richting van de pijl te verstellen. De keuzeschakelaar
slaat na 30 seconden af om te vermijden dat de spie-
gelstand na het verstellen onverhoeds wordt veran-
derd. OPMERKING:Een lampje in de geselecteerde toets
brandt om aan te geven dat de spiegel is geactiveerd en
kan worden versteld.
ELEKTRISCH INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De schakelaar voor de elektrische inklapbare spiegels
bevindt zich tussen de spiegelschakelaars L (links) en R
(rechts). Druk eenmaal op de schakelaar om de spie-
gels in te klappen en druk nogmaals op de schakelaar
om de spiegels naar de normale rijstand terug te
klappen. OPMERKING: Als de schakelaar voor de elektrisch
inklapbare spiegel meer dan 4 seconden wordt inge-
drukt of als de snelheid van het voertuig hoger is dan
8 km/u, wordt de inklapfunctie buiten werking gesteld.
Als de spiegels zich in de ingeklapte stand bevinden en
de snelheid van het voertuig is gelijk aan of hoger dan
8 km/u, worden ze automatisch uitgeklapt. HANDMATIG INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Sommige modellen beschikken over scharnierende bui-
tenspiegels. Dankzij het scharnier beweegt de spiegel
bij een onzachte aanraking naar voren en naar achteren
om beschadiging te voorkomen. Het scharnier kent
drie standen: naar voren, naar achteren en normaal.
VERWARMDE BUITENSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze buitenspiegels zijn verwarmd ter bescher-
ming tegen aanvriezing. Deze functie wordt ge-
activeerd wanneer u de achterruitverwarming inscha-
kelt. Raadpleeg “Functies achterruit” voor meer
informatie.
VERLICHTE MAKE-UPSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Beide zonnekleppen hebben een verlicht make-
upspiegeltje. Als u deze spiegel wilt gebruiken, klapt u
de zonneklep naar beneden en het spiegelklepje om-
hoog. Het lampje gaat automatisch branden. Als het
spiegelkapje wordt gesloten, gaat het licht uit. (afb. 40)
64
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Automatische sluitfunctie met klembeveiliging
(voor bepaalde uitvoering/markten)
Bij sommige modellen zijn de ramen van het
bestuurders- en passagiersportier voorzien van de
functie "Automatisch sluiten". Zet de raamschakelaar
naar de tweede klikstand, laat deze los, dan gaat het
raam automatisch dicht.
Als u tijdens het gebruik van de automatische sluitfunc-
tie het raam wilt stoppen voordat het volledig is geslo-
ten, duwt u de schakelaar kort omlaag.
Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten, trekt u de
raamschakelaar naar de eerste klikstand en laat u de
schakelaar los wanneer u het raam wilt laten stoppen. OPMERKING:
Als het raam tijdens het automatisch sluiten op een
obstakel stuit, wordt eerst de bewegingsrichting om-
gekeerd en schuift het raam volledig open. Verwijder
het obstakel en trek nogmaals aan de schakelaar om
het raam te sluiten.
Tijdens het automatisch sluiten kunnen schokken
vanwege een slecht wegdek de automatische omke-
ringsfunctie onverwachts activeren. Als dat gebeurt,
trekt u de schakelaar lichtjes naar het eerste drukpunt
en houdt u deze daar om het raam handmatig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitgescha-
keld wanneer het raam bijna gesloten is.
Om persoonlijk letsel te voorkomen moet u zor-
gen dat er zich geen armen, handen, vingers of
andere voorwerpen in het pad van het naar
boven draaiende raam bevinden voordat het
raam gesloten wordt . Bij een dergelijke beknel-
ling kan ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Functies terugstellen
Soms moet de functie "Automatisch omhoog/
Automatisch omlaag" opnieuw in werking worden ge-
steld. Daartoe volgt u de volgende stappen:
1. Trek de schakelaar van de ruitbediening helemaal omhoog tot de ruit helemaal gesloten is en houd de
schakelaar dan nog twee seconden langer vast.
2. Duw de schakelaar van de ruitbediening helemaal omlaag tot de ruit helemaal geopend is en houd de
schakelaar dan nog twee seconden langer vast.
Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in het portierpaneel
aan de bestuurderszijde kunt u de raambediening van
alle andere portieren buiten werking stellen. Als u de
ruitschakelaars wilt deactiveren, drukt u kort op de
ruitblokkeerschakelaar om deze in de stand Omlaag te
zetten. Als u de ruitschakelaars wilt activeren, drukt u
112
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
keuzeschakelaar op kanaal 2 staat, regelt de af-
standsbediening de functies van kanaal 2 van de
hoofdtelefoon (linkerkant van het scherm).
5. ▸▸ – In radiomodus: druk hierop om de volgende
zender te zoeken. In diskmodi: druk hierop en houd
de toets ingedrukt om snel vooruit te spoelen door
het huidige audionummer of videohoofdstuk. In
menumodi: gebruik deze toets voor menunavigatie.
