Page 73 of 356

Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige instelling van de
airconditioning (A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingeschakeld (ON). Bij be-
paalde uitvoeringen/markten met ATC, zorgt deze
functie ervoor dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening en dat de AUTO
indicator uitgaat.
2. Recirculatietoets
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te
wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer de functie
is ingeschakeld (ON).3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoeveel-
heid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem
stroomt. De schakelaar heeft zeven standen. Als bij
bepaalde uitvoeringen/markten met ATC het aanjager-
toerental wordt gewijzigd, schakelt de automatische
bediening over op handmatige bediening. Het toerental
kan als volgt met de toetsen of schermtoetsen worden
ingesteld:
Toetsen
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de scha-
kelaar vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de schakelaar
linksom draait.
Schermtoets — Uconnect Touch™ systeem 4.3
Druk op de aanjagerschermtoets om toegang te krijgen
tot het instelscherm van de aanjager. Druk op het
instelscherm van de aanjager op de UP (harder) en
DOWN (zachter) pijlen om de aanjagersnelheid in te
stellen, of selecteer direct de snelheid door op de balk
bij het pictogram van de aanjager te drukken. De
aanjagersnelheid neemt toe wanneer u op de pijl om-
hoog drukt of rechtsom over de instelschaal beweegt.
De snelheid neemt af wanneer u op de pijl omlaag
drukt of linksom over de instelschaal beweegt.
Schermtoets — Uconnect Touch™ systeem 8.4
Gebruik het kleine pictogram om het aanjagertoeren-
tal te verlagen en het grote pictogram om dit toerental
te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd(afb. 45)
Uconnect Touch™ systeem 8.4 Automatischetemperatuurregeling — schermtoetsen
67
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 74 of 356

door op de balk van de aanjager tussen de iconen te
drukken.
4. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige
ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te
schakelen. De indicator brandt wanneer deze functie is
ingeschakeld. Door het inschakelen van deze functie,
schakelt de ATC (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
in de handbediende modus. Wanneer de modus Ont-
dooien wordt geselecteerd, kan het aanjagertoerental
toenemen. Wanneer de modus Ontdooien vóór wordt
uitgeschakeld, gaat de airconditioning terug naar de
vorige instelling.
5. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten). Een indicator brandt
wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De
achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten
automatisch uitgeschakeld.
Als er geen acht wordt geslagen op deze
waarschuwingen, kan er schade optreden
aan de verwarmingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoonmaken van de
binnenkant van de achterruit . Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek
en een zacht zeepsopje en wrijf evenwijdig aan de
verwarmingselementen. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen of
schurende schoonmaakmiddelen om de binnen-
zijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden.
6. Temperatuurregelknop passagiers OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk deze toets om de ingestelde temperatuur
te verhogen. OPMERKING: Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automatisch in exit Sync.
7. Temperatuurregelknop passagiers OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk deze toets om de ingestelde temperatuur
te verlagen.
68
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 75 of 356

OPMERKING:Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automatisch in exit Sync.
8. Toets klimaatregeling uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te
schakelen.
9. Toets AUTO werking (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door het
regelen van de luchtverdeling en de luchthoeveelheid.
Door deze functie te gebruiken schakelt de automati-
sche temperatuurregeling tussen de handmatige en
automatische modi. Raadpleeg "Automatische bedie-
ning" voor meer informatie.
10. Temperatuurregelknop bestuurder OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen. OPMERKING: In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde.
11. Temperatuurregelknop bestuurder
OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde.
12. Modi
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat lucht
vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroosters en de ont-
dooiroosters stroomt. De modus instellingen zijn als
volgt: Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het
dashboard. Deze roosters kunt u afzonderlijk in-
stellen om zo de luchtstroming te regelen. De schoe-
pen van de uitblaasopeningen in het midden van het
dashboard en in de zijpanelen kunnen omhoog en
omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen
om zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de schoepen bevindt zich een regelwiel waar-
mee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aan-
gepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te
regelen. Gemengde ventilatie
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instru-
mentenpaneel en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruit- en zijruitontwaseming. OPMERKING: De TWEE NIVEAUS modus is be-
doeld om comfort te bieden door koele lucht uit de
69UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 76 of 356

luchtroosters in het instrumentenpaneel en warme
lucht uit de vloerroosters te laten stromen. Vloermodus
Er stroomt lucht naar binnen via de roosters in de
vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruit- en zijruitontwaseming. Mix modus
De lucht stroomt via de vloeropeningen en de
roosters voor ontwaseming van voor- en zijrui-
ten. Deze ventilatiestand kunt u het beste gebrui-
ken bij koud weer of sneeuw. Stand ontdooien/ontwasemen
De lucht stroomt via de roosters voor ontwase-
ming van de voor- en zijruiten. Gebruik de ont-
dooimodus met maximale temperatuursinstelling om
zo snel mogelijk de voorruit en de zijruiten te ont-
dooien. Wanneer de modus Ontdooien wordt geselec-
teerd, kan het aanjagertoerental toenemen.
13. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om te schakelen tussen
Sync functie aan en uit. De Sync indicator brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. Sync wordt ge-
bruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde
en achterin te synchroniseren met die aan bestuurders-
zijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde
wordt gewijzigd terwijl Sync actief is, zal deze functie
automatisch worden uitgeschakeld. OPMERKING:
Als SYNC is ingeschakeld en de
bestuurder schakelt de mix- of ontdooimodus in, ver-
andert de modus Achterin in de modus Vloer.
14. Temperatuurregeling (alleen handmatige
temperatuurregeling)
Druk op de temperatuurschermtoets om de luchttem-
peratuur in het passagierscompartiment te regelen.
Door de temperatuurbalk in het rode gebied te bewe-
gen, wordt de temperatuur hoger. Door de tempera-
tuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de
temperatuur lager.
FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de toets voor de airconditioning (A/C) kan de
gebruiker het airconditioningsysteem handmatig in- of
uitschakelen. Als de airconditioning is ingeschakeld,
stroomt via de luchtroosters koele, droge lucht de
cabine in. Druk voor een lager brandstofverbruik op de
A/C toets om de airconditioning uit te schakelen en
stel met de hand de het toerental van de aanjager en
luchtverdeling in. OPMERKING:
Wanneer het systeem in de Mix of Ontdooi modus
staat en het klimaat wordt handmatig geregeld, kan de
A/C worden uitgeschakeld.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voor-
ruit of zijramen, kiest u de ontdooimodus en verhoogt
u de aanjagersnelheid.
70
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 77 of 356

Als de airco niet zo goed werkt als u verwacht,
controleert u of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór de radiator) is verstopt door vuil of insecten.
Maak schoon door voorzichtig water te spuiten vanaf
de achterzijde van de radiator en door de condensor
heen. Beschermhoezen kunnen de luchtstroom door
de condensor hinderen, waardoor de prestaties van de
airco terug kunnen lopen.
RecirculatietoetsWanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door de recirculatie-
toets in te drukken. Wanneer deze toets geselecteerd
is brandt de recirculatie-indicator. Druk de toets nog-
maals in om de recirculatiemodus uit te schakelen en
buitenlucht te laten binnenstromen. OPMERKING: Bij koud weer kunnen de ruiten, bij
gebruik van de recirculatiefunctie, sneller beslaan. De
recirculatiestand mag niet gebruikt worden in de ven-
tilatiestanden Mix, Vloer en Ontdooien, anders ver-
loopt het ontwasemen minder snel. De circulatiestand
wordt automatisch geannuleerd zodra u deze ventila-
tiestanden selecteert. Als u de recirculatiestand pro-
beert in te schakelen terwijl een van deze standen
actief is, gaat de LED in de bedieningsknop knipperen
om vervolgens uit te gaan. AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
De toetsen van de ATC bevinden zich in het midden op
het instrumentenpaneel.
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ display.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets AUTO (9) op het
paneel Automatic Temperature Control (ATC).
2. Stel vervolgens de door u gewenste temperatuur in m.b.v. de temperatuurregelknoppen of -toetsen (6,
7, 10 en 11) voor de bestuurderszijde en de passa-
gierszijde. Zodra de gewenste temperatuur wordt
aangegeven, zorgt het systeem dat dit comfortni-
veau wordt bereikt en automatisch wordt gehand-
haafd.
3. Zodra het systeem eenmaal volgens uw comfortni- veau is ingesteld, hoeven de instellingen niet op-
nieuw te worden aangepast. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het systeem automatisch
zijn gang laat gaan.
OPMERKING:
De temperatuurinstellingen hoeft u niet aan te pas-
sen voor een warm of koud voertuig. Het systeem kiest
automatisch zelf de temperatuur, de luchtverdeling en
het aanjagertoerental om zo snel mogelijk comfort tebieden.
71UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 78 of 356

De temperatuur kan worden getoond in Ameri-
kaanse of metrische eenheden, via selectie van de
US/M klantprogrammeerfunctie. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ systeeminstellingen" in dit hoofdstuk van dezehandleiding.
Voor een optimaal comfort in de AUTO-modus, blijft
de aanjager tijdens een koude start op een lage stand
draaien totdat de motor is opgewarmd. Daarna zal de
aanjager steeds sneller draaier en overgaan naar de
AUTO-modus.
Handmatige bediening
Bij dit systeem kan handmatig het aanjagertoerental,
luchtverdeling, A/C status en de luchtrecirculatie wor-
den geselecteerd.
Het aanjagertoerental kan op elke gewenste constante
waarde worden ingesteld door de buitenring van de
bedieningsknop te draaien. De aanjager werkt nu op
een vaste snelheid tot een andere snelheid wordt
gekozen. Zo kunnen de voorste inzittenden de lucht-
hoeveelheid regelen die in het voertuig circuleert en de
"AUTO" modus opheffen.
De gebruiker kan ook de richting van de luchtstroom
kiezen door een van de beschikbare modi in te stellen.
De werking van de A/C en luchtrecirculatie kan ook
handmatig worden geselecteerd in Manual operation.AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het ATC systeem achterin heeft luchtroosters in de
vloer rechtsachter de 3e zitrij en luchtroosters aan
boven beide buitenste zitplaatsen van de 3e zitrij. Het
systeem voert warme lucht toe via beide vloeropenin-
gen of koele, gedroogde lucht via de ventilatieroosters
in de dakbekleding.
De temperatuurregeling achterin bevindt zich in het
Uconnect Touch™ systeem, op het instrumentenpa-
neel. (afb. 46) (afb. 47)
72
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 79 of 356

Achterin geblokkeerd
Wanneer op de schermtoets Rear Temperature Lock
op het Uconnect Touch™ scherm wordt gedrukt,
wordt een vergrendelsymbool op het scherm achterin
weergegeven. De temperatuur en luchtverdeling ach-
terin worden vanaf door het Uconnect Touch™ sys-
teem geregeld.De inzittenden op de tweede zitrij kunnen de ATC-
regelknoppen achterin niet bedienen tenzij de toets
Rear Temperature Lock is afgezet.(afb. 46)
Bediening klimaatregeling achterin 4.3 scherm
1 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger) 5 — Schermtoets Done
(Voltooid)
2 — Schermtoets Mode(Modus) 6 — Schermtoets Rear
Lock (Achterin geblok-
keerd)
3 — Schermtoets Tempera-
ture (Temperatuur) 7 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
4 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager)
(afb. 47)
Bediening klimaatregeling achterin 8.4 scherm
1 — Schermtoets Rear
Auto (Achterin automa-tisch) 6 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger)
2 — Schermtoets Rear
Lock (Achterin geblok-
keerd) 7 — Schermtoets Mode(Modus)
3 — Schermtoets Front
Climate (Klimaat voorin) 8 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager)
4 — Schermtoets Tempera-
ture Up (Temperatuur ho-ger) 9 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
5 — Schermtoets Tempera-
ture Down (Temperatuurlager) 73
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 80 of 356

Het ATC-systeem achterin bevindt zich in de hemelbe-
kleding in het midden van de auto. (afb. 48)
Druk op de knop Rear Temperature Lock op hetUconnect Touch™ scherm. Hierdoor wordt het
pictogram "Temperatuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitgeschakeld.
Stel de regelknoppen voor de aanjager, temperatuur en modus achterin af voor het grootste comfort.
De ATC wordt geselecteerd door de aanjagerknop achterin linksom te draaien naar de stand AUTO. Zodra de gewenste temperatuur wordt aangegeven,
zorgt het systeem dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd. Zodra het systeem
eenmaal volgens uw comfortniveau is ingesteld, hoeven
de instellingen niet opnieuw te worden aangepast. U
ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch zijn gang laat gaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen hoeft u
niet aan te passen voor een warm of koud voertuig.
Het systeem kiest zelf automatisch de temperatuur, de
luchtdistributie en de aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin handmatig instellen
op de stand "off" of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te draaien. Zo kunnen
de passagiers achterin de luchthoeveelheid regelen die
naar het achtercompartiment van de auto wordt ge-
voerd.(afb. 48) Onderdelen ATC-regeling achterin
1 - Aanjagersnelheid 3 - LUCHTDISTRIBUTIE achter
2 – Temperatuur achter 4 - Blokkering temperatuur
achterin
74
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD