Page 137 of 380

MULTIFUNCTIONELE
HENDEL
Met multifunctionele hendel bedient u
de richtingaanwijzers, het dim- en
grootlicht en het lichtsignaal. De hen-
del bevindt zich aan de linkerzijde
van de stuurkolom.
RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op
of neer om te controleren of de pijlen
aan beide zijden van de instrumen-
tengroep gaan knipperen, wat bete-
kent dat de richtingaanwijzers voor
en achter naar behoren werken.OPMERKING:
Als een van de lampjes blijft
branden en niet knippert, of als
een van de lampjes zeer snel
knippert, controleer dan aan de
buitenzijde van de auto of een
lamp defect is. Wanneer een van
de richtingaanwijzers niet gaat
branden wanneer u de hendel
beweegt, is waarschijnlijk de
desbetreffende lamp defect.
Als u meer dan 1,6 km hebt gere-
den met ingeschakelde richting-
aanwijzer, verschijnt het bericht
"Turn Signal On" (Richtingaan-
wijzer aan) op het EVIC (voor be-
paalde uitvoeringen/landen) en
klinkt er een continu geluidssig-
naal.
LANE CHANGE ASSIST
Tik de hendel eenmaal omhoog of om-
laag zonder hem in de klikstand te
duwen; de richtingaanwijzer (rechts
of links) knippert dan driemaal en
gaat vervolgens automatisch uit.
DIMLICHT/
GROOTLICHTSCHAKE-
LAAR
Druk de multifunctionele hendel naar
voren om het grootlicht in te schake-
len. Trek de multifunctionele hendel
naar u toe om het dimlicht weer in te
schakelen.
LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een licht-
signaal geven aan een ander voertuig
door de multifunctionele hendel kort
naar u toe te trekken. Hierdoor wordt
het grootlicht ingeschakeld tot u de
hendel weer loslaat.
Multifunctionele hendel
131
Page 138 of 380

INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting kan worden
ingeschakeld door op de bovenhoek
van de lens te drukken. U schakelt de
lampen uit door nogmaals op de lens
te drukken.
LEESLAMPEN VOORIN
De leeslampen voorin bevinden zich
in de dakconsole.Elke lamp kan worden ingeschakeld
door op de schakelaar aan weerszij-
den van de console te drukken. Deze
knoppen zijn verlicht voor goede
zichtbaarheid in het donker. U scha-
kelt de lampen uit door nogmaals op
de schakelaar te drukken. De lampen
gaan ook branden wanneer u op de
ontgrendelknop van de afstandsbe-
diening drukt.
SFEERVERLICHTING
De dakconsole is voorzien van sfeer-
verlichting. Deze verlichting verhoogt
de zichtbaarheid van de middencon-
sole en het gebied rond de schakel-
hendel.
INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting wordt inge-
schakeld wanneer een portier wordt
geopend.
Om te voorkomen dat de accu leeg
raakt, wordt de interieurverlichting
10 minuten nadat u de contactscha-
kelaar in de stand LOCK hebt gezet
automatisch uitgeschakeld. Dit ge-
beurt als de interieurverlichting
handmatig werd ingeschakeld of als
een portier is geopend. Dit geldt ook
voor de verlichting in het handschoe-
nenkastje, maar niet voor de verlich-
ting in de bagageruimte. Als u de in-
terieurverlichting weer wilt
InterieurverlichtingLeeslampen voorin
Schakelaars voor leeslampen voorin
Sfeerverlichting
132
Page 139 of 380

inschakelen, zet u de contactschake-
laar in de stand ON of bedient u de
schakelaar van de interieurverlich-
ting.
Dimschakelaars
De dimschakelaar maakt deel uit van
de koplampschakelaar en bevindt
zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel.
Wanneer u bij ingeschakelde parkeer-
lichten of koplampen de linker dim-
schakelaar naar boven draait, neemt
de intensiteit van de verlichting van
het instrumentenpaneel en de beker-
houders toe.Schakelaar voor sfeerverlichting
Draai de rechter dimschakelaar naar
boven of beneden om de intensiteit
van de portiergreepverlichting en de
sfeerverlichting in de dakconsole te
verhogen of te verlagen.
Interieurverlichting aan
Draai de linker dimschakelaar hele-
maal omhoog naar de tweede klik-
stand om de interieurverlichting in te
schakelen. Als de dimschakelaar in
deze stand staat, blijft de interieurver-
lichting ingeschakeld.
Interieurverlichting uit
Draai de linker dimschakelaar naar
de uit-stand (laagste stand). De inte-
rieurverlichting blijft nu uit wanneer
een portier wordt geopend.
Instrumentenverlichting
Draai de linker dimschakelaar om-
hoog naar de eerste klikstand. Met
deze functie wordt de helderheid van
de verlichting van alle tekstdisplays,
zoals de kilometerteller, EVIC (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) en de
radio vergroot wanneer de parkeer-
lichten of koplampen branden.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
Met de multifunctionele hendel be-
dient u de ruitenwissers- en sproeiers
wanneer de contactschakelaar in de
Dimschakelaars
Dimmer instrumentenpaneel
Dimschakelaar voor portiergreep-/
sfeerverlichting
133
Page 140 of 380

stand ON/RUN of ACC staat. De hen-
del bevindt zich aan de linkerzijde
van de stuurkolom.
Draai de multifunctionele hendel naar
de eerste klikstand, voorbij de inter-
valstand voor langzame wisbewegin-
gen of naar de tweede klikstand voor-
bij de intervalstand voor snelle
wisbewegingen.LET OP!
Zet de ruitenwissers uit wanneeru door een automatische was-
straat gaat. De ruitenwissers kun-
nen beschadigd raken wanneer u
ze niet uitschakelt.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Laat bij winters weer de ruiten- wissers eerst in hun beginstand
terugkeren voordat u de motor
afzet en zorg dat de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld. Als de ruiten-
wissers ingeschakeld blijven,
vriezen de ruitenwissers aan de
voorruit vast en kan de ruitenwis-
sermotor beschadigd raken wan-
neer de motor weer wordt gestart.
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die verhindert dat de
wisserbladen terugkeren naar de
beginstand. Wanneer u de ruiten-
wissers uitschakelt en de wisser-
bladen niet kunnen terugkeren
naar de beginstand, kan de rui-
tenwissermotor beschadigd ra-
ken.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer het
door de weersomstandigheden wense-
lijk is om de ruitenwissers met een
variabel interval te laten wissen.
Draai de multifunctionele hendel naar
de eerste klikstand en kies vervolgens
het gewenste interval met het uiteinde van de hendel. Er zijn vijf verschil-
lende intervallen, van 1 seconde tot
ca.18 seconden. De intervallen wor-
den twee keer zo lang wanneer de
snelheid van de auto 16 km/u of lager
is.
MIST-FUNCTIE
Draai het uiteinde van de hendel naar
de stand MIST voor één wisbeweging
om de ruit schoon te vegen. De wisbe-
wegingen stoppen pas als u de multi-
functionele hendel loslaat.
OPMERKING: De MIST-functie
schakelt de sproeierpomp niet in.
Er wordt daarom geen ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit
gesproeid. De wisfunctie moet
worden gebruikt om ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit te
sproeien.
RUITENSPROEIERS
Voor het gebruik van de ruiten-
sproeier drukt u de multifunctionele
hendel naar binnen (in de richting
van de stuurkolom) tot de tweede
klikstand en houdt u deze vast zolang
het sproeien nodig is.
Bediening van ruitenwissers/-
sproeiers
134
Page 141 of 380

Als u de sproeier gebruikt terwijl de
ruitenwissers in intervalstand staan,
maken de wissers twee volledige wis-
bewegingen nadat u de hendel hebt
losgelaten en hervatten daarna het ge-
kozen interval.
Als u de ruitensproeier gebruikt ter-
wijl de ruitenwissers zijn uitgescha-
keld, maken de wissers drie volledige
wisbewegingen en worden ze daarna
weer uitgeschakeld.WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van
het zicht door de voorruit kan tot
aanrijdingen leiden. Mogelijk ziet u
andere voertuigen of obstakels over
het hoofd. Voorkom plotselinge ijs-
vorming op de voorruit door de
voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de
ruitensproeier gebruikt.
REGENSENSOR (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Deze voorziening detecteert vocht op
de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers in. De functie is
vooral handig wanneer spatwater van
de weg of water dat van de ruitenwis-
sers van een voorliggende auto wordt
geblazen, op de voorruit terechtkomt.
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan
worden ingesteld met de multifuncti-
onele hendel. Wisserintervalstand 1 is
het minst gevoelig en wisserintervals-
tand 4 is het meest gevoelig. Bij nor-
male regenval dient stand 3 te worden
gebruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u
de gevoeligheid van de regensensor
wilt verkleinen. Gebruik stand 4 als u
de gevoeligheid van de regensensor
wilt vergroten. De regensensor scha-
kelt automatisch tussen de verschil-
lende intervallen, afhankelijk van de
hoeveelheid vocht die op de voorruit
wordt gedetecteerd. Zet de ruitenwis-
serschakelaar in de stand OFF als u
het systeem niet wilt gebruiken.
De regensensor kan worden in- en
uitgeschakeld met het Uconnect
Touch™ systeem. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van UconnectTouch™" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
OPMERKING:
De regensensor werkt niet wan-
neer de ruitenwisserschakelaar
in de lage of hoge stand staat.
Als er ijs of opgedroogd zout wa- ter op de voorruit aanwezig is,
werkt de regensensor mogelijk
niet goed.
Het gebruik van was- of silico- nenhoudende producten kan de
prestaties van de regensensor
beïnvloeden.
Het regensensorsysteem is voorzien
van beschermfuncties voor de wisser-
bladen en -armen. Het systeem werkt
niet onder de volgende omstandighe-
den:
Wisblokkering lage tempera-
tuur — De regensensor werkt niet
als de contactschakelaar in de
stand RUN is gezet, de auto stilstaat
en bij een buitentemperatuur van
135
Page 142 of 380

minder dan 0 °C, tenzij de ruiten-
wisserschakelaar van de multifunc-
tionele hendel wordt bediend, de
rijsnelheid hoger wordt dan
0 km/u, of de buitentemperatuur
tot boven het vriespunt oploopt.
Wisblokkering neutraalstand —
De regensensor werkt niet als de
contactschakelaar in de stand RUN
is gezet, de versnellingspook in de
NEUTRAL is gezet en de rijsnel-
heid lager is dan 8 km/u, tenzij de
ruitenwisserschakelaar van de mul-
tifunctionele hendel wordt bediend
of een andere versnelling wordt ge-
kozen.
KOPLAMPSPROEIERS
Met de multifunctionele hendel be-
dient u de koplampsproeiers wanneer
de contactschakelaar in de stand ON
staat en de koplampen zijn ingescha-
keld. De hendel bevindt zich aan de
linkerzijde van de stuurkolom.
Om de koplampsproeiers te gebruiken
drukt u de multifunctionele hendel
naar binnen (in de richting van de
stuurkolom) tot de tweede klikstand en laat u hem vervolgens los. De kop-
lampsproeiers spuiten gedurende een
ingestelde tijd vloeistof onder druk op
de lenzen van de koplampen. Ook de
ruitensproeiers treden in werking en
de ruitenwissers maken een wisbewe-
ging.
OPMERKING: Nadat de contact-
schakelaar in de stand ON is gezet
en de koplampen zijn ingescha-
keld, treden de koplampsproeiers
bij de eerste straal van de ruiten-
sproeiers in werking en vervolgens
bij elke elfde straal.
VERSTELBARE
STUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in de hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom ook in de lengte verstel-
len. De bedieningshendel voor lengte-
en hoogteverstelling bevindt zich on-
der het stuur aan het uiteinde van de
stuurkolom.
Om de stuurkolom te ontgrendelen,
trekt u de regelhendel naar buiten.
Om de stuurkolom in de hoogte te
verstellen beweegt u het stuur om-
hoog of omlaag naar de gewenste po-
sitie. Om de stuurkolom in de lengte te
verstellen trekt u het stuur naar bui-
ten of duwt u het naar binnen naar de
gewenste positie. Om de stand van de
stuurkolom te vergrendelen, drukt u
de bedieningshendel naar binnen tot-
dat deze volledig is vergrendeld.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het
rijden. Verstellen van de stuurko-
lom tijdens het rijden of rijden als
(Vervolgd)Bedieningshendel voor lengte- enhoogteverstelling
136
Page 143 of 380

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
de stuurkolom niet is vergrendeld,
kan ertoe leiden dat de bestuurder
de macht over het stuur verliest. Als
u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig en zelfs dodelijk let-
sel tot gevolg hebben.
ELEKTRISCH
VERSTELBARE
STUURKOLOM (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in de hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom ook in de lengte verstel-
len. De bedieningshendel voor de
elektrisch verstelbare stuurkolom be-
vindt zich onder de multifunctionele
hendel op de stuurkolom. Als u de kolom in hoogte wilt verstel-
len, beweegt u schakelaar omhoog of
omlaag totdat de gewenste positie is
bereikt. Om de stuurkolom in de
lengte te verstellen trekt u de schake-
laar naar u toe of duwt u de schake-
laar naar voren totdat de gewenste
positie is bereikt.OPMERKING: Bij uitvoeringen
met een geheugenstoel kunt u de
verstelbare stuurkolom in vooraf
geprogrammeerde standen zetten
met de afstandsbediening of met
de geheugenschakelaar op het
bekledingspaneel van het bestuur-
dersportier. Raadpleeg de para-
graaf "Geheugenstoel" in dit
hoofdstuk voor meer informatie
hierover.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het
rijden. Verstellen van de stuurko-
lom tijdens het rijden of rijden als
de stuurkolom niet is vergrendeld,
kan ertoe leiden dat de bestuurder
de macht over het stuur verliest. Als
u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig en zelfs dodelijk let-
sel tot gevolg hebben.
Schakelaar elektrisch verstelbare
stuurkolom
137
Page 144 of 380

STUURVERWARMING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het stuurwiel is voorzien van een ver-
warmingselement dat bij koud weer
uw handen verwarmt. De stuurver-
warming kent slechts één tempera-
tuurinstelling. Nadat de stuurverwar-
ming is ingeschakeld, wordt het stuur
ongeveer 58 tot 70 minuten ver-
warmd en vervolgens automatisch
uitgeschakeld. De stuurverwarming
wordt mogelijk eerder uitgeschakeld
of helemaal niet ingeschakeld als het
stuur al warm is.
U kunt de stuurverwarming in- en
uitschakelen met het Uconnect
Touch™ systeem.
Kies de schermtoets "Controls" (be-
dieningselementen) en kies vervol-
gens de schermtoets "Heated Steering
Wheel" (stuurverwarming) om de
stuurwarming in te schakelen. Druk
nogmaals op de schermtoets "Heated
Steering Wheel" (stuurverwarming)
om de stuurwielverwarming uit te
schakelen.OPMERKING: De stuurwielver-
warming werkt alleen als de motor
draait.
WAARSCHUWING!
Personen die geen pijn op de huid
kunnen voelen als gevolg van ou-
derdom, chronische ziekte, dia-
betes, rugletsel, medicatie, alco-
holgebruik, uitputting of een
andere lichamelijke conditie,
moeten voorzichtig zijn bij het ge-
bruik van de stoelverwarming.
Deze kan zelfs bij lage temperatu-
ren brandwonden veroorzaken,
met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
Plaats geen voorwerpen op de zit- ting of de rugleuning die warmte-
isolerend werken, zoals een deken
of kussen. Hierdoor kan de stoel-
verwarming oververhit raken.
Een oververhitte stoel kan leiden
tot ernstige brandwonden als ge-
volg van de verhoogde oppervlak-
tetemperatuur van de zitting.
Schermtoets Controls
(bedieningselementen)
Schermtoets Heated Stearing Wheel
138