Page 201 of 356

voor het strak stellen van de band. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en sommige achterstevoren gerichte
babyzitjes hebben vaak ook een bevestigingsband, een
haak voor bevestiging aan de bandankerpunten en een
versteller waarmee u de strakheid van de band regelt.
U maakt eerst het verstelmechanisme aan de onderste
banden en aan de verankeringsband los, zodat u de
haken of koppelingen gemakkelijker aan de veranke-
ringspunten in de auto kunt vastmaken. Bevestig ver-
volgens de onderste haken of aansluitingen via de
bovenkant van het bekledingsmateriaal van de zitplaats.
Bevestig daarna de band aan het ankerpunt dat zich
onmiddellijk achter de stoel bevindt waar het kinder-
zitje op wordt geplaatst en zorg dat de band zo de
kortste weg volgt tussen het ankerpunt en het kinder-
zitje, bij voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onderde hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de
hoofdsteun in de hoogste stand en geleid de band
tussen de pennen van de hoofdsteun door. Bevestig
vervolgens de haak aan het verankeringspunt aan de
achterzijde van de stoel. Trek tot slot alle drie banden
aan terwijl u het kinderzitje naar achteren en omlaag
tegen de bank drukt, en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van het kin-
derzitje. OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de
rugleuningen van de achterbank verdwijnt wanneer u
de band strak trekt.
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem ge-
bruikt om een kinderzitje te installeren, moet u ervoor
zorgen dat alle veiligheidsgordels die op dat moment
niet worden gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Herinner alle kinderen in de auto
eraan dat de autogordels geen speelgoed zijn en dat zij
er niet mee mogen spelen. Laat bovendien nooit kin-
deren zonder toezicht achter in de auto.(afb. 135)
Verankeringspunten bovenste verankeringsband
195
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 202 of 356

WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert . Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passagierszitplaatsen zijn
voorzien van een oprolautomaat met automatische
vergrendeling (ALR) of een geschakelde gordelspanner
voor het veilig bevestigen van een kinderzitje (CRS). Bij
deze gordeltypen kan het heupgedeelte stevig rond het
kinderzitje worden getrokken, zodat geen borgclip
hoeft te worden gebruikt. De ALR produceert een
ratelend geluid als u de gordel helemaal uit de rolauto-
maat trekt en vervolgens de gordel terugrollen in de
rolautomaat. Raadpleeg de beschrijving van "Automa-
tische vergrendelmodus" onder het kopje "Veiligheids-
gordels op de passagierszitplaatsen" voor meer infor-
matie over de ALR. In onderstaande tabel worden de
zitplaatsen vermeld met een automatische rolvergren-
deling (ALR) of een geschakelde gordelspanner.
Bestuurder Midden Passagier Vergrende- ling CRS Vergrende-
ling CRS Vergrendeling
CRS
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Kinderzitje met een geschakelde gordelspanner instal-
leren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met een geschakelde gordelspanner trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om door de gor-
delopening van het kinderzitje te leiden. Schuif de
gesp in de sluiting totdat u een “klik” hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met ALR trekt u voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om door de gordelopening van het kinder-
zitje te leiden. Schuif de gesp in de sluiting totdat u
een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gordelband uit
het oprolmechanisme en laat de gordel terug oprol-
len in het mechanisme. Terwijl de gordel terugrolt
196
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 203 of 356

hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de automa-
tische rolvergrendeling is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
OPMERKING: Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
Om een ankerband voor een kinderzitje te bevestigen:
Breng de ankerband zo aan dat deze de kortste weg
tussen de verankering en het kinderzitje volgt, bij
voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onder de
hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de hoofd-
steun in de hoogste stand en geleid de band tussen de
pennen van de hoofdsteun door. Bevestig vervolgens
de haak aan het verankeringspunt aan de achterzijde
van de stoel. (afb. 136)
Zo nodig, het zitje naar voren schuiven om beter bij
het verankeringspunt te kunnen. (afb. 137)
Maak de ankerbandhaak van het kinderzitje vast aan
het ankerpunt en trek de band strak overeenkomstig
de instructies van de fabrikant van het kinderzitje.
(afb. 136) Bevestiging van de ankerband(afb. 137)
Hendel stoelrail
197
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 204 of 356

OPMERKING:Voorkom dat de ankerband in de
opening tussen de rugleuningen van de achterbank
verdwijnt wanneer u de band strak trekt.
WAARSCHUWING!
De bevestigingen van kinderzitjes zijn
ontworpen om alleen de last van op de
juiste wijze aangebrachte kinderzitjes te weer-
staan. In geen geval mogen ze worden gebruikt
als autogordels voor volwassenen, voor huisdie-
ren of om andere voorwerpen of apparatuur in
de auto vast te maken.
Door een verkeerd vastgemaakte ankerband
zal het kind het hoofd misschien te veel kunnen
bewegen en kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het kinderzitje
om de ankerband voor het kinderzitje vast te
maken.
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels
voorzien van geavanceerde frontairbags voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde
frontairbag voor de bestuurder bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De geavanceerde frontair-
bag voor de passagier bevindt zich in het instrumenten-
paneel, boven het handschoenenkastje. Op de airbag-
panelen ziet u de vermelding SRS/AIRBAG. (afb. 138) OPMERKING:
Deze airbags voldoen aan de nieuwe
richtlijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde voor-
airbags wordt in meerdere stadia geactiveerd. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Dit voertuig kan zijn uitgerust met een gesp voor de
veiligheidsgordel voor de bestuurdersstoel en/of de
(afb. 138) Locaties van de geavanceerde frontairbags en knieairbags
1 — Geavanceerde frontairbags voor bestuurder en pas- sagier
2 — Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
198
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 205 of 356

voorpassagiersstoel die registreert of de veiligheidsgor-
del voor de bestuurdersstoel of de voorpassagiersstoel
is vastgeklikt. De gesp van de veiligheidsgordel kan de
mate van opblazen van de geavanceerde frontairbagsaanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra gordijn-zijairbags
(SABIC), ter bescherming van de bestuurder en passa-
giers voor en achter die naast een raam zitten. De
gordijnairbags (SABIC) bevinden zich boven de zijra-
men, de afdekkappen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG.
Deze auto is ook voorzien van in de stoelen gemon-
teerde zijairbags (SAB). De airbags zijn gemarkeerd
met een airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoe-len. OPMERKING:
De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding am-
per opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens
het opblazen van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een
erkende dealer te worden gebracht.
Componenten van het airbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de volgende onderdelen
van het airbagsysteem:
Beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuur en stuurkolom Instrumentenpaneel
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensors frontale en zijbotsingen
Gordelspanners voorin, gesp van gordelsluiting
KENMERKEN GEAVANCEERDE
FRONTAIRBAGS
Het systeem van de geavanceerde frontairbags bestaat
uit airbags aan de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia ontvouwen. Dit
systeem reageert overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld door het be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC), dat
informatie kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmiddellijk ge-
activeerd tijdens een botsing waarbij ontvouwing van
de airbag noodzakelijk is. Deze geringe opblazing wordt
gebruikt voor minder zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger opblazing toegepast.
199
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 206 of 356

WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen boven of
nabij de airbag op het instrumentenpa-
neel worden geplaatst , omdat deze objecten let-
sel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de
airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen en
probeer deze nooit met de hand te openen. Het is
mogelijk dat u de airbags beschadigt . Bovendien
kunt u gewond raken omdat de airbags mogelijk
niet meer functioneren. De beschermpanelen van
de airbagkussens gaan alleen open als de airbags
worden opgeblazen.
Boor of snijd nooit in de rand van de kniebe-
scherming (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) en blijf er verder ook van af.
Monteer geen accessoires op de kniebescher-
ming (voor bepaalde uitvoeringen/markten) zo-
als alarmverlichting, stereo-installaties, 27 MC-
apparatuur, enz.
Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
SAB biedt de inzittenden betere bescherming tegen
zijdelingse botsingen. De SAB is gemarkeerd met een
airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoelen.
(afb. 139) Als de airbag zich ontvouwt, gaat de naad tussen de
voor- en zijkant van de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat bij een botsing
aan de linkerkant alleen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechterairbag.
Extra opblaasbaar gordijn-zijairbag (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die de carrosserie
biedt, kunnen de extra gordijn-zijairbags de inzittenden
op de voor- en achterstoelen aan het raam beschermen
bij zijdelingse botsingen en over de kop slaan. Elke
airbag heeft opblaasruimten die zich naast het hoofd
van de passagiers aan het raam bevinden en zo de kans
op hoofdletsel bij botsingen van opzij beperken. De
SABIC ontvouwt zich naar beneden en bedekt beide
ramen aan de zijde van de botsing. (afb. 140)
(afb. 139)
Label in de stoel aangebrachte zijairbag
200
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 207 of 356

OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat, kunnen de
gordelspanners en/of de extra zijairbags in de voor-
stoelen en/of de extra gordijn-zijairbags worden geac-
tiveerd.
De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding am-
per opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens
het opblazen van de airbag.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra gordijn-
zijairbags bevindt, kunt u ernstig of dodelijk letseloplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zijdelingse botsingen
die zijn geijkt om de zijairbags te activeren bij botsingendie bescherming van de inzittenden door airbags nood-
zakelijk maken.
WAARSCHUWING!
Uw voertuig is voorzien van gordijn-
zijairbags (SABIC). Installeer geen acces-
soires die wijzigingen aanbrengen aan het dak,
waaronder het aanbrengen van een schuifdak in
uw voertuig. Monteer geen daktransportsyste-
men waarbij permanente bevestigingen nodig
zijn (bouten of schroeven) voor montage op het
autodak. Boor nooit in het autodak, om welke
reden dan ook.
Uw auto is uitgerust met extra gordijn-
zijairbags aan de linker- en rechterzijde. Stapel
bagage of andere lading niet dermate hoog op
dat de afdekpanelen van de extra gordijn-
zijairbags worden geblokkeerd. In de omgeving
van de extra gordijn-zijairbag mogen zich geen
obstakels bevinden.
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de zijair-
bags. De werking van de airbags kan zo verslech-
teren en/of voorwerpen kunnen met kracht tegen
u aan slaan en zo ernstig letsel veroorzaken.
(afb. 140) Extra gordijn-zijairbags
201
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 208 of 356

Kniebescherming (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De kniebescherming helpt de knieën van de bestuurder
en de voorpassagier te beschermen en hen correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen van de geavan-
ceerde airbags voorin.
In combinatie met de autogordels, gordelspanners en
kniebescherming geven de geavanceerde frontairbags
extra bescherming aan de bestuurder en voorpassagier.
Ook de zijairbags zorgen in combinatie met de auto-
gordels voor een betere bescherming van de inzitten-den.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om het risico
op letsel door een opgeblazen airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achterwaarts
geplaatste kinderzitjes worden vervoerd
op de voorstoel van auto's met een geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde. Bij het opblazen
kan de airbag ernstig en zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de autogordel
op de juiste wijze te dragen (zie het hoofdstuk Kinder-
zitjes) moeten veilig op de achterbank worden ver- voerd in een kinderzitje of op een zitverhoger met de
veiligheidsgordels. Oudere kinderen die geen kinder-
zitje of vast te gespen zitverhoger gebruiken, horen op
de achterbank te zitten en de autogordel om te gespen.
Sta nooit toe dat kinderen de schoudergordel onder de
arm door dragen of achter de rug langs laten lopen.
Lees de instructies bij het baby- of kinderzitje, zodat u
zeker weet dat u het zitje goed gebruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsvei-
ligheidsgordel op de juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo
ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de
geavanceerde frontairbags ruimte hebben om te kun-
nen worden opgeblazen.
Zit daarom niet tegen het portier of het raam geleund.
Als de auto zijairbags heeft, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de ruimte tussen uzelf
en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto veranderd moet
worden om gebruik door een invalide mogelijk te
maken, neem dan contact op met klantenservice. De
telefoonnummers worden vermeld in het hoofdstuk
"Als u gebruik wilt maken van klantenservice".
202
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD