Page 81 of 380

SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET
AUTOMATISCHE
DIMSTAND
Deze spiegel wordt automatisch aan-
gepast aan hinderlijke weerspiegeling
van de koplampen van achterliggers.
OPMERKING: Tijdens het ach-
teruitrijden wordt deze functie
uitgeschakeld.LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet
te beschadigen mag reinigings-
vloeistof nooit rechtstreeks op de
spiegel worden gespoten. Breng de(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
vloeistof aan op een schone doek en
wrijf de spiegel daarmee schoon.
BUITENSPIEGELS
Voor een optimaal resultaat dient u de
spiegels zo af te stellen dat u de naast-
liggende rijbaan goed in het zicht hebt
en er tevens een geringe overlapping is
met het zicht in de binnenspiegel.
OPMERKING: Het bolle opper-
vlak van de buitenspiegel aan de
passagierszijde biedt een veel bre-
dere kijkhoek met name op de rij-
baan naast uw auto.WAARSCHUWING!Auto's en andere voorwerpen lijken
in de bolle spiegel aan passagierszijde
kleiner en verder weg dan ze in wer-
kelijkheid zijn. Als u te veel op de
passagiersspiegel vertrouwt, kunt u
in botsing komen met een ander voer-
tuig of object. Gebruik uw binnen-
spiegel om de grootte van of de af-
stand tot een voertuig te schatten dat
u in de rechterspiegel ziet.
INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS
Voertuigen beschikken over scharnie-
rende buitenspiegels. Door het schar-
nier kan de spiegel naar voren en naar
achteren worden geklapt om schade te
voorkomen. Het scharnier kent drie
standen: volledig naar voren, volledig
naar achteren en normaal.
BUITENSPIEGEL MET
AUTOMATISCHE
DIMSTAND AAN
BESTUURDERSZIJDE
Deze functie wordt geregeld door de
binnenspiegel met automatische dim-
stand en wordt automatisch aange-
past aan hinderlijke weerspiegeling
van de koplampen van achterliggers,
wanneer de binnenspiegel wordt ver-
steld.
OPMERKING: Deze functie is
ook leverbaar aan passagierszijde
indien deze is voorzien van een
richtingaanwijzer en naderings-
verlichting.
Binnenspiegel met automatische dimstand
75
Page 82 of 380

BUITENSPIEGELS MET
RICHTINGAANWIJZER EN
NADERINGSVERLICHTING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De linker- en rechterbuitenspiegel
met richtingaanwijzers in de spiegel-
behuizing en naderingsverlichting in
de spiegel bevatten vijf LED-lampen.
Drie van deze LED-lampen zijn rich-
tingaanwijzers die tegelijk met de
richtingaanwijzers aan de voor- en
achterzijde van de auto knipperen. Bij
het inschakelen van de waarschu-
wingsknipperlichten worden deze
LED-lampen ook geactiveerd.
De overige twee LED-lampen zijn be-
doeld als instapverlichting, die in
beide spiegels wordt ingeschakeld
wanneer u de afstandsbediening ge-
bruikt of een van de portieren opent.
Deze LED-lampen schijnen opzij om
de grepen van de voor- en achterpor-
tieren te verlichten. Ze schijnen ook
naar beneden om het gebied voor de
portieren te verlichten.De instapverlichting gaat na 30 se-
conden geleidelijk uit of gaat onmid-
dellijk uit als de contactschakelaar in
de stand RUN wordt gezet.
OPMERKING: De naderingsver-
lichting werkt niet als de versnel-
lingspook uit de stand PARK is ge-
zet.
SPIEGELS KANTELEN BIJ
ACHTERUITRIJDEN (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Met deze functie worden de buiten-
spiegels automatisch gekanteld bij
achteruitrijden zodat de bestuurder
de grond achter de voorportieren kan
zien. De buitenspiegels bewegen iets
omlaag op het moment dat naar de
achteruitversnelling wordt gescha-
keld. De buitenspiegels keren vervol-
gens terug naar hun oorspronkelijke
positie wanneer een andere versnel-
ling wordt gekozen. Elke opgeslagen
geheugeninstelling heeft een bijbeho-
rende positie voor het kantelen van
spiegels bij achteruitrijden.OPMERKING:
De functie Tilt Mirrors In Re-
verse (spiegels kantelen bij ach-
teruitrijden) is af-fabriek niet
ingeschakeld. U kunt de functie
Tilt Mirrors In Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) in-
en uitschakelen met het
Uconnect Touch™systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instel- lingen van Uconnect Touch™"
in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
ELEKTRISCH BEDIENDE
BUITENSPIEGELS
De bedieningselementen voor de elek-
trisch bediende buitenspiegels bevin-
den zich op het bekledingspaneel van
het bestuurdersportier.
76
Page 83 of 380