6. ▾/ Prev – In radiomodus: druk hierop om de vorige
zender te selecteren. In diskmodi: druk hierop om
terug te gaan naar het begin van het huidige of vorige
audionummer of videohoofdstuk. In menumodi: ge-
bruik deze toets voor menunavigatie.
7. MENU – Druk hierop om terug te keren naar het hoofdmenu van de dvd-disk, om een audio- of vi-
deosatellietzender uit de lijst zenders te kiezen of
de afspeelfuncties (RANDOM (scannen of willekeu-
rig afspelen) van een cd) te kiezen.
8. ▸/|| (Afspelen/Pauzeren) – afspelen van disk
starten/hervatten of pauzeren.
9. ■(Stop) – Stoppen met afspelen van de disk
10. PROG Up/Down – Bij het luisteren naar de radio wordt de volgende of vorige voorkeurzender op
de radio geselecteerd als u op PROG Up resp.
PROG Down drukt. Bij het beluisteren van gecom-
primeerde audio op een gegevensdisk kiest u met
PROG Up de volgende map en met PROG Down
de vorige map. Bij het beluisteren van een cd op een radio met cd-wisselaar, kiest u met PROG Up
de volgende cd en met PROG Down de vorige cd.
11. MUTE – Druk hierop om het geluid van het gese- lecteerde kanaal naar de hoofdtelefoon te dempen.
12. SLOW – Druk hierop om een dvd langzaam af te spelen. Druk op afspelen ( ▸) om het afspelen met
de normale snelheid te hervatten.
13. STATUS – Druk hierop om de huidige status te tonen.
14. MODE – Druk hierop om de modus van het geselecteerde kanaal te veranderen. Zie het hoofd-
stuk "Moduskeuze" van deze handleiding voor
meer informatie over het wijzigen van modi.
15. SETUP – Druk terwijl een videomodus actief is op de toets SETUP om toegang te krijgen tot de
scherminstellingen te gaan (zie hoofdstuk over de
scherminstellingen) en vervolgens het menu voor
dvd-instellingen te openen door op de menutoets
op de radio te drukken. Wanneer een disk in de
dvd-speler (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
zit, de modus VES™ is gekozen en de disk is
gestopt, druk dan op de toets SETUP om het menu
met dvd-instellingen te openen. (zie Menu voor
dvd-instellingen in deze handleiding.)
16. BACK – Druk bij menunavigatie op deze toets om terug te gaan naar het vorige scherm. Bij het
navigeren door een dvd-menu is de werking afhan-
kelijk van de inhoud van de disk.
157
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Waarom verandert de modus van het scherm
automatisch?
Om de bediening van het VES™ zo eenvoudig mogelijk
te houden en de bestuurder zo weinig mogelijk af te
leiden, zijn er bepaalde momenten waarop het scherm
(de schermen) automatisch overschakelt (overschake-
len) naar de dvd-modus. Dit gebeurt wanneer:
er een disk in de dvd-speler (indien aanwezig) wordtgeplaatst
de knop PLAY op het front van de dvd-speler wordt ingedrukt nadat de stop- of pauze-toets is ingedrukt,
of bij
AM/FM-selectie via radio.
Indien de auto geen aparte dvd-speler heeft, schakelt
(schakelen) het scherm (de schermen) in de volgende
gevallen automatisch over naar de diskmodus van de
radio.
Een disk plaatsen in de radio-cd/dvd-speler
AM/FM-selectie via radio
AUX-aansluitingen
Voor elk beeldscherm is er een hulpingang (Aux-
aansluiting) die men kan gebruiken om meegebrachte
geluids- of beeldapparatuur op het VES™ aan te slui-
ten. Apparaten die op de Aux-ingangen kunnen wor-
den aangesloten, zijn bijv. draagbare muziekspelers,
videocamera's, videorecorders, spelcomputers en an-
dere apparaten met audio en/of video-uitgangen. De
Aux-aansluitingen bevinden zich normaal op de achter- kant van de middenconsole of in één van de zijpanelen
achter in de auto.
Als een extern apparaat op de AUX-
ingang wordt aangesloten, dient u re-
kening te houden met de standaard
kleurencode voor de aansluitingen
van VES™:
1. Video in (geel)
2. Linker audio in (wit)
3. Rechter audio in (rood)
Ingangen voor audio- en video-apparatuur
(AUX) gebruiken
Doe het scherm omlaag en druk vervolgens op de knop POWER van de afstandsbediening om het
scherm in te schakelen.
Steek de geluids- en/of video-uitgangen van het ex- terne apparaat met het volume op hard, in de ingang
voor randapparatuur (AUX) (let erop dat u de kleu-
rencodes correct gebruikt: video is geel, linker audio
is wit en rechter audio is rood). Navigeer vervolgens
naar de modus VES AUX1 of VES AUX2 in het
scherm Selecteren modus.
Om de AUX-modus te verlaten, gebruikt u de knop MODE op de afstandsbediening. (Raadpleeg de in-
structies in hoofdstuk "Menu Selecteren modus" van
deze handleiding.)
167UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
4. Plaats de scharnierpen in de bladhouder aan hetuitende van de ruitenwisserarm, druk het ruitenwis-
serblad stevig aan tot deze op zijn plaats schiet.
5. Kantel het ruitenwisserblad omlaag en breng de kap op het scharnier op zijn plaats.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN
De ruitensproeiers vóór en achter maken gebruik van
hetzelfde vloeistofreservoir. Het vloeistofreservoir be-
vindt zich in de motorruimte. Controleer regelmatig
de inhoud van het reservoir. Vul het reservoir met een
ruitensproeieroplossing (geen antivries) en laat het
systeem enkele seconden werken om het restwater
weg te spoelen. Als u het sproeivloeistofreservoir bijvult, breng dan een
beetje vloeistof op een doekje aan en veeg de ruiten-
wissers ermee schoon. Dat verbetert de wiswerking.
Om te voorkomen dat uw ruitensproeiersysteem bij
koud weer bevriest, moet u een oplossing of mengsel
kiezen dat de temperatuurverschillen in uw klimaat
aankan of beter. Deze informatie kunt u op de meeste
flessen met ruitensproeiervloeistof vinden.
Het vloeistofreservoir kan met bijna 4 liter sproeivloei-
stof bijgevuld worden als het bericht "Washer Fluid
Low" (Sproeivloeistofpeil laag) verschijnt in het EVIC.
WAARSCHUWING!
De sproeivloeistoffen die in de handel
verkrijgbaar zijn, kunnen ontbranden.
Ze kunnen ontvlammen en brandwonden veroor-
zaken. Pas daarom goed op als u het reservoir
bijvult of in de buurt van het reservoir werkt .
ACTIEVE REGENERATIESTRATEGIE – 2.0L
DIESELMOTOREN
Dit voertuig is uitgerust met een uiterst moderne
motor en een uitlaatsysteem met roetfilter. De motor
en het uitlaatgasnabehandelingssysteem werken samen
om te voldoen aan de uitlaatgasnormen. Het systeem
controleert de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen en verbranden
zonder uw tussenkomst.
(afb. 182) 1 — Ruitenwisserblad
2 — Scharnierpen
3 — Ruitenwisserarm
4 — Bladhouder
304
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Afvoeren van gebruikte koelvloeistof
Gebruikte koelvloeistof met ethyleenglycol is een spe-
ciale afvalstof die volgens de voorschriften afgevoerd
moet worden. Raadpleeg de gemeentelijke instanties
over de juiste wijze van afvoeren. Om inslikken door
kinderen of dieren te voorkomen, dient u koelvloeistof
met ethyleenglycol nooit in open vaten of houders te
bewaren. Laat de vloeistof ook nooit in plassen op de
grond terechtkomen. Wanneer een kind koelvloeistof
binnenkrijgt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Verwijder gemorste vloeistof onmiddellijk.
Koelvloeistofpeil
De radiator is normaliter helemaal gevuld. Het is dus
niet nodig de radiatordop te openen, behalve om de
antivriesconcentratie te controleren of de koelvloei-
stof te verversen. Maak uw monteur hierop attent.
Zolang de bedrijfstemperatuur van de motor in orde is,
hoeft u het expansiereservoir slechts eenmaal per
maand te controleren. Wanneer u koelvloeistof moet
bijvullen, moet u dat doen via de vulopening van het
expansiereservoir. Vul nooit te veel vloeistof bij.
VoorzorgsmaatregelenOPMERKING:Wanneer u na enkele kilometers de
auto tot stilstand brengt, ziet u mogelijk waterdamp
opstijgen vanuit de voorzijde van het motorruimte. Dat
is gewoonlijk het gevolg van een hoge luchtvochtigheid,
of van regen of sneeuw die bij de radiator is achterge-
bleven en die verdampt zodra de thermostaatklep opengaat en hete koelvloeistof de radiator binnen-
stroomt.
Wanneer bij een inspectie van de motorruimte blijkt
dat de radiator en de slangen geen defecten vertonen,
kunt u gerust met de auto gaan rijden. De damp zal snel
verdwijnen.
Vul niet te veel vloeistof bij in het expansiereservoir.
Controleer het antivriesgehalte in de radiator en het
expansiereservoir. Als koelvloeistof moet worden
bijgevuld, moet ook de inhoud van het expansiere-
servoir tegen bevriezing worden beschermd.
Als u regelmatig koelvloeistof moet bijvullen of het peil in het expansiereservoir niet daalt zodra de
motor afkoelt, dient het koelsysteem via een druk-
test op lekkage te worden gecontroleerd.
Controleer of de overloopslangen van de radiator en het expansiereservoir niet gedeukt of geblokkeerdzijn.
Houd de voorzijde van de radiator schoon. Als uw auto is uitgerust met airconditioning, reinigt u de
voorzijde van de condensor.
Vervang nooit de thermostaat voor een zomer- of wintertype. Wanneer vervanging noodzakelijk is,
mag UITSLUITEND het gespecificeerde type ther-
mostaat worden ingebouwd. Andere modellen kun-
nen onvoldoende koelprestaties leveren en een ho-
ger brandstofverbruik en hogere emissiewaarden
teweegbrengen.
309
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD