Page 217 of 378
11
Praktische informatie215
Zekeringen dashboard Overzicht zekeringen
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard.
Zekering N r.Ampère (A)Functies
F115 Ruitenwisser achter.
F2- Niet gebruikt.
F35 Elektronische eenheid airbags.
F410 Automatisch dimmende binnenspiegel, airconditioning, eenheid veiligheidsschakeling, multimediasysteem achter, elektronische eenheid tractiebatterij.
F530 Eentraps elektrische ruitbediening vóór.
F630 Eentraps elektrische ruitbediening achter.
F75
Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, leeslampjes achter, verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje, verlichting middenarmsteun, bediening relais 12 V bagageruimte.
Page 218 of 378
Praktische informatie
216
Toegang tot de zekeringen
Zie de rubriek "Toegang tot het gereedschap".
Zekering N r. Ampère (A)Functies
F820 Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel display, controlesysteem bandenspanning, sirene alarm, elektronische eenheid alarm, telematica-eenheid.
F930 12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting achter.
F1015 Stuurkolomschakelaars.
F1115 Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F1215 Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsensor, voeding zekeringen F32, F34, F35.
F135 Servicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.
F1415 Instrumentenpaneel, display van het instrumentenpaneel, voeding zekering F33.
F1530 Vergrendeling en supervergrendeling.
F1740 Achterruitverwarming, voeding zekering F30.
Page 219 of 378
11
Praktische informatie217
Zekering N r.Ampère (A)Functies
F305 Verwarming buitenspiegels.
F3130 12V-aansluiting bagageruimte.
F325 Selectiehendel (2Tronic versnellingsbak).
F3310 Head-up display, handsfree set, airconditioning, wegklapbaar display.
F345 Pictogrammendisplay losgemaakte veiligheidsgordels.
F3510 Parkeerhulp.
F3630 Stoelver warming vóór.
F375 Elektronische eenheid tractiebatterij.
F3830 Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.
F3920 Zonnescherm panoramadak.
Page 220 of 378

Praktische informatie
218
Zekeringen motorruimte
Toegang tot de zekeringen
Maak het deksel los. Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu. Zekering N r.Ampère (A)Functies
F215 Claxon.
F310 Ruitensproeiers voor en achter.
F410 Verlichting overdag.
F515
Luchthoeveelheidsmeter, ruitenwissers, verwarming lambdasonde, elektronische eenheid hybridesysteem, keuzeschakelaar hybridesysteem, gestuurde thermostaat, elektrokleppen nokkenasverstelling, elektroklep vuldrukregeling (diesel), niveaucontact koelvloeistof (diesel).
F610 Diagnoseaansluiting, meedraaiende koplampen, pomp roetfilter (diesel), schakelaar bediening buitenspiegels, interface-eenheid netwerk, head-up display.
F710 Elektronische eenheid stuurbekrachtiging, motor hoogteregeling meedraaiende koplampen.
F820 Bediening startmotor.
F910 Schakelaars koppeling- en rempedaal.
F1140 Aanjager airconditioning.
Page 221 of 378
11
Praktische informatie219
Zekering N r.Ampère (A)Functies
F1230 Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F1430 Koelvloeistofpomp kachelradiateur.
F1510 Grootlicht rechts.
F1610 Grootlicht links.
F1715 Dimlicht links.
F1815 Dimlicht rechts.
Page 222 of 378
Praktische informatie
220
Zekeringen boven de accu Zekering N r.Ampère (A)Functies
F15 Gestuurde luchttoevoermodule.
F25 Rempedaalschakelaar met twee functies.
F35 Eenheid laadtoestand accu.
F425 Elektrokleppen ABS/CDS.
F615 2Tronic versnellingsbak.
Page 223 of 378

11
Praktische informatie221
12V- ac c u
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich in de motorruimte. Toegang tot de accu: open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde, bevestig de motorkapsteun, verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool, maak indien nodig de zekeringkast los om de accu te ver wijderen.
Loskoppelen van de pluspool (+)
Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu. Druk verticaal op de accupoolklem E om hem goed tegen de accu aan te drukken. Zet de accupoolklem vast door de pasnok opzij te bewegen en vervolgens de hendel D omlaag te duwen.
Uw auto is naast de tractiebatterij van het hybridesysteem voorzien van een conventionele 12V-accu. Deze accu bevindt zich onder de motorkap. In bepaalde omstandigheden, als de 12V-accu te ver ontladen is om het hybridesysteem in te schakelen, kan de 12V-accu via een hulpaccu worden opgeladen. Laad de 12V-accu niet op als het verklikkerlampje Ready brandt.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Zet het contact altijd af (verklikkerlampje Ready uit) als u werkzaamheden aan de auto wilt uitvoeren, om letsel door
het automatisch starten van de motor te voorkomen.
Forceer de hendel niet bij het omlaagduwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Page 224 of 378

Praktische informatie
222
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels.
Ver wijder, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+). Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A en vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu B . Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu). Sluit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt Cvan de auto met de lege accu (of op de motorsteun).
Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien. Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien. Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen. Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los. Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu. Start de motor niet door een acculader aan te sluiten. Koppel de pluspool (+) van de accu niet los ter wijl de motor draait.