Page 185 of 356

WAARSCHUWING!
Laat de gordel en de rolautomaat ver-
vangen als de "automatische rolvergren-
deling" of een andere autogordelfunctie niet cor-
rect werkt bij een controle volgens de procedures
in de werkplaatshandleiding.
Als u gordel en rolautomaat nalaat te vervan-
gen als dat nodig is, verhoogt u de kans op letsel
bij botsingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn
voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een
ongeval. Deze apparaten verbeteren de werking van de
autogordel door ervoor te zorgen dat de gordel al in
een vroeg stadium van het ongeval strak over het
lichaam van de inzittende komt te liggen. Gordelspan-
ners werken bij alle lichaamsafmetingen, ook voor
gebruik met kinderzitjes. OPMERKING: Een gordelspanner is geen vervan-
ging bij een slecht bevestigde autogordel. De autogor-
del moet evengoed strak aanliggen en op de juiste wijze
worden gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door het be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC). Even-
als de airbags zijn ook de gordelspanners slechts ge-
schikt voor eenmalig gebruik. Een geactiveerde gordelspanner of airbag dient onmiddellijk te worden
vervangen.
EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN (AHR)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze hoofdsteunen zijn passieve componenten die
kunnen worden geactiveerd. Auto's met dit systeem
kunnen niet eenvoudigweg aan de hand van markerin-
gen worden geïdentificeerd, maar alleen door visuele
inspectie van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste helft uit decoratief
plastic.
Werking van de actieve hoofdsteunen (AHR)
Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bepaalt afhankelijk van de kracht of van het type bot-
sing van achteren of de actieve hoofdsteunen (AHR)
moeten worden geactiveerd. Als activering noodzake-
lijk is bij een botsing van achteren, worden de actieve
hoofdsteunen van zowel de bestuurders- als passa-
giersstoel geactiveerd.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een botsing
van achteren worden geactiveerd, schuift de voorste
helft van de actieve hoofdsteun naar voren om de
afstand tussen het achterhoofd van de inzittende en de
actieve hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde botsingen van
achteren het risico van letsel bij de bestuurder en
voorpassagier te voorkomen of te verlagen.
179
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 186 of 356

OPMERKING:De actieve hoofdsteunen (AHR)
kunnen geactiveerd worden bij een frontale botsing of
een botsing van opzij. Als echter tijdens een frontale
botsing een secundaire botsing van achteren plaats-
vindt, kan de AHR geactiveerd worden naargelang het
soort botsing. (afb. 123)
Alle inzittenden, inclusief de bestuurder ,
mogen de auto niet besturen of niet in de
auto zitten totdat de hoofdsteunen in de
juiste stand staan om het risico op nekletsel bij
een botsing te minimaliseren.
OPMERKING: Raadpleeg "Actieve hoofdsteunen af-
stellen" in "Uw auto" voor meer informatie over het
correct afstellen en positioneren van de hoofdsteunen.
Opnieuw afstellen van de actieve
hoofdsteunen (AHR)
Als de actieve hoofdsteunen tijdens een ongeluk geac-
tiveerd worden, moet u daarna de hoofdsteunen voor
de bestuurder en de passagier voor opnieuw instellen.
Geactiveerde actieve hoofdsteunen herkent u aan het
feit dat ze naar voren staan (zoals te zien is in stap drie
van de procedure voor het opnieuw instellen).
1. Trek de geactiveerde AHR van de achterbank. (afb. 124)
2. Plaats de handen in een comfortabele positie aan de bovenzijde van de geactiveerde AHR.
3. Trek eerst omlaagen vervolgens naar achteren
richting de achterkant van de auto, en trek daarna
omlaag om het vergrendelmechanisme te active-
ren. (afb. 125) (afb. 126)
4. De AHR-helft met zachte schuim en bekleding moet in de achterste helft van decoratief kunststof ver-
grendeld worden. (afb. 127)
(afb. 123) Onderdelen van de actieve hoofdsteunen (AHR)
1 — Voorste helft van de
hoofdsteun (zachte schuim
en bekleding) 3 — Achterste helft van de
hoofdsteun (decoratieve
plastic kap aan de achter-kant)
2 — Rugleuning 4 — Geleidestangetjes van
de hoofdsteunen
180
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 187 of 356
(afb. 124)Positiepunten van de handen op AHR(afb. 125)
1 — beweging omlaag
2 — beweging naar achteren
(afb. 126)3 — laatste beweging omlaag om het vergrendelmecha-
nisme te activeren(afb. 127) AHR in reset positie
181
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 188 of 356

OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het opnieuw instel-
len van de actieve hoofdsteunen, neemt u contact op
met een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd-
steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de be-
scherming van voetgangers te verhogen door de mo-
torkap van de auto omhoog te laten springen bij een
aanrijding van een voetganger of voorwerp. Het sys-
teem wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto
binnen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt. Het
systeem moet een verscheidenheid aan voetgangers
kunnen detecteren, waardoor het ook mogelijk is dat
andere aangereden voorwerpen het actieve motorka-
psysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aan-
rijding geactiveerd moeten worden. Op basis van de
botsingsensoren bepaalt de EPPM wanneer de actua-
toren geactiveerd worden. De botsingsensoren bevin-
den zich bij de voorbumper.
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bewaakt de gereedheid van de elektronischeonderdelen van het actieve motorkapsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als de sleutel in de stand LOCK, in de stand
ACC, of niet op contact staat, is het actieve motorka-
psysteem niet ingeschakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reservevoeding, waardoor
de actuatoren ook geactiveer kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud actieve motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap heeft geactiveerd of
een storing in een van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem op en verschijnt het bericht "SERVICE
ACTIVE HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MO-
TORKAP) op het scherm van het elektronische voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC), voor bepaalde
uitvoeringen/markten. Een enkel geluidssignaal klinkt
als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
gaat branden na de eerste keer starten. De module
bevat ook diagnosefuncties die het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die het actieve mo-
torkapsysteem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose
meldt eveneens de aard van het defect. Raadpleeg uw
dealer als het waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem brandt of als "SERVICE ACTIVE HOOD" (ON-
DERHOUD ACTIEVE MOTORKAP) op het scherm
182
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 189 of 356

van het elektronische voertuiginformatiecentrum
EVIC wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd is, moet u de auto
door een erkende dealer laten repareren. De scharnie-
ren van de motorkap moeten worden gerepareerd en
de actuatoren moeten worden vervangen vervangen
om de werking van het systeem te herstellen.
Nadat het systeem de motorkap iets omhoog heeft
laten schieten, kan de motorkap tijdelijke worden te-
ruggezet door hem bij de achterrand boven de schar-
nieren omlaag te drukken, aangezien de inwendige druk
van de actuatoren is afgelaten. De tijdelijke stand
waarin de motorkap kan worden teruggezet, dient om
het zicht over de motorkap bij vooruitrijden te verbe-
teren totdat de auto kan worden gerepareerd. In de
tijdelijke stand waarin de motorkap kan worden terug-
gezet, ligt de motorkap ongeveer 5 mm boven het
oppervlak van de spatborden. (afb. 128)
De voorbumper kan de goede werking van het actieve
motorkapsysteem beïnvloeden. De onderdelen van de
voorbumper moeten op beschadigingen worden ge-
controleerd en, indien nodig, worden vervangen na een
frontale botsing, zelfs bij een botsing met lage snelheid. OPMERKING:Na activering van de actieve motor-
kap dient de auto onmiddellijk naar een erkende dealer
te worden gebracht.
Sluit ter voorkoming van mogelijke
schade de achterzijde van de motorkap
niet met kracht om deze in zijn stand
terug te zetten. Druk de achterzijde van de mo-
torkap omlaag tot ongeveer 5 mm boven het
spatbord. Dit moet voldoende zijn om beide te-
rugzetmechanismen van de scharnieren van de
motorkap vast te zetten.
(afb. 128)
183
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 190 of 356

WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumen-
tenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MOTOR-
KAP) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap de voetgangersbescher-
ming niet verhoogt .Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de contactsleutel omdraait en
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u contact
op te nemen met uw erkende dealer.
Wijzigingen aan delen van het actieve motor-
kapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen los verkrijgbare voorbumpers of kap-pen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van het actieve
motorkapsysteem te wijzigen. De actieve motor-
kap kan per ongeluk omhoog schieten of moge-
lijk niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend bij de omgeving te houden.Anders bestaat er
een risico op ernstig of dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (voor bepaalde uitvoeringen/markten
met BeltAlert
®
voor de voorpassagier) eraan herin-
nert de veiligheidsgordel vast te gespen. Deze voorzie-
ning is altijd actief wanneer het contact is ingeschakeld.
Als de autogordel van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordels branden totdat beide gordels
vóór zijn vastgegespt. Het BeltAlert
®-systeem wordt
geactiveerd binnen 60 seconden nadat de auto een
184
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 191 of 356

snelheid boven 8 km/u heeft bereikt. De waarschu-
wingscyclus duurt 96 seconden of totdat de betref-
fende veiligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cy-
clus is voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden totdat beide gordels vóór
zijn vastgegespt. De bestuurder behoort ook alle an-
dere inzittenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen. Als een veiligheidsgordel vóór niet is
vastgegespt terwijl er wordt gereden met een snelheid
boven 8 km/u, laat BeltAlert
®als eenmalige waarschu-
wing een geluidssignaal klinken, gaat het waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels branden en
wordt vervolgens de waarschuwingscyclus van 96 se-
conden geactiveerd.
De BeltAlert
®voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen. OPMERKING:
De BeltAlert
®
kan door uw dealer geactiveerd of
gedeactiveerd worden.
De fabrikant van dit motorvoertuig raadt deactive-
ring van BeltAlert®af.
Als het BeltAlert®-waarschuwingssysteem is gede-
activeerd, blijft het controlelampje branden zolang de
bestuurdersgordel niet is vastgemaakt.
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Wij adviseren vrouwen die in verwachting zijn om ook
dan de autogordel te gebruiken. Een veilig zittende
moeder vormt de beste bescherming voor de nog
ongeboren baby.
Een aanstaande moeder hoort het heupgedeelte van
de gordel laag over het middel en zo strak mogelijk
over de heupen te dragen. Houd de gordel laag, zodat
deze niet over de buik loopt. Op deze wijze zullen de
heupen de krachten opvangen bij een ongeval.
185
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 192 of 356

AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een autogordel dragen,
ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten onderweg goed
vastgegespt zijn op de achterbank als dat mogelijk is.
Statistieken tonen aan dat kinderen veiliger zijn wan-
neer ze op de achterste zitplaatsen zijn vastgegespt (en
niet op de voorstoelen). (afb. 129)
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een kin-
derzitje achterstevoren op een stoel die
is beveiligd door een frontairbag!” Lees ook de
informatiestickers op de zonneklep en het por-
tiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding kan
zoveel kracht nodig zijn om een baby op uw
schoot te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent . De baby en
andere inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u het
bijbehorende kinderzitje gebruiken, overeenko-
mend met de grootte van het kind.
(afb. 129)
186
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD