Page 169 of 378

9
167
Rijden
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij uitzonderlijke situaties (onwel worden van de bestuurder, ...), kan de auto worden gestopt door aan de hendel A te trekken en deze vast te houden . De dynamische stabiliteitsregeling (CDS) zorgt ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is. In geval van een storing aan het systeem van de noodremfunctie verschijnt een van de volgende meldingen: - "Parkeerrem defect". - "Bediening parkeerrem defect".
Bij een defect aan het CDS, aangegeven door het branden van dit waarschuwingslampje, kan de stabiliteit bij het remmen niet worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de hendel A te trekken en
deze weer los te laten.
De noodremfunctie mag uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Bijzondere
omstandigheden
In bepaalde situaties (inschakelen van het hybridesysteem...) bepaalt de parkeerrem zelf zijn aantrekkracht. Dit is normaal. Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen zonder de motor te starten, trap dan met aangezet contact het rempedaal in en zet de parkeerrem vrij door eerst aan de hendel A te trekkenen deze vervolgens los te laten . De vrijgezette toestand van de parkeerrem wordt aangegeven door het doven van het verklikkerlampje op de hendel A in combinatie met de weergave van een melding dat de parkeerrem is vrijgezet. Wanneer de parkeer parkeer parkeerrem is aangetrokken en u deze vanwege een defect of accupech niet kunt vrijzetten, kunt u gebruik maken van de functie voor de noodontgrendeling van de parkeerrem.
Page 170 of 378

168Rijden
Hill Holder
Als de auto bergopwaar ts stilstaat en de selectiehendel in de stand A of M staat, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de Hill Holder gaan deze controlelampjes branden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: - als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt, - bij bepaalde hellingcondities, - als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijl het hybridesysteem ingeschakeld is, trek de parkeerrem dan handmatig aan en controleer of het verklikkerlampje van de parkeerrem en het lampje Pop de hendel (elektrische parkeerrem) permanent branden.
Page 171 of 378

9
169
Rijden
Storingen
Als het storingslampje van de elektrisch bediende handrem gaat branden in combinatie met een of meer verklikkerlampjes uit de onderstaande tabel, zet de auto dan op een veilige plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing handrem " en de volgende verklikkerlampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld. - De Hill Holder is niet beschikbaar. - De elektrisch bediende handrem kan alleen handmatig worden bediend.
Weergave van de melding " Storing handrem " en de volgende verklikkerlampjes: - De elektrisch bediende handrem kan alleen worden vrijgezet door het rempedaal in te trappen en de hendel los te laten. - De Hill Holder is niet beschikbaar. - De automatische bediening en het handmatig aantrekken van de handrem blijven mogelijk.
Weergave van de melding " Storing handrem " en de volgende verklikkerlampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld. - De Hill Holder is niet beschikbaar.
Om de elektrisch bediende handrem aan te trekken: Parkeer de auto en zet het contact uit. Trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de handrem is aangetrokken. Zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van de elektrisch bediende handrem gaan branden. Het aantrekken van de handrem duurt langer dan normaal. Om de elektrisch bediende handrem vrij te zetten: Zet het contact aan. Trek aan de hendel, houd deze ongeveer 3 seconden uitgetrokken en laat de hendel weer los. Als het verklikkerlampje van de elektrisch bediende handrem knippert of als de verklikkerlampjes niet gaan branden als het contact wordt aangezet, werken deze procedures niet. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
en/of
knipperen
Page 172 of 378
170Rijden
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing handrem - automatische stand geactiveerd " en de volgende verklikkerlampjes:
- Alleen de functies automatisch aantrekken bij het afzetten van de motor en automatisch vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar. - Het handmatig aantrekken/vrijzetten van de elektrisch bediende handrem is niet mogelijk en de dynamische noodremfunctie is niet beschikbaar.
en/of
knipperen
Storing accu - Als het verklikkerlampje laden accu gaat branden, moet u de auto direct stoppen (rekening houdend met het overige verkeer) en tegen wegrollen beveiligen (plaats indien nodig de twee wielblokken onder de wielen). - Trek de elektrisch bediende handrem aan alvorens de motor af te zetten.
Page 173 of 378
9
171
Rijden
Systeem dat bepaalde informatie op een doorzichtig scherm projecteert, in het directe gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden. Dit systeem werkt als het contact is aangezet en het verklikkerlampje Ready brandt. De instellingen worden opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Head-up display
1. Inschakelen/uitschakelen head-up display. 2. Regeling lichtsterkte. 3. Hoogteverstelling weergave. Door één van de schakelaars in te drukken wordt het projectiescherm uitgeklapt.
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft het de volgende informatie weer: A. De snelheid van uw auto. B. De informatie van de snelheidsregelaar/-begrenzer.
Tuimelschakelaars Informatie op het head-up
display
Page 174 of 378

172Rijden
Druk op de schakelaar 1 . Het head-up display blijft ingeschakeld/uitgeschakeld als de motor na het afzetten weer wordt gestart.
Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte
Stel de lichtsterkte van het display in met de schakelaar 2 : - omhoog om de lichtsterkte te verhogen, - omlaag om de lichtsterkte te verlagen.
Hoogteverstelling
Stel het display op de gewenste hoogte af met de schakelaar 3 : - omhoog om het display hoger af te stellen, - omlaag om het display lager af te stellen.
Het is raadzaam de schakelaars uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen. Leg nooit voor werpen rondom het projectiescherm (of op de afdekking) zodat het uitklappen en de goede werking van het scherm niet verhinderd wordt.
Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of sneeuw, zeer zonnig, ...) kan de informatie op het head-up display tijdelijk minder goed leesbaar zijn. Sommige brillen (ook zonnebrillen en brillen met speciale glazen) kunnen het lezen van de informatie hinderen. Gebruik een schone en zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje of microfiber doekje) om het projectiescherm dat bestaat uit plexiglas te reinigen. Gebruik nooit een droge doek, een schuurspons, schoonmaak- of oplosmiddel om te voorkomen dat er krassen ontstaan op het scherm of de anti-reflecterende functie beschadigd raakt.
Page 175 of 378

9
173
Rijden
Snelheidsbegrenzer
De bediening van de snelheidsbegrenzer is ondergebracht in de hendel A . 1. Draaiknop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid 4. Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzing
De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsbegrenzing A AN/UIT 6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd 7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars Weergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Alleen door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display. Zie voor meer informatie de rubriek "Head-up display".
Page 176 of 378
174Rijden
Programmeren
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (OFF/Pause).
Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 .
Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 90 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3 : - +/- 1 km = kort indrukken, - +/- 5 km = lang indrukken, - +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
Draai de knop 1 in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (OFF/Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.