WAARSCHUWING!
Een achterstevoren op de passagiers-
stoel geplaatst baby- of kinderzitje kan
worden geraakt door een zich ontvouwende pas-
sagiersairbag, waardoor het kind mogelijk ernstig
of zelfs fataal letsel kan oplopen. Deze dampen
kunnen schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Houd de achterklep dicht terwijl u rijdt .
Wanneer u toch met open achterklep moet
rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn en
dat de aanjager van de airco op de hoogste stand
staat . Schakel de circulatiestand niet in. LAADRUIMTE
OPLAADBARE ZAKLAMP (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De oplaadbare LED-zaklamp wordt in de oplader links
achter in het bekledingspaneel opgeborgen. Druk kort
op de inkeping aan de zijkant van de zaklamp om deze
uit de oplader te nemen. (afb. 92)
Om de zaklamp te gebruiken, moet u de schakelaar één
keer indrukken voor veel licht, twee keer voor minder
licht en drie keer om deze uit te schakelen. (afb. 93) OPMERKING:
Zorg dat u de zaklamp terugzet in de
oplader als deze niet in gebruik is om te zorgen dat hij
altijd paraat is wanneer u deze nodig heeft.
(afb. 91) Achterklep ontgrendelen
(afb. 92) Oplaadbare zaklamp
114
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELSYSTEMEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in uw auto
is het beveiligingssysteem voor de inzittenden:
Driepuntsveiligheidsgordels voor alle zitstanden.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen (AHR) op de bovenkant van de voorstoelen (geïntegreerd in de hoofdsteun)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Extra gordijn-zijairbags (SABIC) langs de voorstoe- len, de tweede en derde zitrij voor de bestuurder en
passagiers die naast een raam zitten.
Extra zijairbags in de voorstoelen
Een krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voor inzittenden voorin (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gor- delspanners, die de inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdingen de door inzit-
tenden uitgeoefende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen. Alle veiligheidsgordels (behalve die van de bestuur-
der) hebben een automatisch vergrendelintrekme-
chanisme (ALR) dat de veiligheidsgordel op zijn
plaats vergrendelt door de riem helemaal uit te
trekken en vervolgens de riem op de gewenste lengte
aan te passen om een kinderzitje te bevestigen of een
groot voorwerp op de stoel vast te maken (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
Als u kinderen vervoert die te klein zijn voor de
normale veiligheidsgordels, kunt u de veiligheidsgordels
of de ISOFIX-voorziening ook gebruiken om baby- en
kinderzitjes te bevestigen. Raadpleeg voor meer infor-
matie: ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzit-jes. OPMERKING: Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde voor-airbags wordt in meerdere stadia ge-
activeerd. De airbag kan zo meer of minder krachtig
worden opgeblazen, afhankelijk van de soort aanrijding
en de ernst ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig door.
Hier wordt uitgelegd hoe u het gordelsysteem op de
juiste wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-
maal te beschermen.
172
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
WAARSCHUWING!
Laat de gordel en de rolautomaat ver-
vangen als de "automatische rolvergren-
deling" of een andere autogordelfunctie niet cor-
rect werkt bij een controle volgens de procedures
in de werkplaatshandleiding.
Als u gordel en rolautomaat nalaat te vervan-
gen als dat nodig is, verhoogt u de kans op letsel
bij botsingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn
voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een
ongeval. Deze apparaten verbeteren de werking van de
autogordel door ervoor te zorgen dat de gordel al in
een vroeg stadium van het ongeval strak over het
lichaam van de inzittende komt te liggen. Gordelspan-
ners werken bij alle lichaamsafmetingen, ook voor
gebruik met kinderzitjes. OPMERKING: Een gordelspanner is geen vervan-
ging bij een slecht bevestigde autogordel. De autogor-
del moet evengoed strak aanliggen en op de juiste wijze
worden gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door het be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC). Even-
als de airbags zijn ook de gordelspanners slechts ge-
schikt voor eenmalig gebruik. Een geactiveerde gordelspanner of airbag dient onmiddellijk te worden
vervangen.
EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN (AHR)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze hoofdsteunen zijn passieve componenten die
kunnen worden geactiveerd. Auto's met dit systeem
kunnen niet eenvoudigweg aan de hand van markerin-
gen worden geïdentificeerd, maar alleen door visuele
inspectie van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste helft uit decoratief
plastic.
Werking van de actieve hoofdsteunen (AHR)
Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bepaalt afhankelijk van de kracht of van het type bot-
sing van achteren of de actieve hoofdsteunen (AHR)
moeten worden geactiveerd. Als activering noodzake-
lijk is bij een botsing van achteren, worden de actieve
hoofdsteunen van zowel de bestuurders- als passa-
giersstoel geactiveerd.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een botsing
van achteren worden geactiveerd, schuift de voorste
helft van de actieve hoofdsteun naar voren om de
afstand tussen het achterhoofd van de inzittende en de
actieve hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde botsingen van
achteren het risico van letsel bij de bestuurder en
voorpassagier te voorkomen of te verlagen.
179
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het opnieuw instel-
len van de actieve hoofdsteunen, neemt u contact op
met een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd-
steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de be-
scherming van voetgangers te verhogen door de mo-
torkap van de auto omhoog te laten springen bij een
aanrijding van een voetganger of voorwerp. Het sys-
teem wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto
binnen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt. Het
systeem moet een verscheidenheid aan voetgangers
kunnen detecteren, waardoor het ook mogelijk is dat
andere aangereden voorwerpen het actieve motorka-
psysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aan-
rijding geactiveerd moeten worden. Op basis van de
botsingsensoren bepaalt de EPPM wanneer de actua-
toren geactiveerd worden. De botsingsensoren bevin-
den zich bij de voorbumper.
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bewaakt de gereedheid van de elektronischeonderdelen van het actieve motorkapsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als de sleutel in de stand LOCK, in de stand
ACC, of niet op contact staat, is het actieve motorka-
psysteem niet ingeschakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reservevoeding, waardoor
de actuatoren ook geactiveer kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud actieve motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap heeft geactiveerd of
een storing in een van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem op en verschijnt het bericht "SERVICE
ACTIVE HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MO-
TORKAP) op het scherm van het elektronische voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC), voor bepaalde
uitvoeringen/markten. Een enkel geluidssignaal klinkt
als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
gaat branden na de eerste keer starten. De module
bevat ook diagnosefuncties die het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die het actieve mo-
torkapsysteem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose
meldt eveneens de aard van het defect. Raadpleeg uw
dealer als het waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem brandt of als "SERVICE ACTIVE HOOD" (ON-
DERHOUD ACTIEVE MOTORKAP) op het scherm
182
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumen-
tenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MOTOR-
KAP) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap de voetgangersbescher-
ming niet verhoogt .Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de contactsleutel omdraait en
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u contact
op te nemen met uw erkende dealer.
Wijzigingen aan delen van het actieve motor-
kapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen los verkrijgbare voorbumpers of kap-pen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van het actieve
motorkapsysteem te wijzigen. De actieve motor-
kap kan per ongeluk omhoog schieten of moge-
lijk niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend bij de omgeving te houden.Anders bestaat er
een risico op ernstig of dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (voor bepaalde uitvoeringen/markten
met BeltAlert
®
voor de voorpassagier) eraan herin-
nert de veiligheidsgordel vast te gespen. Deze voorzie-
ning is altijd actief wanneer het contact is ingeschakeld.
Als de autogordel van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordels branden totdat beide gordels
vóór zijn vastgegespt. Het BeltAlert
®-systeem wordt
geactiveerd binnen 60 seconden nadat de auto een
184
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een autogordel dragen,
ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten onderweg goed
vastgegespt zijn op de achterbank als dat mogelijk is.
Statistieken tonen aan dat kinderen veiliger zijn wan-
neer ze op de achterste zitplaatsen zijn vastgegespt (en
niet op de voorstoelen). (afb. 129)
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een kin-
derzitje achterstevoren op een stoel die
is beveiligd door een frontairbag!” Lees ook de
informatiestickers op de zonneklep en het por-
tiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding kan
zoveel kracht nodig zijn om een baby op uw
schoot te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent . De baby en
andere inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u het
bijbehorende kinderzitje gebruiken, overeenko-
mend met de grootte van het kind.
(afb. 129)
186
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes mo-
gen uitsluitend op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dodelijk letsel toe-
brengen aan de baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje ontgroeid, kunnen
voorwaarts gericht in de auto rijden. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en voorwaarts geplaatste aanpas-
bare kinderzitjes zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje. Kinderen moeten zo
lang mogelijk in een voorwaarts geplaatst kinderzitje
met gordel worden vervoerd totdat ze het toegestane
maximale gewicht of lengte voor het kinderzitje heb-
ben bereikt. Deze typen kinderzitjes worden tevens in
de auto bevestigd met een driepuntsgordel of het
ISOFIX-bevestigingssysteem van het kinderzitje. Zie
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn dan de limiet voor
het voorwaarts geplaatste kinderzitje, moeten een
zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken totdat de
autogordels goed passen. Als het kind met de rug tegen de rugleuning op de zitting zit en de knieën niet kan
buigen om de benen te laten afhangen, moet het kind
een zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken. Het
kind en de zitverhoger met gordelbevestiging worden
bevestigd met behulp van de driepuntsgordel.
Geïntegreerde zitverhoger (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De ingebouwde zitverhoger bevindt zich aan de plaat-
sen bij het raam op de tweede zitrij. De zitverhoger is
bedoeld voor kinderen met een lichaamsgewicht tus-
sen 22 en 39 kg en een lengte van 119 tot 145 cm.
Volg de onderstaande stappen om het kind op de
zitverhoger te zetten:
1. Om de geïntegreerde zitverhoger te kunnen gebrui-
ken dient u de tweede zitrij volledig naar achteren te
schuiven.
OPMERKING: De bank op de tweede zitrij moet in
de achterste positie blijven tijdens het gebruik van de
ingebouwde zitverhoger.
2. Trek de lus naar voren om de vergrendeling en de
zitting los te maken. (afb. 130)
3. Licht het stoelkussen op en duw het naar achteren om het in de verhogingsstand vast te zetten.
(afb. 131)
4. Zet het kind rechtop in de stoel met de rug stevig tegen de rugleuning.
5. Pak de gordelgesp en trek de autogordel uit.
190
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
WAARSCHUWING!
Zorg dat de zitting stevig vergrendeld is
voordat men erop gaat zitten. Anders is
de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes
en/of de andere inzittenden. Wanneer de zitting
niet goed is vergrendeld, kan dit leiden tot ernstig
letsel.
Kinderen die te groot zijn voor een
zitverhoger
Grote kinderen die gemakkelijk een schoudergordel
dragen en zulke lange benen hebben dat deze vanaf de
knie omlaag hangen als ze met de rug tegen de rugleu-
ning steunen, moeten de driepuntsgordels gebruiken
en op de achterbank plaatsnemen.
Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de autogordel goed past. Door de bewegingen van het kind kan de autogordel
een foutieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan verder naar het midden van de
auto toe. Sta nooit toe dat een kind de schoudergor-
del onder de arm door of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Een foutief aangebracht kinder- of ba-
byzitje kan op het kritieke ogenblik
dienst weigeren. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.Volg daarom bij de bevestiging van
een kinderzitje de aanwijzingen van de fabrikant
nauwgezet op.
Een achterstevoren te bevestigen kinderzitje
mag u alleen gebruiken op de achterbank. In een
achterstevoren geplaatst kinderzitje op de voor-
stoel kan een baby of kind ernstig of zelfs dode-
lijk gewond raken wanneer de passagiersairbag
wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of op een sticker is vermeld dat het zitje voldoet aan
alle van toepassing zijnde veiligheidsnormen. FIAT
raadt u ook aan voor aanschaf te controleren of het
kinderzitje goed te bevestigen is in de auto waarin u
het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het gewicht en de lengte van uw kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de grenswaarden voor gewicht en
lengte.
192
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD