Page 193 of 356

Gewichts-klasse Stoelstand (of andere plaats)
Voor- stoel
passa- giers- zijde Achter
buiten- zijde Achter
midden Tweede
zitrij
buiten- zijde Tweede
zitrij
midden
Groep —
tot 10 kg X *U N.v.t. **U U
Groep 0+
— tot 13 kg X *U N.v.t. **U U
Groep 1 – 9
tot 18 kg X *U N.v.t. **U U
Groep II –
15 tot 25 kg X *U N.v.t. **U U
Groep III –
22 tot 36 kg X *U N.v.t. **U U
Legenda voor letters in het schema hierboven:
U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goedge-
keurd voor deze gewichtsklasse.
UF = Geschikt voor in voorwaartse richting geplaatste
universele kinderzitjes, goedgekeurd voor deze ge-
wichtsklasse.
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes, vermeld in de
bijgevoegde lijst. Deze kinderzitjes kunnen behoren tot
de categorieën "specifiek voertuig", "beperkt gebruik"
of "semi-universeel".
B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor deze
gewichtsklasse. X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in deze
gewichtsklasse.
* = Als een kinderzitje wordt gebruikt op de derde
zitrij, moet de rugleuning van de tweede zitrij recht
voor het kinderzitje worden neergeklapt, tenzij de
rugleuning in de verticale stand kan worden vergren-deld.
** = Als een kinderzitje wordt gebruikt op de tweede
zitrij, moet de achterwaartse beweging van de stoel op
de eerste zitrij recht voor het kinderzitje worden
beperkt zodat deze niet in contact komt met het
kinderzitje.
187
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 194 of 356
Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichtsklasse Groot-
teklasse Bevestiging Voorstoel
passagiers- zijde Achter
buitenzijde Achter
midden Zitplaatsen
rechts enlinks aan
het raam op de
tweede zitrij Tweede
zitrij
midden Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X **IUF / X **IUF X
G ISO/L2 X X X X / **IUF X X (1) X X X X X X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X X X X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X X X X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X
C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X B ISO/F2 X X X IUF / IUF IUF X
B1 ISO/F2X X X X IUF / IUF IUF X A ISO/F3 X X X IUF / IUF IUF X (1) X X X X X X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X X X X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X X X X
188
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 195 of 356

Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie hebben
(A tot G) voor de geldende gewichtsklasse moet de
autofabrikant het beschermingssysteem voor kinderen
van ISOFIX dat specifiek voor dat voertuig is bedoeld
aanbevelen voor elke positie.
IUF = geschikt voor naar voren gekeerde kinderbevei-
ligingssystemen van ISOFIX in de universele categorie
die voor gebruik bij deze gewichtsklasse is goedge-
keurd.
IL = geschikt voor bepaalde kinderbeveiligingssystemen
(CRS) van ISOFIX zoals vermeld op de aangehechte
lijst. Deze CRS-kinderzitjes van ISOFIX vallen onder de
categorieën van "specifiek voertuig", "beperkt gebruik"
of "semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen in deze ge-
wichtsklasse en/of deze grootteklasse.
* = Stoelen voor een kinderzitje moeten wellicht naar
voren worden versteld om het kinderzitje te kunnen
installeren.
** = Geen toegang tot de zitplaatsen op de 3de zitrij als
er een draagbare wieg in de auto is aangebracht.
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in verschillende
maten verkrijgbaar, van zitjes voor pasgeboren baby’s
tot oudere kinderen die al bijna groot genoeg zijn om
een autogordel voor volwassenen te dragen. Lees altijd
de handleiding van het kinderzitje om te controleren ofdit voor uw kind geschikt is. Gebruik het juiste veilig-
heidssysteem voor uw kind.
Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen raden aan kinderen tot twee
jaar, of totdat ze de lengte- of gewichtslimiet van het
kinderzitje hebben bereikt, achterstevoren in de auto
te vervoeren. Er kunnen twee soorten kinderzitjes
achterstevoren worden gebruikt: babydraagzitjes en
aanpasbare kinderzitjes.
Het babydraagzitje mag u uitsluitend achterstevoren in
de auto plaatsen. Dit wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze de lengte- of gewichtsli-
miet van het babydraagzitje hebben bereikt. Aanpas-
bare kinderzitjes kunnen ofwel achterstevoren of voor-
waarts gericht worden gebruikt in de auto. Aanpasbare
kinderzitjes hebben meestal een hogere gewichtslimiet
voor de richting achterstevoren dan babydraagzitjes en
kunnen dus achterstevoren worden gebruikt bij kinde-
ren die hun draagzitje zijn ontgroeid maar nog geen
twee jaar zijn. Kinderen moeten achterstevoren in de
auto worden vervoerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het aanpasbare kinderzitje
bereikt hebben. Beide typen kinderzitjes worden in de
auto bevestigd met een driepuntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzitjes. Zie "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
189
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 196 of 356

WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes mo-
gen uitsluitend op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dodelijk letsel toe-
brengen aan de baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje ontgroeid, kunnen
voorwaarts gericht in de auto rijden. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en voorwaarts geplaatste aanpas-
bare kinderzitjes zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje. Kinderen moeten zo
lang mogelijk in een voorwaarts geplaatst kinderzitje
met gordel worden vervoerd totdat ze het toegestane
maximale gewicht of lengte voor het kinderzitje heb-
ben bereikt. Deze typen kinderzitjes worden tevens in
de auto bevestigd met een driepuntsgordel of het
ISOFIX-bevestigingssysteem van het kinderzitje. Zie
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn dan de limiet voor
het voorwaarts geplaatste kinderzitje, moeten een
zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken totdat de
autogordels goed passen. Als het kind met de rug tegen de rugleuning op de zitting zit en de knieën niet kan
buigen om de benen te laten afhangen, moet het kind
een zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken. Het
kind en de zitverhoger met gordelbevestiging worden
bevestigd met behulp van de driepuntsgordel.
Geïntegreerde zitverhoger (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De ingebouwde zitverhoger bevindt zich aan de plaat-
sen bij het raam op de tweede zitrij. De zitverhoger is
bedoeld voor kinderen met een lichaamsgewicht tus-
sen 22 en 39 kg en een lengte van 119 tot 145 cm.
Volg de onderstaande stappen om het kind op de
zitverhoger te zetten:
1. Om de geïntegreerde zitverhoger te kunnen gebrui-
ken dient u de tweede zitrij volledig naar achteren te
schuiven.
OPMERKING: De bank op de tweede zitrij moet in
de achterste positie blijven tijdens het gebruik van de
ingebouwde zitverhoger.
2. Trek de lus naar voren om de vergrendeling en de
zitting los te maken. (afb. 130)
3. Licht het stoelkussen op en duw het naar achteren om het in de verhogingsstand vast te zetten.
(afb. 131)
4. Zet het kind rechtop in de stoel met de rug stevig tegen de rugleuning.
5. Pak de gordelgesp en trek de autogordel uit.
190
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 197 of 356
6. Schuif de gordelgesp op de gordelband naar boventot de autogordel om de heupen van het kind kan
worden vastgemaakt.
OPMERKING: Leg de heupgordel laag over de heu-
pen en trek de gordel zo strak mogelijk aan.
7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 132)
8. Om de speling uit de heupgordel te verwijderen trekt u het schoudergedeelte van de gordel naar
boven.
9. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting.
(afb. 130) Ontgrendellus(afb. 131)
Stoelverhoger
(afb. 132)
191
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 198 of 356

WAARSCHUWING!
Zorg dat de zitting stevig vergrendeld is
voordat men erop gaat zitten. Anders is
de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes
en/of de andere inzittenden. Wanneer de zitting
niet goed is vergrendeld, kan dit leiden tot ernstig
letsel.
Kinderen die te groot zijn voor een
zitverhoger
Grote kinderen die gemakkelijk een schoudergordel
dragen en zulke lange benen hebben dat deze vanaf de
knie omlaag hangen als ze met de rug tegen de rugleu-
ning steunen, moeten de driepuntsgordels gebruiken
en op de achterbank plaatsnemen.
Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de autogordel goed past. Door de bewegingen van het kind kan de autogordel
een foutieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan verder naar het midden van de
auto toe. Sta nooit toe dat een kind de schoudergor-
del onder de arm door of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Een foutief aangebracht kinder- of ba-
byzitje kan op het kritieke ogenblik
dienst weigeren. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.Volg daarom bij de bevestiging van
een kinderzitje de aanwijzingen van de fabrikant
nauwgezet op.
Een achterstevoren te bevestigen kinderzitje
mag u alleen gebruiken op de achterbank. In een
achterstevoren geplaatst kinderzitje op de voor-
stoel kan een baby of kind ernstig of zelfs dode-
lijk gewond raken wanneer de passagiersairbag
wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of op een sticker is vermeld dat het zitje voldoet aan
alle van toepassing zijnde veiligheidsnormen. FIAT
raadt u ook aan voor aanschaf te controleren of het
kinderzitje goed te bevestigen is in de auto waarin u
het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het gewicht en de lengte van uw kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de grenswaarden voor gewicht en
lengte.
192
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 199 of 356

Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikantwanneer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje
niet op de juiste wijze installeert, functioneert het
misschien niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzin- gen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet
gebruikt , zet dit dan vast met de auto-
gordel of verwijder het uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de stoel-
rugleuningen raken en ernstig letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes
De stoelen op de tweede zitrij zijn voorzien van het
bevestigingssysteem voor kinderzitjes met de naam
ISOFIX. Met het ISOFIX--systeem kunnen kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik te maken van de
autogordels. Hierbij wordt het kinderzitje aan de car-
rosserie bevestigd met ankerpunten onder en anker-
banden boven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kinderzitjes verkrijg-
baar. Aangezien de introductie van de lage veranke-
ringspunten een aantal jaren zal vergen, zullen kinder-
zitjes met bevestigingen voor dergelijke
verankeringspunten voorlopig ook voorzieningen heb- ben voor bevestiging met behulp van de autogordels.
Kinderzitjes voorzien van ankerbanden en haken voor
bevestiging aan de bovenste ankerbanden zijn al langere
tijd leverbaar. Een groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige oudere typen
kinderzitjes een uitbreidings- of aanpassingsset met
ankerbanden. Maak vooral gebruik van alle beschikbare
mogelijkheden om uw kinderzitje stevig in een auto te
bevestigen.
De drie zitplaatsen op de tweede rij hebben lage
verankeringspunten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het bevestigen van
twee ISOFIX-compatibele kinderzitjes dat ze nooit een
laag verankeringspunt delen. Als u kinderzitjes op aan-
grenzende zitplaatsen installeert of als uw kinderzitjes
niet ISOFIX-compatibel zijn, installeer dan de zitjes
met de autogordels. (afb. 133)
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabrikant
zorgvuldig op te volgen bij het installeren van het
kinderzitje. Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens deze beschrijving. Nogmaals: volg nauwgezet
de aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u een
kinderzitje installeert. OPMERKING:
Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
193
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 200 of 356

De lage ankerpunten zijn ronde stangen aan
de achterzijde van de zitting, in de hoek die
wordt gevormd door zitting en rugleuning.
Deze stangen zijn nog net zichtbaar wanneer
u tegen de zitting steunt om het kinderzitje te installe-
ren. U voelt deze stangen wanneer u met de vinger
langs de rand gaat waar rugleuning en zitting samenko-
men. (afb. 134)
Verder bevinden zich ankerbanden achter de rugleu-
ning van alle zittingen achterin bij de vloer. (afb. 135)
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan beide
zijden voorzien van aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppelstuk voor beves-
tiging aan het lage verankeringspunt en van een systeem
(afb. 133) ISOFIX-ankerpunten
1 — Buitenste zitplaats 60%. Gebruik de onderste anker-
lussen A en B. Als er een tweede kinderzitje in de auto
moet worden aangebracht, gebruik dan de buitenste zit-
plaats 40% en de onderste ankerlussen D en E. De mid-
delste zitplaats 60% en de onderste ankerlussen B en C
NIET GEBRUIKEN.
2 — Middelste zitplaats 60%. Gebruik de onderste anker-
lussen B en C. Als er een tweede kinderzitje in de auto
moet worden aangebracht, gebruik dan de buitenste zit-
plaats 40% en de onderste ankerlussen D en E. De bui-
tenste zitplaats 60% en de onderste ankerlussen A en B
NIET GEBRUIKEN.
3 — Buitenste zitplaats 40%. Gebruik de onderste anker-
lussen D en E. Als er een tweede kinderzitje in de auto
moet worden geplaatst, gebruik dan de buitenste zitplaats
60% en de onderste ankerlussen A en B of de middelste
zitplaats 60% en de onderste ankerlussen B en C.
(afb. 134) ISOFIX-ankerpunten
194
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD