Page 161 of 378

8
Veiligheid159
Bij een aanrijding wordt de hoogspanning automatisch onderbroken.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, - moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt, - mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen, - mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen, - mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.
Page 162 of 378

Veiligheid
160
Airbags
Airbags vóór
Activering
De airbags worden geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.
De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Page 163 of 378

8
Veiligheid161
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd en het contact is afgezet , zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje op het
display van de verklikkerlampjes van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde gedurende ongeveer 1 minuut branden om aan te geven dat de airbag weer is ingeschakeld.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje branden op het instrumentenpaneel en/of op het display voor de verklikkerlampjes van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde. Het verklikkerlampje blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: Zet het contact af , steek de sleutel in de Zet het contact af , steek de sleutel in de Zet het contact afschakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde. Draai deze in de stand "OFF" . Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Page 164 of 378

Veiligheid
162
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuurder en de passagier vóór bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen. De zij-airbags zijn, aan de zijde van de portieren, in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen. De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend. De windowairbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.
Page 165 of 378

8
Veiligheid163
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-netwerk. Raadpleeg de rubriek "Accessoires". Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
Page 166 of 378

164Rijden
De elektrische parkeerrem kan op twee manieren worden bediend.
Elektrische parkeerrem
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestemming kan de functie voor het automatisch aantrekken van de parkeerrem bij het afzetten van de motor en het automatisch vrijzetten van de parkeerrem bij het wegrijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt op het instrumentenpaneel, is de automatische functie uitgeschakeld.
Deze functie kan door het PEUGEOT-netwerk worden ingeschakeld/uitgeschakeld.
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de parkeerrem dus handmatig te bedienen. Als de parkeerrem nog niet is aangetrokken en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een melding op het display.
Automatisch aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem wordt automatisch aangetrokken bij het afzetten van de motor en automatisch vrijgezet bij het wegrijden (standaard geactiveerde functies).
Handmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig worden aangetrokken of vrijgezet door het bedienen van de hendel A .
Sticker op portierpaneel
Plaats geen voor werpen (pakjes sigaretten, telefoons, enz.) achter de hendel van de elektrische parkeerrem.
Het uitschakelen wordt aanbevolen bij zeer lage temperaturen (vorst) en bij het trekken van een aanhanger (slepen, enz.). Raadpleeg de paragraaf "Handmatig vrijzetten".
Controleer voordat u de auto verlaat of het verklikkerlampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel constant brandt.
Page 167 of 378

9
165
Rijden
Wanneer de auto stilstaat en u de parkeerrem wilt aantrekken, trekt u aan de hendel A . De aangetrokken toestand van de parkeerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklikkerlampje parkeerrem en het
controlelampje P op de hendel A ,
Wanneer u het bestuurdersportier opent bij draaiende motor ter wijl de parkeerrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display.
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of wanneer het hybridesysteem is ingeschakeld de parkeerrem vrij te zetten, trapt u het rempedaal of het gaspedaal in, trekt u aan de hendel A en laat u deze vervolgens weer los . De vrijgezette toestand van de parkeerrem wordt aangegeven door:
- het doven van het verklikkerlampje parkeerrem en het controlelampje P op de hendel A ,
Als u aan de hendel A trekt zonder het rempedaal in te trappen wordt
de parkeerrem niet vrijgezet en gaat een lampje branden op het instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeerrem extra stevig aantrekken . Dit gebeurt door de hendel A langer te bedienen , tot een melding dat de parkeerrem is aangetrokken wordt weergegeven en er een geluidsignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van de parkeerrem is noodzakelijk in de volgende omstandigheden: - wanneer een aanhanger aan de auto is gekoppeld en de automatische bediening is geactiveerd terwijl u de parkeerrem handmatig bedient, - wanneer de hellingcondities vermoedelijk zullen variëren ter wijl de auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer de auto vervoerd wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
- de weergave van een melding dat de parkeerrem is aangetrokken. - de weergave van een melding dat de parkeerrem is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto verlaat ter wijl het hybridesysteem ingeschakeld is of het verklikkerlampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel constant brandt.
In het geval van een aangekoppelde aanhanger, wanneer de auto beladen is of op een steile helling staat, dient u de parkeerrem extra stevig aan te trekken, bij het parkeren de voor wielen naar de stoeprand te sturen en een versnelling in te schakelen. Na het extra stevig aantrekken van de parkeerrem duurt het langer voordat de parkeerrem weer is vrijgezet.
Page 168 of 378

166Rijden
Automatisch aantrekken,
hybridesysteem uitgeschakeld
Wanneer de auto stilstaat en u het hybridesysteem wordt uitgeschakeld, wordt de parkeerrem automatisch aangetrokken .
- het branden van het verklikkerlampje parkeerrem en het controlelampje P op de hendel A ,
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt automatisch geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden : Zet de selectiehendel in de stand A , M of Ren geef gas.
- het doven van het verklikkerlampje parkeerrem en het controlelampje P op de hendel A ,
Het aantrekken of vrijzetten van de elektrische parkeerrem gaat gepaard met een geluid.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem wordt aangegeven door:
Parkeerrem aantrekken,
hybridesysteem ingeschakeld
Wanneer de auto stilstaat ter wijl het hybridesysteem is ingeschakeld, dient u de auto beslist tegen wegrollen te beveiligen door de parkeerrem handmatig aan te trekken. Trekdaarvoor aan de hendel A . De aangetrokken toestand van de parkeerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklikkerlampje parkeerrem en het controlelampje P op de hendel A ,
Wanneer u het bestuurdersportier opent om uit te stappen ter wijl de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
- de weergave van een melding dat de parkeerrem is aangetrokken. - de weergave van een melding dat de parkeerrem is vrijgezet.
- de weergave van een melding dat de parkeerrem is aangetrokken.
Controleer voordat u de auto verlaat of het verklikkerlampje parkeerrem op het instrumentenpaneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto wanneer het contact is aangezet: ze zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten. In het geval van een aangekoppelde aanhanger, wanneer de auto beladen is of op een steile helling staat, dient u bij het parkeren de voor wielen naar de stoeprand te sturen en een versnelling in te schakelen.
Geef, wanneer de auto stilstaat en het hybridesysteem is ingeschakeld, niet onnodig gas, omdat u dan het risico loopt dat de parkeerrem wordt vrijgezet.
Controleer voordat u de auto verlaat of het verklikkerlampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel constant brandt.