De bedieningselementen van de elek-
trisch bediende buitenspiegels be-
staan uit knoppen voor het selecteren
van de spiegels en een schakelaar met
vier richtingen voor het bedienen van
de spiegels. Als u een spiegel wilt ver-
stellen, drukt u op de knop L (links)
of R (rechts) om de gewenste spiegel
te selecteren.
OPMERKING: Een lampje in de
knop geeft dan aan dat de spiegel
is geactiveerd en kan worden ver-
steld.Druk vervolgens op een van de pijltjes
op de schakelaar voor het bedienen
van de spiegels om de spiegel in de
richting van de pijl te bewegen.
U kunt uw geprogrammeerde spiegel-
standen regelen met de optionele ge-
heugenstoelfunctie. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Geheugenstoel" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
ELEKTRISCH
INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS
De schakelaar voor de elektrische in-
klapbare spiegels bevindt zich tussen
de spiegelschakelaars L (links) en R
(rechts). Druk eenmaal op de schake-
laar om de spiegels in te klappen en
druk nogmaals op de schakelaar om
de spiegels naar de normale rijstand
terug te klappen.
OPMERKING: Als de rijsnelheid
hoger is dan 16 km/u, is de inklap-
functie van de spiegels uitgescha-
keld.
Als de spiegels zich in de ingeklapte
stand bevinden en de snelheid van het
voertuig is gelijk aan of hoger dan
16 km/u, worden ze automatisch uit-
geklapt.
VERWARMDE
BUITENSPIEGELS
Deze buitenspiegels worden
verwarmd om ijs te ontdooien.
Deze functie wordt geactiveerd wan-
neer u de achterruitverwarming in-
schakelt. Raadpleeg de paragraaf
"Achterruitfuncties" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.Bediening van elektrisch bediende buitenspiegels
77
Page 84 of 380

VERLICHTE MAKE-
UPSPIEGELS
Op de zonneklep bevindt zich een ver-
lichte make-upspiegel. Als u deze
spiegel wilt gebruiken, klapt u de zon-
neklep omlaag en het spiegelklepje
omhoog. De verlichting gaat dan au-
tomatisch aan. Als u het spiegelklepje
sluit, wordt de verlichting uitgescha-
keld.
"SCHUIFSTANGFUNCTIE"
EN VERLENGFUNCTIES
VAN DE ZONNEKLEP
Voor het gebruik van de "schuifstang-
functie" van de zonneklep klapt u de
zonneklep omlaag en daarna opzij zo-
dat hij evenredig aan het zijraam ligt.
Pak hierbij de zonneklep vast met uwlinkerhand en trek hem naar achteren
tot hij in de gewenste stand staat. Voor
het gebruik van de verlengfunctie van
de zonneklep pakt u het verlengstuk
aan de achterkant van de klep vast en
trekt u het naar voren.
DODEHOEKBEWAKING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het systeem voor dodehoekbewaking
maakt gebruik van twee radarsenso-
ren in de achterbumper en detecteert
motorvoertuigen (auto's, vrachtwa-
gens, motorfietsen, etc.) die vanaf de
achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
Na het starten van de auto gaat het
waarschuwingslampje van de dode-
hoekbewaking in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te
laten weten dat het systeem is geacti-
veerd. De sensoren van de dodehoek-
bewaking zijn in werking wanneer
naar een van de vooruitversnellingen
of de achteruitversnelling is gescha-
keld en worden in de stand-by-modus
gezet wanneer naar de parkeerstand
(PARK) is geschakeld.
Verlichte make-upspiegel
Schuifstangfunctie
Detectiezones achter
78
Page 85 of 380

De detectiezone van de dodehoekbe-
waking bestrijkt één rijstrook aan
beide zijden van het voertuig. De zone
begint bij de buitenspiegel en bestrijkt
een gebied tot ongeveer 6 m achter de
auto. Het systeem bewaakt de detec-
tiezones aan beide zijden van de auto
vanaf het moment dat een snelheid
van ongeveer 10 km/u of hoger wordt
bereikt en waarschuwt de bestuurder
voor voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waar-schuwt de bestuurder NIET voor
snel naderende voertuigen die
zich buiten de detectiezones be-
vinden. De detectiezone van de dode-
hoekbewaking VERANDERT
NIET wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u zelf kijken of
de rijbaan naast u vrij is voor
zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt.
Wanneer de aanhanger of een
ander object (bijvoorbeeld een
fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat
het waarschuwingslampje van
de dodehoekbewaking blijft
branden zolang naar een voor-
uitversnelling is geschakeld.
Voor een correcte werking van de do-
dehoekbewaking moet de achterkant
van de auto waar zich de radarsenso-
ren bevinden, vrij zijn van sneeuw, ijs
en vuil. De achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden,
mag niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstic-
kers, fietsendrager, enz.). De dodehoekbewaking waarschuwt
de bestuurder voor objecten binnen
de detectiezones door het oplichten
van een waarschuwingslampje in de
buitenspiegels, een geluidsignaal en
verlagen van het volume van de radio.
Raadpleeg het hoofdstuk "Bedrijfs-
modi" voor meer informatie hierover.
De dodehoekbewaking controleert de
detectiezone tijdens het rijden vanuit
drie verschillende punten (zijkant,
achter- en voorzijde) om te beoorde-
len of een waarschuwing noodzakelijk
is. De dodehoekbewaking zal een
waarschuwing geven wanneer voer-
tuigen vanuit de volgende richtingen
in de zone komen.
Waarschuwingslampje
dodehoekbewaking
Sensorpositie (gezien vanaf de bestuurderszijde)
79
Page 86 of 380

In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijba-
nen links of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achter-
zijde
Achteropkomende voertuigen aan
beide zijden van uw auto die de detec-
tiezone binnenkomen met een rela-
tieve snelheid lager dan 48 km/u.Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam in-
haalt met een relatieve snelheid lager
dan 16 km/u en deze auto blijft gedu-
rende ongeveer 1,5 seconde in de dode
hoek, dan gaat het waarschuwings-
lampje branden. Wanneer het verschil
in snelheid tussen de twee auto's gro-
ter is dan 16 km/u, dan gaat het waar-
schuwingslampje niet branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ont-
worpen, dat geen waarschuwing
wordt gegeven voor stilstaande objec-
ten, zoals vangrails, palen, muren,
bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe
toch zal waarschuwen voor dergelijke
objecten. Dit is normaal en betekent
niet dat er iets aan uw auto mankeert.De dodehoekbewaking waarschuwt
niet voor objecten die zich in tegenge-
stelde rijrichting verplaatsen op de
naastgelegen rijbanen.
Bewaking van zijkantBewaking van achterzijde
Inhalen/naderen
Inhalen/passerenStilstaande objecten
80
Page 87 of 380

WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewa-
king dient slechts als hulpmiddel
voor het detecteren van objecten
die zich in de dode hoeken bevin-
den. De dodehoekbewaking is niet
bedoeld voor het detecteren van
voetgangers, fietsers of dieren. Ook
wanneer uw auto is uitgerust met
dodehoekbewaking, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw
schouder kijken en de richtingaan-
wijzer inschakelen voordat u van
rijbaan wisselt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.REAR CROSS PATH (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De voorziening Rear Cross Path
(RCP) is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder bij het achteruit wegrij-
den uit parkeerplaatsen, waarbij het
zicht op naderende voertuigen moge-
lijk wordt belemmerd. Rijd langzaam
en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is
vrijgekomen. Het RCP-systeem heeft
nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de be-
stuurder waarschuwen wanneer een
voertuig nadert.
RCP bewaakt de detectiezones achter
aan beide zijden van de auto op objec-
ten die zich met een minimale snelheid van ongeveer 1 km/u tot 3 km/u naar
de auto toe bewegen, tot objecten die
zich met een maximale snelheid van
ongeveer 16 km/u verplaatsen, zoals
bijvoorbeeld op parkeerplaatsen.
OPMERKING: Op parkeerplaat-
sen kunnen naderende voertuigen
aan het zicht worden onttrokken
door links en rechts geparkeerde
voertuigen. Als de sensoren wor-
den geblokkeerd door andere ob-
jecten of voertuigen, zal het sys-
teem niet in staat zijn de
bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
naar de achteruitversnelling is ge-
schakeld, wordt de bestuurder ge-
waarschuwd door zowel visuele als
geluidssignalen, terwijl ook het vo-
lume van de radio wordt verlaagd.WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als
achteruitrijhulp. Het systeem is uit-
sluitend bedoeld als hulpmiddel
voor de bestuurder bij het detecte-
ren van naderende voertuigen in
(Vervolgd)
Tegemoetkomend verkeer
RCP-detectiezones
81
Page 88 of 380

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
parkeersituaties. Ga altijd voor-
zichtig te werk tijdens het achter-
uitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
BEDRIJFSMODI
In het Uconnect Touch™ systeem
kunnen drie bedrijfsmodi worden ge-
selecteerd. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect Touch™"
in het hoofdstuk "Het instrumenten-
paneel" voor meer informatie hier-
over.
Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft de dodehoekbe-
waking een visuele waarschuwing in
de desbetreffende buitenspiegel wan-
neer een object wordt gedetecteerd. Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gege-
ven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Bij elke geluidswaarschu-
wing wordt het volume van de radio
verlaagd.
Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaar-
schuwing, lampjes/geluidssignaal ac-
tief is, geeft de dodehoekbewaking
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visueel als een geluidssignaal weerge-
geven. Tegelijkertijd met de weergave
van het geluidssignaal wordt het vo-
lume van de radio (indien ingescha-
keld) verlaagd.OPMERKING:
Bij geluidssignaal van de dode-
hoekbewaking wordt het volume
van de radio verlaagd.
Als de waarschuwingsknipper- lichten zijn ingeschakeld, zal
het systeem alleen een visuele
waarschuwing geven.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gege-
ven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Wanneer een geluidswaar-
schuwing moet worden gegeven,
wordt ook de radio gedempt.
Signaalstatus richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt
genegeerd; de RCP-status vereist al-
tijd het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgescha-
keld, worden er geen visuele of geluids-
signalen weergegeven door het
dodehoekbewakings- of RCP-systeem.
82