Page 97 of 378

4
Toegang tot de auto95
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd. Geen enkele afstandsbediening kan functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Laat uit veiligheidsoverwegingen geen kinderen alleen achter in de auto. Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de auto verlaat.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden.
Page 98 of 378

Toegang tot de auto
96
Alarm
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de auto. Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de vergrendelknop van de afstandsbediening. Het alarm is geactiveerd; het controlelampje van de knop A zal één keer per seconde knipperen.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten. Het alarm gaat af als iemand probeert in te breken door een portier, de achterklep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen. Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen of als iets of iemand in de auto beweegt. Schakel de interieurbeveiliging uit als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijf t.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren. Het alarm gaat af als iemand probeert de kabels van de sirene, de bedieningseenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met de ontgrendelknop van de afstandsbediening. Het alarm wordt uitgeschakeld; het controlelampje van de knop A gaat uit.
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit een omtrek- en een interieurbeveiliging en is voorzien van een anti-inbraakfunctie.
Breng geen wijzigingen aan het alarmsysteem aan, dit kan leiden tot storingen.
Als een van de te openen carrosseriedelen (portier, achterklep, motorkap...) niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld. Maar na 45 seconden wordt wel de omtrekbeveiliging ingeschakeld, gelijktijdig met de interieurbeveiliging.
Als de auto automatisch weer wordt vergrendeld (als de auto per ongeluk wordt ontgrendeld en er niet binnen 30 seconden een portier of de achterklep wordt geopend), wordt het beveiligingssysteem niet automatisch weer ingeschakeld. U kunt het beveiligingssysteem weer inschakelen door de auto te ontgrendelen en vervolgens nogmaals te vergrendelen met de afstandsbediening.
Page 99 of 378

4
Toegang tot de auto97
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers ongeveer dertig seconden. Nadat het alarm is gestopt, zijn de omtrek- en interieurbeveiliging weer actief.
Storing afstandsbediening
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. Open het portier; het alarm gaat af. Zet het contact aan; het alarm stopt.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het controlelampje van de knop A gedurende 10 seconden blijft branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen
Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. De richtingaanwijzers knipperen in dat geval niet.
Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land is het volgende van toepassing: - Het alarm wordt 45 seconden nadat de auto met behulp van de afstandsbediening is vergrendeld, geactiveerd, ongeacht de toestand van de portieren en de achterklep. - Het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is gesloten, geactiveerd. Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt.
Inschakelen van de interieurbeveiliging
Ontgrendel de auto met de ontgrendelknop van de afstandsbediening. Vergrendel de auto met de afstandsbediening. Het alarm wordt weer ingeschakeld met twee beveiligingsniveaus; het controlelampje van de knop A gaat uit.
Vergrendelen van de auto met alleen
de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Vergrendelen van de auto met alleen
de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Vergrendelen van de auto met alleen
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
Zet het contact af. Druk binnen 10 seconden op de knop A tot het controlelampje blijft branden. Verlaat de auto. Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de vergrendelknop van de afstandsbediening. Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld; het controlelampje van de knop A zal één keer per seconde knipperen.
Als het alarm 10 keer achter elkaar is afgegaan, wordt het bij de elfde keer uitgeschakeld. Als het lampje van de knop A snel knippert, betekent dit dat het alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet. Om te voorkomen dat tijdens het wassen van uw auto het alarm afgaat, is het raadzaam de auto in dat geval met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier af te sluiten. Schakel voordat u de accukabels losneemt het alarm uit om te voorkomen dat de sirene afgaat.
De interieurbeveiliging wordt uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure wordt uitgevoerd na het afzetten van het contact.
* Volgens land van bestemming.
Page 100 of 378

Toegang tot de auto
98
Elektrisch bedienbare ruiten
1. Bestuurder2. Voorpassagier3. Rechts achter4. Links achter5. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten en portieren achter
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open.
Automatisch
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen.
Eentraps ruitbediening U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen en de elektrisch bedienbare ruiten achter kunnen worden geblokkeerd voor de veiligheid van kinderen op de achterbank.
Handmatig
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Om defect raken van de motoren van de ruitbediening te voorkomen, treedt wanneer een ruit tien keer in korte tijd volledig wordt geopend en gesloten een beveiliging in werking. U heeft vervolgens ongeveer één minuut de tijd om de ruit te sluiten. Als de ruit in dat geval wordt gesloten, zal de ruitbediening na ongeveer 40 minuten weer beschikbaar zijn.
Na het afzetten van het contact kunnen de ruiten nog ongeveer 45 seconden worden bediend, tenzij binnen deze 45 seconden een voorportier wordt geopend en de auto wordt vergrendeld. Probeer een ruit, wanneer deze niet met het bedieningspaneel van het bestuurdersportier kan worden bediend, te bedienen met het bedieningspaneel
van het desbetreffende portier, en omgekeerd.
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, voer dan direct het volgende uit: Druk op de schakelaar tot de ruit volledig is geopend. Trek vervolgens direct de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.
Page 101 of 378

4
Toegang tot de auto99
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan worden gesloten of na het loskoppelen en weer aansluiten van de accu, moet de beveiliging
tegen beknellen worden gereset: Voer de volgende handelingen uit bij elke ruit: Trek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt met bewegen. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog, herhaal deze handeling totdat de ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast. Druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen. Druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer 1 seconde vast.
Blokkeren van de ruitbediening
en de portieren achter
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, met aangezet contact op de schakelaar 5 om de ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren. Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te openen en de elektrische ruitbediening achter kan nog steeds worden bediend vanaf de bestuurdersstoel.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.
Met deze schakelaar worden ook de binnenportiergrepen van de achterportieren geblokkeerd, zie de rubriek "Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen".
Als het lampje brandt, is de ruitbediening geblokkeerd. Als het lampje uit is, is de ruitbediening niet geblokkeerd.
Als het lampje een andere status heeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Page 102 of 378
Toegang tot de auto
100
Portieren
Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.
Van binnenuit
Trek aan de portiergreep van het portier (voor of achter) om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
- gaat wanneer het hybridesysteem is ingeschakeld dit lampje branden in combinatie met een melding die enkele seconden op het multifunctionele display verschijnt, - gaat tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) dit lampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die gedurende enkele seconden op het multifunctionele display verschijnt.
Openen
Van buitenaf
De portieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als de supervergrendeling is ingeschakeld.
Page 103 of 378

4
Toegang tot de auto101
Bediening centrale
vergrendeling van binnenuit
Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de achterklep van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen.
Vergrendelen
Druk op deze knop om de auto te vergrendelen. Het rode lampje van de knop gaat branden.
Automatische centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen. Het rode lampje van de knop gaat uit.
Inschakelen
Druk langer dan 2 seconden op deze knop.
Er verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.
Bij vergrendeling/supervergrendeling van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld, knippert het rode lampje en is de knop inactief. Als de auto vergrendeld is, trek dan aan de binnenportiergreep om de auto te ontgrendelen. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet u de afstandsbediening of de sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Als één van de portieren is geopend,
werkt de centrale vergrendeling van binnenuit niet.
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en de achterklep tijdens het rijden automatisch en volledig worden vergrendeld. U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen.
Page 104 of 378

Toegang tot de auto
102
Er verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.
Uitschakelen
Druk nogmaals langer dan 2 seconden op deze knop.
Ontgrendelen
Druk als sneller wordt gereden dan 10 km/h op deze knop om de portieren en de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de portieren mechanisch te vergrendelen of te ontgrendelen bij een lege accu of in het geval van een storing in de centrale vergrendeling.
Open de portieren. Controleer of de kinderbeveiliging van de achterportieren niet geactiveerd is (zie de desbetreffende rubriek). Ver wijder met behulp van de sleutel het zwarte dopje op de smalle zijde van het portier. Steek de sleutel voorzichtig in de opening en duw de hendel zonder de sleutel te verdraaien, naar de binnenzijde van het portier. Ver wijder de sleutel en plaats het kapje terug. Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
Vergrendelen van het bestuurdersportier
Steek de sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom. U kunt deze procedure ook bij het andere voorportier uitvoeren.
Ontgrendelen van het bestuurdersportier
Steek de sleutel in het portierslot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het portier aan passagierszijde en de achterportieren
Ontgrendelen van het portier aan passagierszijde en de achterportieren
Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.
Bij een aanrijding worden de portieren automatisch ontgrendeld.
Automatisch vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld. De automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend. Als de achterklep is geopend, is de automatische centrale vergrendeling van de portieren actief.