GEAVANCEERDAUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40
VEILIGHEIDSGORDELS EN ZWANGERSCHAP . .40 AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41
Sensoren en regeleenheden voor airbags . . . . . .46
KINDERZITJES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . .62
Aanvullende vereisten voor een dieselmotor . . . .62
VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . .64
Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . .65
11
Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-handgreep aan de bui-
tenzijde, terwijl een geldige sleutel-
houder zich ook aan buitenzijde be-
vindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless EnterNGo™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portie-
ren.
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op deafstandsbediening.
Pak de Passive Entry Unlock- portiergreep vast (raadpleeg de pa-
ragraaf "Keyless EnterNGo™" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor meer
informatie hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de
Start/Stop-knop van Keyless EnterNGo™ (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder in
de auto aanwezig te zijn).
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet wor- den in- of uitgeschakeld via de
slotcilinder van het bestuur-
dersportier of de bagageruimte-
knop op de afstandsbediening.
Als het alarmsysteem is geacti- veerd, kunt u de portieren niet
ontgrendelen met de portierver-
grendelingsschakelaars in het
interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw
auto te beveiligen, maar er zijn om-
standigheden die een ongewenst
alarm veroorzaken. Als een van de
eerder beschreven procedures voor
het inschakelen van het alarm is uit-
gevoerd, zal het alarmsysteem worden
ingeschakeld, ongeacht of u zich in de
auto bevindt. Wanneer u dan in de
auto blijft zitten en vervolgens een
portier opent, gaat het alarm af. Als
deze situatie zich voordoet, schakel
dan het alarmsysteem uit. Wanneer het alarmsysteem is geacti-
veerd en de accu wordt losgekoppeld,
blijft het alarmsysteem actief nadat
de accu weer is aangesloten; de bui-
tenlampen knipperen en de claxon
geeft een geluidsignaal. Als deze situ-
atie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
PREMIUM
BEVEILIGINGSSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het premium beveiligingssysteem be-
waakt de portieren, motorkapver-
grendeling en achterklep van de auto
tegen toegang door onbevoegden en
de contactschakelaar tegen onbe-
voegd gebruik. Het systeem maakt te-
vens gebruik van een inbraaksensor
met dubbele functie en een voertuig-
kantelsensor. De inbraaksensor be-
waakt tegen beweging in het interieur
van de auto. De voertuigkantelsensor
bewaakt de auto tegen kantelbewe-
gingen (wegslepen, wielen verwijde-
ren, veerbootvervoer, enz.).
16
In het geval dat het alarm om welke
reden dan ook afgaat, gaan de kop-
lampen branden en gaan de richting-
aanwijzers en zijknipperlichten knip-
peren gedurende 34 seconden. Het
systeem herhaalt deze procedure bij
maximaal 8 inbraakpogingen in alle
standen (portier open, beweging, mo-
torkap open, etc.), voordat het sys-
teem weer moet worden geactiveerd.
Aan het einde van elke activeringsge-
beurtenis knipperen de lichten gedu-
rende 26 seconden.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen voor het inschake-
len van het alarmsysteem:
1. Zorg ervoor dat de contactschake-
laar in de stand "OFF" staat. (Raad-
pleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de vol-
gende manieren af:
Druk op LOCK op de portierver-
grendelingsschakelaar in het interieur
terwijl de bestuurders- en/of passa-
giersportier is geopend. Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-handgreep aan de bui-
tenzijde, terwijl een geldige sleutel-
houder zich ook aan buitenzijde be-
vindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless EnterNGo™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portie-
ren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is inge-
schakeld, blijft het ingeschakeld
totdat u het uitschakelt door een
van de beschreven uitschakel-
methoden te volgen. Als de elek-
trische voeding wegvalt nadat
het alarmsysteem is ingescha-
keld, moet u het systeem uit-
schakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat
het alarm afgaat.
De ultrasone inbraaksensor (be- wegingsdetector) bewaakt uw
auto actief elke keer wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Indien gewenst kan de ultrasone
sensor en de voertuigkantelsen-
sor worden uitgeschakeld wan-
neer het alarmsysteem wordt in-
geschakeld. Om dit te doen,
drukt u drie keer op de vergren-
delknop van de afstandsbedie-
ning binnen 5 seconden nadat
het systeem is ingeschakeld (ter-
wijl het indicatielampje van
alarmsysteem snel knippert).
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de afstandsbediening.
Pak de Passive Entry Unlock- portiergreep vast, terwijl er zich
ook een sleutelhouder aan de bui-
tenzijde bevindt (raadpleeg
"Keyless EnterNGo™" in "Uw
auto" voor meer informatie
hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de
Start/Stop-knop van Keyless
17
WAARSCHUWING!
Laat de gordel en het oprolme-chanisme vervangen als het auto-
matisch blokkerend oprolmecha-
nisme of een andere functie van
de veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhouds-
handleiding.
Als u gordel en het oprolmecha- nisme niet laat vervangen wan-
neer dat nodig is, verhoogt u de
kans op letsel bij aanrijdingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide
voorstoelen zijn voorzien van gor-
delspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak ge-
trokken bij een aanrijding. Deze ap-
paraten verbeteren de werking van de
veiligheidsgordels door ervoor te zor-
gen dat de gordel al in een vroeg sta-
dium van een aanrijding strak over
het lichaam van de inzittende komt te
liggen. Gordelspanners werken bij
alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-
bruik van kinderzitjes. OPMERKING: Bij gebruik van
een gordelspanner dient de veilig-
heidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gor-
del moet nauw aansluiten en op de
juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geacti-
veerd door de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gor-
delspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient
onmiddellijk te worden vervangen.
ACTIEF
MOTORKAPSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt of de
actuatoren moeten worden geacti-
veerd bij een frontale aanrijding. Op
basis van de signalen van de bot-
singsensoren bepaalt de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden wanneer de actuatoren ge-
activeerd worden. De botsingsensoren
bevinden zich bij de voorbumper.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onderde-
len van het actieve motorkapsysteem
wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN staat. Als de
sleutel zich in de stand LOCK, in de
37
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de inte-
rieurbekleding nauwelijks zicht-
baar, maar springen open tijdens
het opblazen van de airbag. Na ieder ongeval dient de autoonmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
Componenten van het airbagsys-
teem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de
volgende componenten van het air-
bagsysteem:
Controller van het beveiligingssys- teem voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Kniebescherming
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde Geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensoren voor frontale en zijde- lingse botsingen (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Gordelspanners voorin, gespslui- tingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
Kenmerken geavanceerde
frontairbags
Het geavanceerde frontairbagsysteem
bestaat uit airbags aan de bestuur-
derszijde en aan de passagierszijde die
in meerdere stadia worden geacti-
veerd. Dit systeem reageert overeen-
komstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door
de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden. Deze controller
ontvangt informatie van de sensoren
voor frontale botsingen. Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd bij een bot-
sing waarbij gebruik van de airbags
noodzakelijk is. Deze geringe opbla-
zing wordt toegepast voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere bot-
singen wordt een krachtiger opbla-
zing toegepast.
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op of
nabij het airbagpaneel op het in-
strumentenpaneel worden ge-
plaatst, omdat deze letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waar-
bij de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbag- panelen en probeer deze nooit
handmatig te openen. Anders is
het mogelijk dat u de airbags be-
schadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags mo-
gelijk niet meer functioneren. De
beschermpanelen van de airbag-
kussens gaan alleen open als de
airbags worden opgeblazen.
(Vervolgd)
42
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
U mag nooit in de kniebescher- ming boren of snijden of deze op
een andere manier bewerken.
Monteer geen accessoires op de kniebescherming zoals alarmver-
lichting, audio-installaties, 27
MC-apparatuur, enz.
Aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoe-
len bieden de inzittenden betere be-
scherming tegen zijdelingse botsin-
gen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met een opschrift dat in
de buitenzijde van de voorstoelen is
gestikt. Als de airbag wordt geactiveerd, gaat
de naad tussen de voor- en zijkant van
de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat
bij een botsing aan de linkerzijde al-
leen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rech-
terzijde alleen de rechterairbag.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de in-
terieurbekleding nauwelijks
zichtbaar, maar springen open
tijdens het opblazen van de air-
bag.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de zijairbags bevindt,
kunt u ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.
Aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB) vormen een aanvulling op de
veiligheidsgordels. Inzittenden, waar-
onder kinderen, die tegen of heel dicht
bij de aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB) zitten, kunnen ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Inzit-
tenden, en met name kinderen, die-
nen niet tegen het portier, de zijramen of het gebied waar de aanvullende
zijairbags worden opgeblazen aan te
leunen of in slaap te vallen, ook niet
als zij in een babyzitje of kinderzitje
zitten. Zit altijd zo veel mogelijk
rechtop, met uw rug tegen de rugleu-
ning. Gebruik de veiligheidsgordels
op juiste wijze en gebruik het juiste
formaat kinderzitje, babyzitje of zit-
verhoger dat wordt aanbevolen voor
de lengte en het gewicht van het kind.
Het systeem bevat sensoren voor zij-
delingse botsingen die zijn gekali-
breerd om de zijairbags te activeren
bij botsingen die bescherming van de
inzittenden door airbags noodzakelijk
maken.
Aanvullende gordijn-zijairbags
(SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die
de carrosserie biedt, bieden de aan-
vullende gordijn-zijairbags de inzit-
tenden op de voor- en achterstoelen
die naast een raam zitten bescher-
ming bij zijdelingse botsingen. Elke
airbag heeft opblaasruimten die zich
naast het hoofd van de passagiers bij
het raam bevinden en zo de kans opOpschrift aanvullende zijairbags in
de stoelen
43
hoofdletsel bij zijdelingse botsingen
beperken. De gordijn-zijairbags wor-
den naar beneden geactiveerd en be-
dekken beide ramen aan de zijde van
de botsing.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de in-terieurbekleding nauwelijks
zichtbaar, maar springen open
tijdens het opblazen van de air-
bag.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de zijairbags bevindt,
kunt u ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Zijairbags en gordijn-zijairbags vor-
men een aanvulling op de veiligheids-
gordels. Inzittenden, waaronder kin-
deren, die tegen of heel dicht bij de
zijairbags of gordijn-zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Inzittenden, en met name
kinderen, dienen niet tegen het por-
tier, de zijramen of het gebied waar de
zijairbags of gordijn-zijairbags wor-
den opgeblazen aan te leunen of in
slaap te vallen, ook niet als zij in een
babyzitje of kinderzitje zitten. Zit al-
tijd zo veel mogelijk rechtop, met uw
rug tegen de rugleuning. Gebruik de
veiligheidsgordels op juiste wijze en
gebruik het juiste formaat kinderzitje,
babyzitje of zitverhoger dat wordt
aanbevolen voor de lengte en het ge-
wicht van het kind.
Het systeem bevat sensoren voor zij-
delingse botsingen die zijn gekali-
breerd om de zijairbags te activeren
bij botsingen die bescherming van de
inzittenden door airbags noodzakelijk
maken.
WAARSCHUWING!
Uw auto is voorzien van gordijn-
zijairbags (SABIC). Installeer
geen accessoires die het dak wij-
zigen, zoals bijvoorbeeld een het
aanbrengen van een zonnedak.
Monteer geen daktransportsyste-
men waarbij permanente bevesti-
gingen nodig zijn (bouten of
schroeven) voor montage op het
autodak. Boor nooit in het auto-
dak, om welke reden dan ook.
Uw auto is uitgerust met gordijn- zijairbags aan de linker- en rech-
terzijde. Stapel bagage of andere
lading niet dermate hoog op dat
de afdekpanelen van de gordijn-
zijairbags worden geblokkeerd.
In de omgeving van de gordijn-
zijairbags mogen zich geen obsta-
kels bevinden.
Locatie van opschrift aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
44
gebruik wilt maken van klantenser-
vice".WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags ver-trouwt, kan dit bij een aanrijding
leiden tot ernstig letsel. De air-
bags werken in combinatie met
uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de
airbags niet opgeblazen. Draag
uw veiligheidsgordels altijd, ook
als uw auto is uitgerust met air-
bags.
Als u tijdens het activeren van de geavanceerde frontairbag te dicht
op het stuur of bij het instrumen-
tenpaneel zit, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Air-
bags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Ga achter-
over zitten en strek uw armen zo-
danig dat u comfortabel het stuur
en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Ook zijairbags hebben ruimte no- dig om te worden opgeblazen.
Leun niet tegen het portier of het
raam. Zit rechtop op het midden
van de stoel.
Sensoren en regeleenheden
voor airbags
Controller van het
beveiligingssysteem voor
inzittenden
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden maakt deel uit
van het voorgeschreven veiligheids-
systeem van deze auto.
Het controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden bepaalt of
het nodig is de front- en/of zijairbags
op te blazen bij een frontale of zijde-
lingse botsing. Op basis van de signa-
len van de botsingssensoren activeert
een centrale controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden in-
dien nodig de geavanceerde frontair-
bags, gordijn-zijairbags, aanvullende
zijairbags in de stoelen, aanvullende knieairbag voor de bestuurder en de
gordelspanners vóór, afhankelijk van
verschillende factoren zoals de ernst
en de aard van de botsing.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde zijn
ontworpen om naast de veiligheids-
gordels bij bepaalde frontale aanrij-
dingen, afhankelijk van verschillende
factoren zoals de ernst en de aard van
de botsing, extra bescherming te bie-
den. Geavanceerde frontairbags zijn
niet bedoeld voor het verminderen
van het risico op letsel bij botsingen
van achteren, botsingen van opzij of
over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde wor-
den niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg
hebben, zoals bepaalde aanrijdingen
tegen palen, aanrijdingen waarbij de
auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen de geavanceerde
frontairbags, afhankelijk van de aard
46