U wijzigt de volgafstand door kort op
de knop Distance (afstand) te druk-
ken. Bij iedere druk op deze knop
schakelt de instelling voor de volgaf-
stand tussen 3 (groot), 2 (normaal) en
1 (klein).
Als er geen voertuig voor u rijdt,
houdt uw auto de ingestelde snelheid
aan. Als een langzamer rijdend voer-
tuig op dezelfde rijstrook wordt gede-
tecteerd, toont het EVIC het picto-
gram voor een gedetecteerd voertuig,
waarna het systeem de rijsnelheid au-
tomatisch aanpast om de ingestelde
volgafstand te handhaven, ongeacht
de ingestelde snelheid.
Uw auto handhaaft dan de ingestelde
volgafstand totdat:
Het voorliggende voertuig versnelttot een waarde die hoger ligt dan de
ingestelde rijsnelheid.
Het voorliggende voertuig naar een andere rijstrook gaat of buiten het
bereik van de sensor komt.
Het voorliggende voertuig ver- traagt tot een snelheid die lager is dan 24 km/u, waarbij het systeem
automatisch wordt uitgeschakeld.
De instelling van de volgafstand wordt gewijzigd.
Het systeem wordt uitgeschakeld. (Zie de informatie over het active-
ren van de ACC.)
Het maximale remvermogen van de
ACC is beperkt, maar indien nodig
kunt u altijd zelf bijremmen.
OPMERKING: De remlichten
gaan branden als het ACC-systeem
de auto afremt.
Er wordt een naderingswaarschuwing
weergegeven wanneer de ACC voor-
spelt dat het maximale remvermogen
onvoldoende is om de ingestelde af-
stand te handhaven. In een dergelijke
situatie verschijnt knippert de waar-
schuwing "BRAKE" (remmen) op het
EVIC en klinkt er een geluidssignaal,
terwijl de ACC het maximale remver-
mogen gebruikt. U dient dan onmid-
dellijk te remmen om een veilige af-
stand tot uw voorligger te handhaven.
Remwaarschuwing 3Remwaarschuwing 2Remwaarschuwing 1
148
Hervatten
Druk op de knop RES+en neem
vervolgens uw voet van het gaspedaal.
Het EVIC toont de laatst ingestelde
snelheid.
Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de knop ON/OFF drukt.
De contactschakelaar in de stand OFF zet.
ESP uitschakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt
uitgeschakeld en vervolgens weer in-
geschakeld, activeert het systeem de
laatste instelling van de bestuurder
(ACC of Normale cruisecontrol).
FORWARD COLLISION
WARNING (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Forward Collision Warning (FCW)
waarschuwt de bestuurder voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig vóór u en wijst de bestuurder erop
actie te ondernemen om een aanrij-
ding te voorkomen.
FCW bewaakt de informatie van de
vooruitkijksensor, van de elektroni-
sche remregeling EBC (Electronic
Brake Controller) en van de wielsnel-
heidsensoren om te berekenen of zich
het gevaar van een kop-staartbotsing
voordoet. Wanneer het systeem con-
stateert dat een kop-staartbotsing
waarschijnlijk is, verschijnt een waar-
schuwingsmelding (met geluidssig-
naal) in het EVIC. Wanneer het sys-
teem bepaalt dat een aanrijding met
het voertuig vóór u niet langer waar-
schijnlijk is, worden de waarschuwin-
gen uitgeschakeld.
OPMERKING: De minimumsnel-
heid voor inschakeling van het
FCW-systeem is 16 km/u.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW)
is niet bedoeld om zelfstandig een
aanrijding te voorkomen en kan
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
ook niet elke soort mogelijke aan-
rijding herkennen. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor de be-
sturing van de auto en het voorko-
men van een aanrijding. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
De FCW-status wijzigen
De FCW-functie kan worden ingesteld
op veraf of dichtbij, of kan worden
uitgeschakeld met het Uconnect
Touch™ systeem. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect
Touch™" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. De FCW-status Off
(uit), Near (dichtbij) of Far (veraf)
wordt getoond in het Uconnect
Touch™ scherm.
De standaardinstelling van de FCW is
"Far" (veraf). Hierbij waarschuwt het
systeem u voor een mogelijke aanrij-
ding met een voertuig vóór u terwijl u
154
Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven
totdat de oorzaak waardoor het be-
richt is geactiveerd is verholpen.
Voorbeelden van dit type bericht zijn
"Turn Signal On" (richtingaanwijzer
aan, als een richtingaanwijzer niet is
uitgeschakeld) en "Lights On" (lam-
pen aan, als de bestuurder uitstapt).
Niet-opgeslagen berichten tot
RUN
Deze berichten worden weergegeven
totdat de contactschakelaar in de
stand RUN wordt gezet. Een voor-
beeld van dit type bericht is "Press
Brake Pedal" (rempedaal intrappen)
en "Push Button to Start" (druk op
startknop).
Niet-opgeslagen berichten met
vijf-seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden
deze berichten gedurende vijf secon-
den in het hoofdscherm weergegeven,
waarna opnieuw het vorige scherm
wordt getoond. Voorbeelden dan dit
type bericht zijn "Memory SystemUnavailable - Not in Park" (geheu-
gensysteem niet beschikbaar - niet in
stand PARK) en "Automatic High
Beams On" (automatisch grootlicht
aan).
Het gedeelte met instelbare indicato-
ren bestaat uit witte indicatoren aan
de rechterzijde, oranje indicatoren in
het midden en rode indicatoren aan
de linkerzijde.
WITTE INDICATOREN IN
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare witte
indicatoren getoond. Voorbeelden van
deze indicatoren zijn:
Status schakelhendel — alleen
dieselmotoren
De gekozen AutoStick® versnelling
wordt weergegeven als D1, D2, D3,
D4, D5 en deze indicatoren geven aan
dat Electronic Range Select (ERS) is
ingeschakeld en welke versnelling is
gekozen. Raadpleeg het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer infor-
matie over AutoStick®. Cruisecontrol ingeschakeld
Deze indicator licht op als
de cruisecontrol is inge-
schakeld. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Cruisecontrol" in
het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover.
Cruisecontrol ingesteld
Deze indicator licht op als
de cruisecontrol is inge-
steld. Raadpleeg de para-
graaf "Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
ingeschakeld (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze indicator licht op als
de adaptieve cruisecontrol
(ACC) is ingeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf
"Adaptieve cruisecontrol (ACC)" in
het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover.192
AANDRIJVING OP ALLE WIELEN (AWD) (voorbepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . . . . . .245
RIJDEN OP GLAD WEGDEK . . . . . . . . . . . . . . . .246 OPTREKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .246
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .246
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . .247
ONDIEP STILSTAAND WATER. . . . . . . . . . . . .247
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . .248
HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .250
ELEKTRONISCHE REMREGELING . . . . . . . . . . .252
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .252
TRACTIEREGELSYSTEEM (ASR) . . . . . . . . . .252
REMASSISTENT (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . .252
ELEKTRONISCH STABILITEITSREGELSYSTEEM(ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .253
HILL START ASSIST (HSA) . . . . . . . . . . . . . . .254
READY ALERT BRAKING . . . . . . . . . . . . . . . .256
RAIN BRAKE SUPPORT . . . . . . . . . . . . . . . . . .256
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ESP EN CONTROLELAMPJE ESP UIT . . . . . . . . . . . . .256
ESP SYNCHRONISEREN . . . . . . . . . . . . . . . . .257
VEILIGHEIDSINFORMATIE BANDEN . . . . . . . . .258
Bandmarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .258
Bandenidentificatienummer (TIN) . . . . . . . . . .260
Bandenterminologie en definities . . . . . . . . . . .261
224
ELEKTRONISCHE
REMREGELING
Uw auto is uitgerust met geavan-
ceerde elektronische remregeling, die
bestaat uit: ABS , ASR (tractieregel-
systeem), BAS (remassistent) en ESP
(elektronisch stabiliteitsregelsys-
teem). Deze vier systemen werken sa-
men om onder verschillende rijom-
standigheden de stabiliteit en de
controle over de auto te verbeteren.
Uw auto is mogelijk uitgerust met Hill
Start Assist (HSA), Ready Alert Bra-
king (anticiperend remsysteem) en
Rain Brake Support (remdroogfunc-
tie bij nat weer).
ABS-SYSTEEM
Dit systeem helpt de bestuurder de
auto onder controle te houden bij las-
tige remsituaties, door de hydrauli-
sche remdruk te regelen. Dit voor-
komt blokkeren van de wielen,
waardoor slippen op glad wegdek tij-
dens het remmen wordt voorkomen.Raadpleeg de paragraaf "ABS-
systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Met het ABS-systeem wordt niet
voorkomen dat de auto onderwor-
pen blijft aan de wetten van de na-
tuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. ABS
kan geen ongevallen voorkomen,
zeker geen ongevallen die worden
veroorzaakt door te hoge snelheden
in bochten, het rijden op zeer glad
wegdek, of aquaplaning. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met
ABS nooit op een roekeloze of risi-
covolle wijze die de veiligheid van
de bestuurder of anderen in gevaar
brengt.
TRACTIEREGELSYSTEEM
(ASR)
Dit systeem bewaakt de mate van
wielspin van de aangedreven wielen.
Als het doorslippen van een of meer
wielen wordt gedetecteerd, worden de
doorslippende wielen afgeremd en wordt het motorvermogen vermin-
derd voor een betere acceleratie en
stabiliteit.
REMASSISTENT (BAS)
Dit systeem vormt een aanvulling op
het ABS-systeem en optimaliseert de
remwerking van de auto bij een nood-
stop. Het systeem herkent een nood-
stop aan de hand van de snelheid en
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt en optimaliseert de remdruk
dienovereenkomstig. Dit draagt bij
aan een verkorting van de remweg.
Wanneer u het rempedaal zeer snel
intrapt, is de assistentie van het BAS-
systeem optimaal. Om de voordelen
van dit systeem optimaal te benutten,
moet u het rempedaal tijdens de
noodstop ononderbroken intrappen.
Verminder de druk op het rempedaal
niet, tenzij u niet langer hoeft te rem-
men. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS-systeem uitgescha-
keld.
252
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
HSA is geen handrem. Trek de handrem altijd helemaal aan
voordat u uitstapt. Controleer
ook of de schakelhendel in de
stand PARK staat. Het negeren
van deze waarschuwingen kan er-
toe leiden dat de auto van de hel-
ling rolt en in botsing komt met
een ander voertuig, persoon of
object, en ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben. Gebruik
altijd handrem wanneer u op een
helling parkeert en vergeet nooit
dat de bestuurder verantwoorde-
lijk is voor het remmen.
OPMERKING: U kunt het HSA-
systeem ook in- en uitschakelen
als het voertuig is uitgerust met het
elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC). Raadpleeg de pa-
ragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie hier-
over. HSA uitschakelen
U kunt het HSA-systeem uitschakelen
via de door de klant te programmeren
functies in het Uconnect Touch™ sys-
teem. Raadpleeg de paragraaf "Instel-
lingen van Uconnect Touch™" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.
READY ALERT BRAKING
Ready Alert Braking (anticiperend
remsysteem) kan de tijd verkorten die
nodig is om bij een noodstop de volle
remkracht te bereiken. Het systeem
anticipeert op mogelijke noodstopsi-
tuaties door te registreren hoe snel de
bestuurder het gaspedaal loslaat.
Wanneer het gaspedaal zeer snel
wordt losgelaten, oefent Ready Alert
Braking een geringe remkracht uit.
Deze remkracht is zo gering dat de
bestuurder deze niet zal opmerken.
Het remsysteem gebruikt deze rem-
kracht om een snelle reactie van de
remmen mogelijk te maken wanneer
de bestuurder het rempedaal intrapt.
RAIN BRAKE SUPPORT
Rain Brake Support (remdroogfunc-
tie bij nat weer) kan de remprestaties
bij nat weer verbeteren. Het systeem
oefent met tussenpozen een geringe
remkracht uit om vocht op de rem-
schijven van de voorwielen te verwij-
deren. Dit systeem werkt alleen wan-
neer de ruitenwissers in de stand LO
of HI staan. In de intervalstand werkt
het systeem niet. Rain Brake Support
geeft geen melding aan de bestuurder
wanneer het systeem actief is en het
systeem vereist geen handelingen van
de bestuurder.
CONTROLE-/
STORINGSLAMPJE ESP EN
CONTROLELAMPJE ESP
UIT
Het controle-/storingslampje
van het elektronisch stabili-
teitsregelsysteem (ESP) in de
instrumentengroep gaat
branden wanneer de contactschakelaar
in de stand ON wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te
256
WAARSCHUWING!
Probeer geen band af te dichtenaan de zijde van de auto waar
ander verkeer langs rijdt. Ga ver
genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij ge-
bruik van de TIREFIT-set.
Onder de volgende omstandighe- den mag u TIREFIT niet gebrui-
ken of met de auto rijden:– Als het gat in het loopvlak van
de band ongeveer 6 mm of gro-
ter is.
– Als de wang van de band be- schadigd is.
– Als de band is beschadigd door rijden met zeer lage banden-
spanning.
– Als de band is beschadigd door rijden met een lekke band.
– Als het wiel beschadigd is.
– Als u niet zeker weet in welke
staat de band of het wiel ver-
keert.
Houd TIREFIT uit de buurt van open vuur en warmtebronnen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een losse TIREFIT-set kan bij een noodstop of ongeval naar vo-
ren schieten en zo de inzittenden
ernstig letsel toebrengen. Berg de
TIREFIT-set altijd op de daar-
voor voorziene plaats op. Als geen
gehoor wordt gegeven aan deze
waarschuwingen, kan dit ernstig
of dodelijk letsel tot gevolg heb-
ben voor u, uw passagiers en an-
deren in uw omgeving.
Voorkom dat TIREFIT in contact
komt met uw haar, ogen of kle-
ding. TIREFIT is schadelijk bij
inademen, inslikken en huidcon-
tact. Het veroorzaakt irritatie van
de huid, ogen en luchtwegen.
Spoel onmiddellijk met veel water
na eventuele aanraking met de
ogen of de huid. Trek zo snel mo-
gelijk andere kleding aan wan-
neer TIREFIT in aanraking is ge-
komen met de kleding.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
De afdichtingsoplossing van TI- REFIT bevat latexrubber. Raad-
pleeg bij een allergische reactie of
huiduitslag onmiddellijk een arts.
Houd TIREFIT buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de
mond met veel water uitspoelen
en veel water drinken. Braken
niet opwekken! Direct een arts
raadplegen.
Gebruik de handschoenen in de opbergruimte voor toebehoren
(aan de onderkant van de lucht-
pomp) voor het bedienen van de
TIREFIT-set.
EEN BAND REPAREREN
MET TIREFIT
(A) Wanneer u stopt om TIREFIT
te gebruiken:
1. Parkeer de auto op een veilige
plaats en schakel de waarschuwings-
knipperlichten in.
298