WAARSCHUWINGEN
Afstand achter
(cm)Groter dan
150 cm150-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan
30 cm
Afstand vóór
(cm) Groter dan
120 cm120-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan
30 cm
Geluidssignaal Geen Enkele toon,
1/2 seconde
(alleen voor ach-
terzijde) Langzaam
(alleen voor ach-
terzijde)
Snel
Continu
Boog Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend2 langzaam
knipperend1 langzaam knip-
perend
GELUIDSSIGNALEN VAN
PARKEERHULP VÓÓR
ParkSense® schakelt het geluidssig-
naal van de parkeerhulp vóór 3 secon-
den nadat een obstakel is gedetec-
teerd uit als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
PARKSENSE® IN- EN
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan met het Uconnect
Touch™ systeem worden in- en uitge-
schakeld. De beschikbare keuzemo-
gelijkheden zijn: OFF (uit), Sound
Only (alleen geluid) of Sound and
Display (beeld en geluid). Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect Touch™" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt gekozen om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC ge-
durende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uit).. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, verschijntop het instrumentenpaneel het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) zolang de
schakelhendel in REVERSE (achter-
uit) staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE®
PARKEERHULPSYSTEEM
Wanneer het ParkSense® parkeer-
hulpsysteem niet correct werkt, zal de
instrumentengroep telkens wanneer
de auto gestart wordt één geluidssig-
naal activeren. In de instrumenten-
groep verschijnt het bericht "CLEAN
158
PARK ASSIST" (parkeerhulp reini-
gen) wanneer een van de voor- of
achtersensoren wordt belemmerd
door sneeuw, modder of ijs en naar
REVERSE of DRIVE is geschakeld.
In de instrumentengroep verschijnt
het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp nood-
zakelijk) wanneer een van de voor- of
achtersensoren is beschadigd en on-
derhoud nodig heeft. Wanneer de ver-
snellingshendel in de stand RE-
VERSE of DRIVE is gezet en het
systeem een storing heeft gedetec-
teerd, wordt in het EVIC het bericht
"CLEAN PARK ASSIST" (parkeer-
hulp reinigen), "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp nood-
zakelijk) of "SERVICE PARK
ASSIST SYSTEM" (onderhoud par-
keerhulpsysteem noodzakelijk) weer-
gegeven zolang de auto in de stand
REVERSE of DRIVE staat (bij snel-
heden lager dan 11 km/u). In een
dergelijk geval werkt ParkSense®
niet. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum(EVIC)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Als de melding "CLEAN PARK AS-
SIST" (parkeerhulp reinigen) wordt
weergegeven in het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC),
moet u ervoor zorgen dat de
achterkant/achterbumper en/of
voorkant/voorbumper van de auto
vrij is van sneeuw, ijs, modder, vuil of
andere obstakels en vervolgens het
contact opnieuw inschakelen. Als het
bericht nog steeds wordt weergege-
ven, breng dan een bezoek aan uw
erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp nood-
zakelijk) of "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp
noodzakelijk) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek
aan uw erkende dealer.
PARKSENSE® SYSTEEM
REINIGEN
Reinig de ParkSense® sensoren met
water, een schoonmaakmiddel voorauto's en een zachte doek. Gebruik
geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet
hard drukken of borstelen). Anders
kunnen de sensoren beschadigd ra-
ken.
VOORZORGSMAATREGE-
LEN VOOR GEBRUIK VAN
HET PARKSENSE® SYS-
TEEM
OPMERKING:
Houd de voor- en achterbumper
vrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van
ParkSense® nadelig beïnvloeden. Wanneer u ParkSense® uitscha- kelt, wordt op het EVIC het be-
richt "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit-
geschakeld) weergegeven. Het
159
systeem blijft dan uitgescha-
keld, totdat u het systeem op-
nieuw inschakelt, ook als u het
contact opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) of
DRIVE (rijden) zet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, zal het
EVIC het bericht "PARK ASSIST
SYSTEM OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergeven zo-
lang de schakelhendel in RE-
VERSE (achteruit) staat bij een
rijsnelheid van 11 km/u of lager.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan
het ParkSense® systeem hier-
door obstakels voor of achter de
auto niet detecteren, of geeft het systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de
auto.
Objecten zoals fietsendragers, trekhaken, etc. mogen niet bin-
nen een afstand van 30 cm van
de achterkant/achterbumper
worden geplaatst. Als dit wel het
geval is, zal het systeem een na-
bijgelegen object mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem
en de melding "SERVICE PARK
ASSIST" (onderhoud parkeer-
hulp noodzakelijk) tonen op het
EVIC.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensoren niet ge-
detecteerd.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Bij gebruik van ParkSense® moet u langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om tijdens het achter-
uitrijden over uw schouder te kij-
ken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van
het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem. Controleer het gebied ach-
ter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veilig-
heid en dient uw aandacht voort-
durend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
(Vervolgd)
160
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-
zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van de
ParkView® achteruitrijcamera.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van
uw omgeving en moet blijven oplet-
ten als u achteruitrijdt. Anders be-
staat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.LET OP!
Om voertuigschade te voorkomenmag ParkView® alleen worden
gebruikt als parkeerhulp. De
ParkView® camera kan niet elk
obstakel of voorwerp zien.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Om voertuigschade te voorkomen
moet u langzaam rijden bij ge-
bruik van ParkView®, zodat u tij-
dig kunt stoppen als wanneer een
obstakel wordt waargenomen.
Het is raadzaam om tijdens het
achteruitrijden over uw schouder
te kijken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkView®.
OPMERKING: Wanneer de came-
ralens bedekt is met sneeuw, ijs,
modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water wor-
den gespoeld en met een zachte
doek worden gedroogd. U mag de
lens niet afdekken.
PARKVIEW® IN- OF
UITSCHAKELEN — MET
AANRAAKSCHERM
Voer de volgende stappen uit op het
aanraakscherm om de Parkview®
Backup Camera in of uit te schakelen:
1. Kies de schermtoets "More"
(meer) (indien aanwezig). 2. Kies de schermtoets "Settings"
(instellingen).
3. Kies de schermtoets "Safety &
Driving Assistance" (hulpsystemen).
4. Kies het selectievakje "ParkView®
Backup Camera" (ParkView® ach-
teruitrijcamera) om het systeem in of
uit te schakelen.
DAKCONSOLE
De dakconsole bevat interierlichten/
leeslampen en een opbergvak voor
een zonnebril. Mogelijk zijn ook scha-
kelaars aanwezig voor het elektrisch
bedienbare zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Raadpleeg het
hoofdstuk "Lights" (verlichting) voor
meer informatie.
Dakconsole
162
Time Format (Tijdnotatie)
In dit scherm kunt u de notatie van de
weergegeven tijd veranderen. Kies de
schermtoets "Time Format" (tijdno-
tatie) tot een vinkje naast 12-uurs of
24-uurs notatie verschijnt, wat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Show Time in Status Bar (Tijd
in statusbalk weergeven)
In dit scherm kunt u de digitale klok
in de statusbalk in- of uitschakelen.
Om de status van de tijdsaanduiding
te veranderen, kiest u de schermtoets
Show Time in Status Bar (tijd weerge-
ven in statusbalk) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.Safety / Assistance
(veiligheid/hulp)
Nadat u de schermtoets Safety / As-
sistance (veiligheid/hulp) hebt geko-
zen, zijn de volgende instellingen mo-
gelijk.
Front Collision Sensitivity (ge-
voeligheid FCW) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De functie Front Collision Warning
(FCW) kan worden ingesteld op Far
(veraf), Near (dichtbij) of Off (uitge-
schakeld). De standaardinstelling van
het FCW-systeem is Far (veraf). Hier-
bij waarschuwt het systeem u voor een
mogelijke aanrijding met een voertuig
vóór u terwijl u nog op een relatief
grote afstand van dit voertuig rijdt.
Dit geeft u de langste reactietijd. Voor
een meer dynamische rijervaring kiest
u de instelling Near (dichtbij). Het
systeem waarschuwt u dan voor een
mogelijk aanrijding wanneer de af-
stand tot uw voorligger veel kleiner.
Hierdoor is een meer dynamische rij-
ervaring mogelijk. Om de FCW-status
te wijzigen kiest u de schermtoetsOFF (uit), Near (dichtbij) of Far
(veraf). Kies vervolgens de scherm-
toets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Adaptieve
cruisecontrol (ACC)" in het hoofd-
stuk "De functies van uw auto" voor
meer informatie hierover.
Park Assist (Parkeerhulp)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de versnellingspook in de ach-
teruitversnelling staat en de snelheid
lager is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display
(beeld en geluid) of worden uitge-
schakeld. Als u de parkeerhulpstatus
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en ge-
luid). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links. Raadpleeg de
paragraaf "ParkSense® parkeer-
hulp" in het hoofdstuk "De functies
van uw auto" voor meer informatie
hierover.
203