
Als u op de drukknop midden op de
tuimelschakelaar aan de linkerzijde
drukt, stemt de radio af op de vol-
gende voorkeurzender die u hebt ge-
programmeerd onder de drukknop
voor voorkeurzenders.
Cd-speler
Als u één keer drukt op de bovenzijde
van de schakelaar, wordt het volgende
nummer op de cd gekozen. Als u éénkeer op de onderkant van de schake-
laar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het
vorige nummer gekozen wanneer het
nieuwe nummer korter dan één se-
conde is gespeeld.
Wanneer u tweemaal drukt, wordt het
tweede nummer afgespeeld; bij drie-
maal het derde, enz.
De drukknop midden op de tuimel-
schakelaar aan de linkerzijde heeft
geen functie voor een cd-speler voor
één cd. Als de auto echter is uitgerust
met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de
volgende beschikbare cd in de speler
selecteren.
ONDERHOUD VAN CD's
EN DVD's
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om uw cd's en dvd's in goede
conditie te houden:
1. Houd de cd aan de rand vast en
zorg dat u het oppervlak niet aan-
raakt.
2. Bij vlekken op de cd, maakt u het
oppervlak met een zachte doek
schoon, waarbij u van het midden
naar de rand van de cd veegt.
3.
Breng geen papier of plakband op de
cd aan; voorkom krassen van de disc.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zo-
als benzine, terpentijn, schoonmaak-
middelen of antistatische sprays.
5. Bewaar de disc in de hoes na het
afspelen.
6. Stel de disc niet bloot aan direct
zonlicht.
7. Bewaar de disc niet op een plaats
waar het te heet kan worden.
OPMERKING: Als u problemen
ondervindt bij het afspelen van
een bepaalde disc, kan er sprake
zijn van een beschadiging (bij-
voorbeeld krassen, gedeeltelijke
verwijdering van de reflecterende
laag, een haar, vocht of dauw op de
disc). De disc kan echter ook te
groot zijn of een beveiligingscode
hebben. Probeer eerst een goede
disc af te spelen, voordat u de cd/
dvd-speler ter reparatie aanbiedt.
214
Page 221 of 380

WERKING VAN DE
RADIO EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden. Dit systeem
kan worden bediend met de toetsen
van de automatische klimaatregeling
op het instrumentenpaneel of via het
scherm van het Uconnect Touch™
systeem.Wanneer het Uconnect Touch™ sys-
teem in een bepaalde modus (Radio,
Player, Settings, More, enz.) staat,
worden de temperatuurinstellingen
voor de bestuurder en passagier aan
de bovenzijde van het scherm weerge-
geven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect Touch™ scherm.
Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ scherm.
Beschrijving van de toetsen en
schermtoetsen
A/C-knop
1. Druk kort op deze knop om de
huidige instelling van de airconditio-
ning (A/C) te wijzigen. Het indicatie-
lampje brandt wanneer de airco is
ingeschakeld. Deze functie zorgt er-
voor dat van de automatische werking
naar handmatige modus wordt ge-
schakeld en dat de AUTO-indicator
uitgaat.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Automatische klimaatregeling metUconnect Touch™ systeem 8.4 —
schermtoetsen
215
Page 222 of 380

Recirculatieknop
2. Druk kort op deze knop om de
huidige instelling te wijzigen. Het in-
dicatielampje brandt wanneer de
functie is ingeschakeld.
Aanjagerschakelaar
3. De aanjagerschakelaar wordt ge-
bruik om de hoeveelheid lucht te re-
gelen, die door het klimaatsysteem
stroomt. De schakelaar heeft zeven
standen. Als u het aanjagertoerental
wijzigt, schakelt het systeem van au-
tomatische werking naar handmatige
bediening. Het toerental kan als volgt
met de toetsen of schermtoetsen wor-
den ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.Schermtoets — Uconnect Touch™
systeem 8.4
Gebruik het kleine aanjagerpicto-
gram om het aanjagertoerental te ver-
lagen en het grote pictogram om dit
toerental te verhogen. De aanjager
kan ook worden geselecteerd door op
de aanjagerbalk tussen de pictogram-
men te drukken.
Knop Ontdooien vóór
4. Druk kort op deze knop om in
plaats van de huidige ingestelde
luchtstroom de modus Ontdooien in
te schakelen. Het indicatielampje
brandt wanneer deze functie is inge-
schakeld. Door het inschakelen van
deze functie, wordt van de automati-
sche werking naar de handmatige
modus geschakeld. Wanneer de mo-
dus Ontdooien wordt geselecteerd,
kan het aanjagertoerental toenemen.
Als modus Ontdooien vóór wordt uit-
geschakeld, wordt de opnieuw de vo-
rige instelling van de klimaatregeling
actief.Knop Ontdooien achter
5. Druk op deze knop om de achter-
ruitverwarming en de buitenspiegel-
verwarming in te schakelen. Een indi-
catielampje brandt wanneer de
achterruitverwarming is ingescha-
keld. De achterruitverwarming wordt
na ongeveer 10 minuten automatisch
uitgeschakeld.
LET OP!
Het negeren van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot schade
aan de verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen
van de binnenkant van de achter-
ruit. Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf
evenwijdig aan de verwarmings-
elementen. U kunt stickers ver-
wijderen met warm water.
(Vervolgd)
216
Page 223 of 380

LET OP!(Vervolgd)
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnen-
zijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen
zich op veilige afstand van de ruit
bevinden.
Knop temperatuurverhoging passa-
giers
6. Biedt de passagiers een onafhan-
kelijke temperatuurregeling. Druk op
deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen.
OPMERKING: Als in de modus
Sync op deze knop wordt gedrukt,
wordt deze modus automatisch af-
gesloten.
Knop temperatuurverlaging passa-
giers
7. Biedt de passagiers een onafhan-
kelijke temperatuurregeling. Druk op
deze knop om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen. OPMERKING: Als in de modus
Sync op deze knop wordt gedrukt,
wordt deze modus automatisch af-
gesloten.
Toets klimaatregeling aan/uit
8. Druk op deze toets om de klimaat-
regeling in of uit te schakelen.
Knop AUTO
9. Regelt automatisch de interieur-
temperatuur door de luchtverdeling
en de luchthoeveelheid in te stellen.
Door het inschakelen van deze func-
tie, wordt van de automatische wer-
king naar de handmatige modus ge-
schakeld. Raadpleeg het hoofdstuk
"Automatische werking" voor meer
informatie hierover.
Knop temperatuurverlaging be-
stuurder
10. Biedt de bestuurder een onafhan-
kelijke temperatuurregeling. Druk op
deze knop om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen.
OPMERKING: In de modus Sync
regelt deze knop tegelijkertijd ook
automatisch de temperatuurrege-
ling aan passagierszijde.
Knop temperatuurverhoging be-
stuurder
11. Biedt de bestuurder een onafhan-
kelijke temperatuurregeling. Druk op
deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen.
OPMERKING: In de modus Sync
regelt deze knop tegelijkertijd ook
automatisch de temperatuurrege-
ling aan passagierszijde.
Standen
12. De luchtverdeling kan zo worden
ingesteld dat lucht vanuit de lucht-
roosters in het instrumentenpaneel,
de vloerroosters, de ontwasemings-
roosters en de ontdooiroosters
stroomt. De volgende standen zijn be-
schikbaar:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via
de roosters in het instrumen-
tenpaneel. U kunt deze roos-
ters afzonderlijk verstellen om zo de
217
Page 224 of 380

luchtstroming te regelen. De lamellen
van de uitblaasopeningen in het mid-
den en in de zijpanelen kunnen om-
hoog en omlaag en naar links en naar
rechts worden bewogen om zo de rich-
ting van de luchtstroom te regelen.
Onder de lamellen bevindt zich een
stelwiel waarmee de uitblaasopening
kan worden afgesloten of aangepast
om zo de uitstromende hoeveelheid
lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel
en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruitontdooiing
en zijraamontwaseming.
OPMERKING: De stand Twee
niveaus is bedoeld om comfort te
bieden door koele lucht uit de
luchtroosters in het instrumenten-
paneel en warme lucht uit de
vloerroosters te laten stromen. Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroos-
ters in de vloer. Een geringe hoe-
veelheid lucht stroomt via de
openingen voor voorruitontdooiing en
zijraamontwaseming.
Gemengde stand De lucht stroomt via de vloer-
openingen, ontdooiroosters en
de roosters voor ontwaseming
van de zijramen. Deze stand kunt u
het beste gebruiken bij koud weer of
sneeuw.
Ontdooistand
De lucht stroomt via de roos-
ters voor ontwaseming van de
voorruit en zijramen. Gebruik
de ontdooistand in combinatie met de
hoogste temperatuurinstelling om zo
snel mogelijk de voorruit en de zijra-
men te ontdooien. Wanneer de ont-
dooistand wordt geselecteerd, kan het
aanjagertoerental toenemen. SYNC
13. Druk op de schermtoets Sync om
de stand Sync in of uit te schakelen.
Het indicatielampje Sync brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld.
Sync wordt gebruikt om de tempera-
tuurinstelling aan passagierszijde te
synchroniseren met die aan bestuur-
derszijde. Als de temperatuurinstel-
ling aan passagierszijde wordt gewij-
zigd terwijl de functie Sync actief is,
zal deze functie automatisch worden
uitgeschakeld.
FUNCTIES VAN DE
KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditi-
oning) kan de gebruiker het aircondi-
tioningsysteem handmatig in- of uit-
schakelen. Als de airconditioning is
ingeschakeld, stroomt via de lucht-
roosters koele, droge lucht in het inte-
rieur. Druk voor een lager brandstof-
verbruik op knop A/C om de
airconditioning uit te schakelen en
stel met de hand de aanjager en lucht-
verdeling in.
218