Page 233 of 380

STARTPROCEDURES
Doe het volgende voordat u uw auto
start: stel uw stoel in, stel de binnen-
en buitenspiegels in, doe uw veilig-
heidsgordel om en verzoek eventuele
passagiers ook hun veiligheidsgordel
om te doen.WAARSCHUWING!
Verwijder altijd uw sleutelhouderbij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go niet in
de stand ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen zetten.
KEYLESS ENTERNGO™
Met deze functie
kan de bestuurder
de contactschake-
laar bedienen door
op een knop te
drukken, zolang de
afstandsbediening
zich in het passagierscompartiment
bevindt. NORMAAL STARTEN —
BENZINEMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
1. De schakelhendel moet in de stand
PARK of NEUTRAL staan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt ter-
wijl u één keer op de knop ENGINE
START/STOP drukt.
3. Het systeem neemt het dan over en
probeert de auto te starten. Als de
auto niet start, wordt de startmotor
automatisch na 10 seconden uitge-
schakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onder-
breken voordat de motor aanslaat,
druk dan nogmaals op de knop.
OPMERKING: Bij normaal star-
ten van een koude of warme motor
hoeft u het gaspedaal niet te bedie-
nen.
227
Page 234 of 380

Motor uitschakelen met de knop
ENGINE START/STOP (motor
aan/uit)
1. Zet de schakelhendel in de stand
PARK en druk vervolgens kort op de
knop ENGINE START/STOP.
2. De contactschakelaar keert terug
naar de stand OFF.
3. Als de schakelhendel niet in de
stand PARK staat en de rijsnelheid
hoger is dan 8 km/u, moet de knop
ENGINE START/STOP twee secon-
den lang worden ingedrukt voordat de
motor wordt uitgeschakeld. De con-
tactschakelaar blijft in de stand ACC,
totdat de schakelhendel in de stand
PARK staat en de knop twee keer
wordt ingedrukt naar de stand OFF
(uit). Als de schakelhendel niet in de
stand PARK staat en de knop EN-
GINE START/STOP één keer wordt
ingedrukt, verschijnt op het scherm
van het EVIC het bericht “Vehicle Not
In Park” (auto niet in PARK) en blijft
de motor draaien. Verlaat een auto
nooit als deze niet in de stand PARK
staat, omdat de auto dan kan wegrol-
len.OPMERKING: Wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ACC of
RUN (motor draait niet) blijft
staan terwijl de schakelhendel in
de stand PARK staat, wordt het
systeem, nadat het 30 minuten niet
actief is geweest, automatisch uit-
geschakeld en wordt de contact-
schakelaar in de stand OFF gezet.
Functies van knop ENGINE
START/STOP – rempedaal NIET
ingetrapt (in de stand PARK of
NEUTRAL)
De werking van Keyless Enter-N-Go
is vergelijkbaar met die van een con-
tactschakelaar. Er zijn vier standen:
OFF, ACC, RUN en START. Om de
contactschakelaar in een andere stand
te zetten zonder de auto te starten en
om de accessoires te kunnen gebrui-
ken, volgt u de onderstaande stappen.
Starten met de contactschakelaar
in de stand OFF:
Druk op de knop ENGINE START/ STOP om de contactschakelaar in
de stand ACC te zetten (het lampje
ACC gaat branden), Druk nogmaals op de knop EN-
GINE START/STOP om de con-
tactschakelaar in de stand RUN te
zetten (het lampje RUN gaat
branden).
Druk een derde keer op de knop ENGINE START/STOP om de con-
tactschakelaar in de stand OFF te
zetten (het lampje OFF gaat bran-
den).
EXTREEM LAGE
TEMPERATUREN (LAGER
DAN 29°C)
Om te zorgen voor betrouwbaar star-
ten bij deze temperaturen wordt het
gebruik van een van buitenaf gevoede
elektrische motorblokverwarming
aanbevolen.
228
Page 235 of 380

ALS DE MOTOR NIET
STARTWAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of anderebrandbare vloeistoffen in de
luchtinlaat van het gasklephuis
om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan
die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Probeer niet de auto te starten
door middel van aanduwen of sle-
pen. Auto’s met een automatische
versnellingsbak mogen niet op die
manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de kataly-
sator binnendringen, na het star-
ten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Wanneer de accu van de auto leeg is, kunt u startkabels gebruiken
en de auto starten met een hul-
paccu of de accu van een andere
auto. Deze manier van starten
kan gevaarlijk zijn als dit niet op
de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg de paragraaf "Starten
met startkabels" in het hoofdstuk
"Wat doen in geval van nood"
voor meer informatie hierover.
'Verzopen' motor starten (met de
knop ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreem lage temperaturen" hebt
gevolgd, is het mogelijk dat de motor
is 'verzopen'. Afvoeren van overtollige
brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE
START/STOP. De startmotor wordt automatisch in-
geschakeld, draait gedurende 10 se-
conden, en wordt dan uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, laat dan het gas- en
rempedaal los, wacht 10 tot 15 secon-
den, en herhaal dan de procedure
voor "Normaal starten".
Na het starten
Het stationaire toerental wordt auto-
matisch geregeld en neemt af naar-
mate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN —
DIESELMOTOR
Let op de volgende zaken als de motor
draait.
Alle lampjes in de instrumentgroep
zijn uit.
Het storingslampje is uit.
Het oliedruklampje is uit.
Voorzorgsmaatregelen bij koud
weer
Als de buitentemperatuur zeer laag is,
wordt de dieselbrandstof dikker als
gevolg van de vorming van parafine-
klonten die het dieselbrandstoffilter
229
Page 236 of 380

kunnen doen verstoppen. Om derge-
lijke problemen te voorkomen, zijn
meerdere soorten dieselbrandstof ver-
krijgbaar afhankelijk van het seizoen:
zomer-, winter- en pooltypen (koude
bergachtige gebieden).
Als dieselbrandstof is bijgevuld waar-
van de specificaties niet geschikt zijn
voor de buitentemperatuur, adviseren
wij u de toevoeging TUTELA DIE-
SEL ART bij de brandstof te mengen
in de verhouding aangegeven op de
fles. Giet de toevoeging in de brand-
stoftank voordat u de brandstof bij-
vult.
Wanneer u het voertuig gedurende
een lange tijd gebruikt of parkeert in
de bergen of koude gebieden, advise-
ren wij u lokaal verkrijgbare diesel-
brandstof bij te vullen. In dat raden
wij u tevens aan de brandstoftank
meer dan 50% vol te houden.
Gebruik van accuverwarming
Een accu verliest 60% van zijn start-
vermogen als de temperatuur van de
accu daalt tot 18°C. Voor dezelfde
temperatuurdaling heeft de motor
tweemaal zoveel vermogen nodig ommet hetzelfde toerental te starten.
Door het gebruik van een accuverwar-
ming wordt het startvermogen bij lage
temperaturen aanzienlijk vergroot.
Startprocedure motor
WAARSCHUWING!
Giet NOOIT brandstof of een an-
dere ontvlambare vloeistof in de
luchtinlaat van de motor om de
auto te starten. Hierdoor kunnen
steekvlammen ontstaan die ernstig
letsel kunnen veroorzaken.
1. De schakelhendel moet in de stand
NEUTRAL of PARK staan voordat u
de motor kunt starten.
2. Druk op de knop ENGINE
START/STOP, terwijl u het rempe-
daal ingetrapt houdt. 3. Kijk naar het controlelampje
"Wachten met starten" in de instru-
mentengroep. Raadpleeg de para-
graaf "Instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Afhan-
kelijk van de motortemperatuur
brandt dit lampje tot drie seconden
lang.
4. Wanneer het lampje "Wachten met
starten" dooft, wordt de automatisch
gestart.
5. Laat de motor na het starten nog
ca. 30 seconden stationair draaien
voordat u gaat rijden. Dit zorgt ervoor
dat de olie circuleert en de turbocom-
pressor wordt gesmeerd.
Warmdraaien van motor
Geef nooit volgas als de motor koud is.
Bij het starten van een koude motor
brengt u de motor langzaam op het
bedrijfstoerental, zodat de oliedruk
wordt gestabiliseerd naarmate de mo-
tor warmdraait.
230
Page 237 of 380

OPMERKING: Als u een koude
motor onbelast laten draaien met
een hoog toerental, kan witte rook
en een afname van het motorver-
mogen het gevolg zijn. Onbelaste
motortoerentallen moeten lager
zijn dan 1200 omw/min tijdens het
warmdraaien, vooral bij lage tem-
peraturen.
Laat bij temperaturen onder 0°C de
motor gedurende vijf minuten met
matige toerentallen opwarmen voor-
dat de motor vol wordt belast.
Stationair draaien - bij koud
weer
Vermijd langdurig stationair draaien
bij omgevingstemperaturen lager dan
18°C. Lang stationair draaien kan
schadelijk zijn voor de motor omdat
de temperatuur in de verbrandings-
ruimte zo ver kan dalen dat de brand-
stof niet volledig wordt verbrand.
Door onvolledige verbranding vormt
zich koolstof en glazuur op de zuiger-
veren en de verstuivers. De niet-
verbrande brandstof kan ook in het carter binnendringen, waardoor de
olie wordt verdund en de motor snel
slijt.
De motor uitschakelen
Voordat u een turbodieselmotor uit-
zet, moet u de motor altijd naar nor-
maal stationair toerental laten terug-
keren en enkele seconden stationair
laten draaien. Op deze manier wordt
de turbocompressor voldoende ge-
smeerd. Dit is vooral van belang na
zware ritten.
Laat de motor enkele minuten statio-
nair draaien voordat u de motor afzet.
Laat de motor drie tot vijf minuten
stationair draaien voordat de motor
afzet, wanneer u met volle belasting
hebt gereden. Tijdens het stationair
draaien voeren de smeerolie en de
koelvloeistof de overtollige warmte af
van de verbrandingskamer, lagers, in-
terne onderdelen en turbocompressor.
Dit is met name belangrijk bij moto-
ren met turbocompressor en interkoe-
ler.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voor-
zorgsmaatregelen niet in acht geno-
men worden:
Schakel alleen naar PARK als de
auto volledig stilstaat.
Schakel alleen naar of uit RE- VERSE, als de auto volledig stil-
staat en de motor stationair
draait.
Schakel niet tussen PARK, RE- VERSE, NEUTRAL of DRIVE
bij een hoger motortoerental dan
stationair.
Als u naar een versnelling scha- kelt, moet u het rempedaal stevig
ingetrapt houden.
OPMERKING: U moet het rempe-
daal ingetrapt houden wanneer u
uit PARK schakelt.
231
Page 238 of 380

WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk de schakelhen-del uit de stand PARK of NEU-
TRAL te zetten wanneer het mo-
tortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal
niet stevig ingetrapt houdt, kan
de auto snel naar voren of achte-
ren schieten. U loopt in dat geval
het risico de controle over de auto
te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel uitsluitend
naar een versnelling als de motor
normaal stationair draait terwijl
u het rempedaal stevig intrapt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait.
Voordat u uitstapt moet u de
handrem aantrekken, de schakel-
hendel in de stand PARK zetten
en de motor uitschakelen. Wan-
neer de contactschakelaar in de
stand OFF staat, wordt de scha-
kelhendel in de stand PARK ver-
grendeld, waardoor de auto niet
ongewenst in beweging kan ko-
men.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go niet in
de stand ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen zetten.
SLEUTELBLOKKERING
Deze auto is uitgerust met sleutel-
blokkering waardoor de schakelhen-
del in de stand PARK moet worden
gezet voordat de motor kan worden
232
Page 239 of 380

uitgeschakeld. Hiermee wordt voor-
komen dat de bestuurder per ongeluk
uit de auto stapt zonder de schakel-
hendel in de stand PARK te zetten.
Daarnaast vergrendelt het systeem
ook de schakelhendel in de stand
PARK wanneer de contactschakelaar
in de stand OFF staat.
BLOKKEERSYSTEEM
REM/TRANSMISSIE
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor
zorgt dat de schakelhendel in de stand
PARK blijft tenzij het rempedaal
wordt ingetrapt. Om de schakelhen-
del uit de stand PARK te kunnen be-
wegen, moet de contactschakelaar in
de stand ON/RUN worden gezet (met
draaiende motor of niet) en moet het
rempedaal zijn ingetrapt.
ACHTTRAPS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK –
3,6-LITER MOTOR
Uw auto is uitgerust met een ultramo-
derne, brandstofzuinige achttrapsversnellingsbak. De elektronische
schakelhendel in dit voertuig schuift
niet als een conventionele schakelhen-
del. Deze schakelhendel is geveerd en
beweegt naar voren en naar achteren
en keert altijd terug naar de middelste
stand nadat een versnelling is geselec-
teerd. De versnellingen Park, Reverse,
Neutral, Drive, Low (PRNDL) wor-
den zowel op de schakelhendel als op
het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) weergegeven. Om te
schakelen drukt u op de ontgrendel-
knop op de schakelhendel en beweegt
u de hendel naar voren of achteren.
Als u de schakelhendel uit de stand
PARK wilt bewegen, moet u ook het
rempedaal ingetrapt houden (raad-
pleeg de paragraaf "Schakelblokkeer-
systeem" in dit hoofdstuk voor meer
informatie hierover). Als u langs
meerdere versnellingsstanden tegelijk
wilt schakelen (bijvoorbeeld van
PARK naar DRIVE), beweegt u de
hendel voorbij de eerste (of tweede)
klikstand. Kies de stand DRIVE voor
normaal rijden.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurigschakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe auto
in het begin wat abrupt zijn. Dat is
echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-
den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd
altijd uw voet op het rempedaal als u
naar deze standen schakelt.
Standaard schakelhendel
De standaard schakelhendel kan in de
standen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL, DRIVE en LOW worden ge-
zet. Met de stand LOW schakelt u
handmatig naar een lagere versnelling
op basis van de voertuigsnelheid.
Optionele schakelhendel met
AutoStick®
De optionele schakelhendel (met
AutoStick® schakelflippers op het
233
Page 240 of 380

stuur) kan in de standen PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL, DRIVE en
SPORT worden gezet. Eenmaal in de
stand DRIVE, kunt schakelen tussen
de standen SPORT en DRIVE door de
schakelhendel naar achteren te tik-
ken. U hoeft niet op de schakelhendel-
knop te drukken om te schakelen tus-
sen de standen DRIVE en SPORT. U
kunt handmatig schakelen met het
AutoStick® schakelsysteem (raad-
pleeg de paragraaf "AutoStick®" in
dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover). Door op de schakelflippers
(-/+) te drukken in de stand DRIVE
of SPORT, kunt u handmatig de ver-
snelling selecteren en wordt de hui-
dige versnelling in de instrumenten-
groep weergegeven als 8, 7, 6, 5, 4, 3,
2, 1.
VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toe-
rentallen draaien wanneer u vanuit de
standen PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.OPMERKING: Na het selecteren
van een versnelling moet u even
wachten tot de gekozen versnelling
is geactiveerd voordat u gas geeft.
Dit is met name belangrijk wan-
neer de motor koud is.
PARK
Deze stand vormt een aanvulling op
de parkeerrem en blokkeert de ver-
snellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit wanneer de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan wanneer
u de auto in deze stand achterlaat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond
parkeert, kunt u de schakelhendel
eerst in PARK zetten en vervolgens de
handrem aantrekken.
Als u op een helling parkeert, moet u
eerst de handrem aantrekken voordat
u de schakelhendel in de stand PARK
zet. Als extra voorzorgsmaatregel
kunt u op een afdaling de voorwielen
naar de stoeprand toe draaien en op
een helling van de stoeprand af.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als
vervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volle-
dig aan als u de auto parkeert, om
te voorkomen dat de auto gaat
rollen en mogelijk letsel of schade
veroorzaakt.
Uw auto kan zich in beweging zetten en u en anderen verwon-
den wanneer hij niet in de stand
PARK staat. Controleer dit door
te proberen de schakelhendel uit
de stand PARK te bewegen zon-
der het rempedaal in te trappen.
Zorg ervoor dat de schakelhendel
in de stand PARK staat voordat u
de auto verlaat.
(Vervolgd)
234