Page 121 of 356

LAADMANAGEMENTSYSTEEM
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR VIJF PASSAGIERS
Een hogere laadvloer die bovenop een grote inge-bouwde opbergruimte ligt.
Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwer-
pen in de opbergruimte.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie.
Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage. Verwijderbaar afdekpaneel bagageruimte (voor be-
paalde uitvoeringen/markten).
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR ZEVEN PASSAGIERS
Een grote ingebouwde opbergruimte met een schar- nierluik dat zich in de vloer bevindt achter de derde zitrij.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
"Stoelen" in "De functies van uw auto begrijpen"
voor meer informatie.
50/50 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie.
Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.(afb. 93) Drievoudige indrukschakelaar
115
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 122 of 356

SJORHAKEN BAGAGE
WAARSCHUWING!
De sjorhaken zijn geen veilige veranke-
ringen voor de ankerband van een kin-
derzitje. Bij een noodstop of een botsing kan een
haak worden losgetrokken en kan het kinderzitje
losraken. Het kind zou ernstig letsel kunnen op-
lopen. Gebruik alleen de ankerpunten die speci-
aal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kin-
derzitjes.
De sjorhaken bevinden zich op beide achterbekle-
dingspanelen. Met deze sjorhaken kunnen ladingen vei-
lig worden vastgemaakt als het voertuig in beweging is.
(afb. 94)
WAARSCHUWING!
Het gewicht en de positie van lading en
inzittenden is van invloed op de locatie
van het zwaartepunt van de auto en het wegge-
drag. Volg onderstaande richtlijnen bij de bela-
ding van uw auto, om letsel door onbestuurbaar-
heid te voorkomen:
Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maxi- mum laadgewicht zoals vermeld op de sticker op het
linkerportier of op de linker middenstijl. Verdeel bagage altijd gelijkmatig over de bodem van
de bagageruimte. Plaats zwaardere objecten zo laag
en zo ver naar voren als mogelijk is.
Plaats zoveel mogelijk bagage vóór de achteras. Als er te veel gewicht of niet goed verdeeld gewicht
boven of achter de achteras wordt geplaatst, kan dit
slingeren van het voertuig veroorzaken.
Stapel bagage of lading niet hoger op dan tot aan de bovenrand van de achterbankrugleuning. Anders kan
het zicht naar achteren worden belemmerd of kun-
nen voorwerpen worden gekatapulteerd bij een
noodstop of een ongeval.
Ter bescherming tegen persoonlijk letsel horen pas- sagiers niet plaats te nemen in de bagageruimte. De
bagageruimte achterin is alleen bedoeld voor ver-
voer van bagage en niet van passagiers, deze horen in
stoelen te zitten en autogordels te gebruiken.
(afb. 94)
Spanriemen bagage
116
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 123 of 356

OPROLBAAR DEKZEIL VOOR DE
LAADRUIMTE (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) — UITVOERINGEN VOOR VIJF
PASSAGIERS OPMERKING:Het dekzeil is bedoeld om bagage
aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te
zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage ver-
schuift en beschermt de inzittenden niet tegen loslig-
gende voorwerpen.
Het oprolbare dekzeil voor de laadruimte is bevestigd
in de laadruimte achter de bovenkant van de achter-
bank.
Als het zeil is uitgerold bedekt het de laadruimte zodat
daarin aanwezige voorwerpen aan het oog worden
onttrokken. De inkepingen in de sierpanelen naast de
achterklepopening houden het uitgerolde dekzeil op
zijn plaats.
Als het dekzeil niet wordt gebruikt, rolt deze netjes op
in de behuizing. U kunt het dekzeil ook uit de auto
nemen om meer ruimte te maken in de laadbak.
Om het dekzeil te installeren legt u het in de auto met
de platte kant van de behuizing naar boven gericht.
Breng vervolgens de linker of rechter veerstang (deze
bevinden zich aan de uiteinden van de dekzeilbehuizing)
aan in resp. het linker of rechter bevestigingspunt (zoals
afgebeeld). (afb. 95) Breng vervolgens de veerstang aan de tegenoverlig-
gende kant van de dekzeilbehuizing in het bevestigings-
punt aan de tegenoverliggende kant van de auto.
Pak de hendel en trek deze naar u toe. Als het dekzeil
bij de achterklepopening in de buurt komt, leidt u de
bevestigingsstangen achter (aan weerszijden van het
dekzeil) in de inkepingen op de sierpanelen. Daarna laat
u het dekzeil zakken, plaatst de stangen onder in de
inkepingen en laat de hendel los. (afb. 96)
(afb. 95)
Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
117
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 124 of 356

WAARSCHUWING!
Een dekzeil dat niet is bevestigd aan de
auto kan bij een aanrijding letsel veroor-
zaken. Het kan losschieten als men plots moet
remmen en een inzittende treffen. Berg het dek-
zeil niet op in de bagageruimte of in het interieur.
Verwijder het afdekpaneel uit de auto als dit
wordt losgemaakt van de bevestiging. Berg het
afdekpaneel niet weg in de auto. OPENEN EN SLUITEN VAN DE
MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap moeten twee ver-
grendelingen worden vrijgegeven.
1. Trek aan de motorkaphendel links onder het instru-
mentenpaneel. (afb. 97)
2. Aan de buitenkant van het voertuig bevindt zich de veiligheidspal bij het midden van het rooster tussen
rooster en motorkapopening. Duw de veiligheidspal
naar rechts en til de motorkap op. (afb. 98)
Houd de motorkap omhoog met de steunstang. Steek
de bovenzijde van de steun in de opening links aan de
onderzijde van de motorkap. (afb. 99)
(afb. 96) Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
(afb. 97) Motorkapontgrendeling
118
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 125 of 356
Om mogelijke schade te voorkomen:
U moet zorgen dat de steunstang van
de motorkap goed is bevestigd in de hou-
derklemmen voordat u de motorkap sluit .
De motorkap niet met kracht sluiten. Sluit de
motorkap met een ferme neerwaartse beweging
zodat beide vergrendelingen stevig vastklikken.
Rijd nooit met uw auto als de motorkap niet
volkomen via beide vergrendelingen gesloten is.
WAARSCHUWING!
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als de
motorkap niet volkomen vergrendeld is, kan hij
opklappen wanneer de auto rijdt , zodat uw uit-
zicht naar voren wordt belemmerd. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt , kan dit ernstig en
zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben.
(afb. 98) Veiligheidspal motorkap(afb. 99)
Steunstang motorkap
119
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 126 of 356

IMPERIAAL (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De zijrails op het dak van uw auto zijn NIET bestemd
om lading te dragen zonder de montage van dwarsdra-
gers. Bij uw FIAT-dealer kunt u metalen dwarsdragers
kopen waarmee u een functioneel dakdragersysteem
kunt creëren.
Bij gebruik van een daktransportsysteem blijft het
maximaal toelaatbaar laadgewicht van de auto ongewij-
zigd. Zorg dat het totale gewicht van bagage en inzit-
tenden in de auto zelf, plus het gewicht op de dakdra-
ger, de laadcapaciteit van de auto niet overschrijdt.
De dwarsdragers en zijrails zijn erop gebouwd om
ladingen te dragen. De lading mag niet meer dan 68 kg
wegen en moet gelijkmatig over de dwarsdragers wor-
den verdeeld.
Overschrijd nooit de maximale dak-
dragerbelasting van 68 kg om schade aan
de dakdrager en het voertuig te voorko-
men.Verdeel de lading altijd zo gelijkmatig moge-
lijk en bind alles stevig vast .
Langwerpige objecten die voorbij de voorruit
steken, zoals houten panelen of surfplanken, moet
u zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde
van de auto vastmaken.
Leg een deken of ander beschermingsmateriaal
tussen het dakoppervlak en de lading.
Rijd met gereduceerde snelheid en neem boch-
ten voorzichtig als u een grote of zware lading op
het dak hebt bevestigd.Windstoten, die door pas-
serend vrachtverkeer of op natuurlijke wijze wor-
den veroorzaakt , kunnen plotselinge opwaartse
krachten uitoefenen op de lading. Dit geldt vooral
bij grote en platte objecten. Hierdoor kan schade
aan de lading of aan de auto worden toegebracht .
120
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 127 of 356

WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met
uw auto gaat rijden. Onzorgvuldig vast-
gebonden lading kan van de auto afvliegen,
vooral bij hoge snelheden, waardoor letsel en
materiële schade kan ontstaan. Volg de Waar-
schuwingen betreffende de dakdrager op wan-
neer u lading op uw dakdrager vervoert . REMSYSTEEM
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met
twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als
een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt,
blijft het andere systeem functioneren. Wel is de effec-
tieve remwerking dan wat minder. De slag van het
rempedaal wordt langer en er is meer pedaalkracht
nodig om de auto af te remmen of te doen stoppen. Als
het defect wordt veroorzaakt door een lek in het
hydraulische systeem, gaat het waarschuwingslampje
van het remsysteem aan wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdcilinder zakt.
Als de rembekrachtiging wegvalt (bijvoorbeeld als u
herhaaldelijk remt terwijl de motor niet draait), blijven
de remmen functioneren. Er is dan echter wel veel
meer pedaalkracht nodig om de auto af te remmen dan
wanneer de rembekrachtiging wel werkt.
121UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 128 of 356

WAARSCHUWING!
Rijden met ‘slippend rempedaal’ is ge-
vaarlijk en kan ongevallen veroorzaken.
Rijden met de voet op het rempedaal veroor-
zaakt abnormaal hoge remtemperaturen, ver-
hoogt de slijtage van de remblokken en kan
leiden tot het uitvallen van het remsysteem. In
een noodgeval kunnen dan de remmen dienst
weigeren, waardoor u juist dan niet over alle
benodigde remkracht beschikt .
Het is gevaarlijk om te blijven rijden wanneer
het waarschuwingslampje van het remsysteem
brandt . De remwerking kan aanzienlijk achter-
uitgaan of de auto wordt tijdens remmen minder
stabiel. Het duurt dan langer om de auto tot
stilstand te brengen en u houdt de auto moeilij-
ker onder controle. Dit kan leiden tot een onge-
val. Laat de auto onmiddellijk controleren. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig onder
controle te houden in ongunstige remomstandigheden.
Het systeem regelt de hydraulische remdruk om het
blokkeren van de wielen te voorkomen. Bovendien
helpt het bij het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak. Raadpleeg "Anti-
blokkeerremsysteem (ABS)" in "Uw auto/Elektronisch
remsysteem" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem kan niet voorkomen
dat de auto onderhevig is aan de natuur-
kundige wetten en kan evenmin zorgen voor
meer grip op het wegdek.ABS kan geen ongeluk-
ken voorkomen, ook niet de ongelukken die wor-
den veroorzaakt door te hoge snelheden in boch-
ten, het rijden op een zeer glad wegoppervlak of
aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ABS nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze waardoor de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar wordt gebracht .
122
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD