Page 177 of 378

9
175
Rijden
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen van de functie Storing
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.
In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas wordt losgelaten.
Page 178 of 378

176Rijden
Snelheidsregelaar
De bediening van de snelheidsregelaar is ondergebracht in de hendel Aondergebracht in de hendel Aondergebracht in de hendel . 1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar 2. Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van de ingestelde snelheid 3. Toets voor het programmeren van een snelheid en het verhogen van de ingestelde snelheid 4. Toets voor het uitschakelen / hervatten van de snelheidsregeling
De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsregelaar uitgeschakeld / snelheidsregeling hervat 6. Snelheidsregelaar geselecteerd 7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars Weergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar te kunnen inschakelen, moet de wagensnelheid
minimaal 40 km/h bedragen en de tweede versnelling zijn ingeschakeld als handmatig wordt geschakeld (stand M ).
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rempedaal in te trappen of, om veiligheidsredenen, door activering van het stabiliteitscontrolesysteem (CDS).
Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display. Zie voor meer informatie de rubriek "Head-up display".
Page 179 of 378
9
177
Rijden
Programmeren
Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).
Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (OFF/Pause).
Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de toets 4 .
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3 : - +/- 1 km = kort indrukken. - +/- 5 km = lang indrukken. - +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Draai de knop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (OFF/Pause).
Page 180 of 378

178Rijden
Storing
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen van de functie
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.
In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 181 of 378

9
179
Rijden
2Tronic versnellingsbak met 6 versnellingen
Selectiehendel
Beweeg de selectiehendel omhoog om deze in de stand R of M te zetten. R. Achteruit Trap het rempedaal in en beweeg de selectiehendel naar voren om deze stand te selecteren. N. Neutraalstand. Trap het rempedaal in en selecteer deze stand om de motor te kunnen starten. A. Automatische stand. Beweeg de selectiehendel naar achteren om deze stand te selecteren. M. Handmatig schakelen met de stuurbedieningen.
Stuurbediening
"+". Opschakelen (rechts van het stuur wiel). Druk op de achterzijde van de stuurbediening "+" om op te schakelen. " -". Terugschakelen (links van het stuur wiel). Druk op de achterzijde van de stuurbediening "-" om terug te schakelen.
Bij de 2Tronic versnellingsbak met zes versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen. Deze transmissie heeft drie gebruiksmogelijkheden: - een automatische stand om automatisch te schakelen, - een handmatige stand om zelf te schakelen, - een auto-sequentiële stand , waarmee u in de automatische stand op ieder moment zelf kunt schakelen, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre.
Met de stuurbediening is het niet mogelijk om de neutraalstand of de achteruitversnelling te selecteren.
Page 182 of 378

180Rijden
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand) R. Reverse (achteruitversnelling) 1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen in de handgeschakelde stand AUTO. Verschijnt bij de selectie van de automatische stand en verdwijnt weer als de handbediende stand wordt geselecteerd.
Starten van de auto
Trap het rempedaal inals dit pictogram verschijnt (bijv.: inschakelen van het hybridesysteem).
Selecteer de stand N . Selecteer de eerste versnelling (stand M of A ) A ) Aof de achteruitversnelling (stand R ). R ). R Neem uw voet van het rempedaal en geef gas. Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de
automatische stand staat ingesteld.
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO of R .
Op het display van het instrumentenpaneel wordt de aanduiding N weergegeven.
Houd het rempedaal ingetrapt. Schakel het hybridesysteem in.
Als u de auto verlaat, zet dan de selectiehendel in de stand N en schakel altijd het hybridesysteem uit door het contact af te zetten (verklikkerlampje Ready uit).
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
De aanduiding N op het display knippert als u de motor probeert te starten zonder dat de selectiehendel in de stand N staat. Als bij het starten het rempedaal niet wordt ingetrapt, knippert op het instrumentenpaneel de aanduiding voet op het rempedaal in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Page 183 of 378

9
181
Rijden
Handbediende stand
Beweeg na het starten van de auto de selectiehendel in de stand M om de handbediende stand in te schakelen.
De aanduiding AUTO verdwijnt en de ingeschakelde versnellingen verschijnen achtereenvolgend op het display.
Het schakelen naar een andere versnelling is alleen mogelijk als de snelheid van de auto en het motortoerental dit toestaan. Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten. Bij het remmen of het verminderen van de snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling wordt geselecteerd, wordt deze pas ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand is gekomen. De aanduiding voet op het rempedaal kan gaan knipperen op het instrumentenpaneel om aan te geven dat u moet remmen. Als de achteruitversnelling bij hoge snelheid wordt geselecteerd, knippert het verklikkerlampje N en gaat de versnellingsbak automatisch over in de neutraalstand. Beweeg de selectiehendel terug in de stand A of Mom weer in een versnelling verder te rijden.
Bij krachtig accelereren wordt niet opgeschakeld zonder tussenkomst van de bestuurder met behulp van de selectiehendel of de stuurbediening. Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden. Selecteer de achteruitversnelling (stand R ) uitsluitend als de auto volledig R ) uitsluitend als de auto volledig Rstilstaat en de voet op het rempedaal wordt gehouden.
De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters: - de rijstijl, - het profiel van de weg.
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduiding AUTO en de ingeschakelde versnelling.
Automatische stand
Selecteer vanuit de handbediende stand de stand A om terug te keren naar de automatische stand.
Trap om krachtig te accelereren (bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met kracht in, tot voorbij het zware punt.
Page 184 of 378

182Rijden
Stilzetten van de auto
Voordat u het hybridesysteem uitschakelt, kunt u: - de selectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren, - een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan om de auto volledig stil te zetten (als de parkeerrem niet in de automatische stand staat ingesteld).
Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kunt u, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre, op ieder moment de functies van de handbediende stand gebruiken. Druk op de stuurbediening "+" of "-" . De versnellingsbak wordt dan in de desbetreffende versnelling geschakeld, als de snelheid van de auto en het motortoerental dit toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het display staan. Als de stuurbediening enige tijd niet meer gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.
Selecteer wanneer u de auto met ingeschakeld hybridesysteem stilzet altijd de neutraalstand N . Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert altijd of de selectiehendel in de neutraalstand Nstaat, de handrem is aangetrokken, het contact is afgezet en het verklikkerlampje Ready uit is.
Wegrijden zonder gas te geven
- zet de selectiehendel in de stand N om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, - trap het rempedaal in, - zet de selectiehendel in de stand A , Rof M en laat het rempedaal los. De auto gaat rollen en zal met een snelheid van
ongeveer 10 km/h rijden zonder dat u gas hoeft te geven.
Houd bij het inschakelen van het hybridesysteem altijd het rempedaal ingetrapt. Trek altijd de parkeerrem aan om de auto volledig stil te zetten.
Deze functie werkt niet als de auto op een helling van meer dan 5% staat. De functie wordt uitgeschakeld als het bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de functie weer in te schakelen het portier en trap vervolgens het rempedaal of gaspedaal in.