Page 73 of 280

Meldingen op het display
Melding op display
BLIND SPOT ASSISTBLIND-SPOT ASSIST-SYSTEEM
Geblokkeerde sensor: in geval van een storing van de sensor van het Blind
Spot Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval
branden de leds op de buitenspiegels continu. Maak de bumper vrij van alle
obstakels of maak hem schoon.
Systeem niet beschikbaar: ingeval geen Blind Spot Assist-systeem aanwezig is,
wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval branden de leds op
de buitenspiegels continu. De uitgebleven werking van het systeem kan te wijten
zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
Storing Blind Spot Assist-systeem: in geval van een storing van het Blind Spot
Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dat geval zijn
de leds op de buitenspiegels gedoofd. Er wordt ook een geluidssignaal
voortgebracht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het DST-
systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PARK ASSISTACTIVE PARK ASSIST (waar aanwezig)
Tijdelijke storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt weergegeven,
in geval van een tijdelijke storing van de parkeersensoren. Als het probleem nog
aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Permanente storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt
weergegeven, in geval van een permanente storing van de parkeersensoren. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning
van de accu of andere storingen in de elektrische installatie. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
71
Page 74 of 280
Melding op display
LANE ASSISTLANE ASSIST SYSTEEM
Camera afgeschermd: er verschijnt een speciaal bericht op het display in geval
van vuil op de voorruit dat afbreuk kan doen aan de correcte werking van de
camera. Maak in dit geval de voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let
op geen krassen te maken. Als de storing zich blijft voordoen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOPINSCHAKELING/UITSCHAKELING START&STOP-SYSTEEM
Inschakelen: wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een bericht
op het display. In dit geval is de led op de knop gedoofd.
Uitschakelen: wanneer het systeem uitgeschakeld is, verschijnt er een bericht op
het display. In dit geval brandt de led op de knop.
72
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 75 of 280
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 74
RIJHULPSYSTEMEN ...................... 78
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 89
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 89
S.B.R. SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 91
GORDELSPANNERS....................... 93
KINDERZITJES ............................... 95
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................108
73
Page 76 of 280

ACTIEVE
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
❒ABS (Anti-lock Braking System);
❒DTC-systeem (Drag Torque Control)
❒ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
❒TC (Traction Control) (Tractieregeling);
❒PBA (Hydraulic Brake Assist)
(Hydraulische remondersteuning);
❒HHC (Hill Hold Control);
❒DST (Dynamic Steering Torque);
❒ERM (Electronic Rollover Mitigation);
❒TSC (Trailer Sway Control).
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden
en de remweg wordt geoptimaliseerd.Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken
met verschillende grip voor de wielen
aan rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van
de remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Ingreep van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in
werking treedt.
31) 32) 33) 34) 35) 36) 37)
DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Het systeem grijpt in bij een plotseling
lager schakelen of tijdens of tijdens
het remmen wanneer het ABS ingrijpt
door het motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aandrijfwielen wordt voorkomen, wat
vooral bij slechte gripcondities tot
verlies van stabiliteit van het voertuig
kan leiden.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van het
voertuig onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het
voertuig door de remkracht op de juiste
wijze naar de wielen te sturen. Ook
het door de motor geleverde koppel
kan verlaagd worden om de controle
over het voertuig te behouden.
74
VEILIGHEID
VEILIGHEIDS
Page 77 of 280

Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om het traject te bepalen dat
de bestuurder wil volgen en vergelijkt
dit met het werkelijke traject van het
voertuig. Wanneer het werkelijke traject
afwijkt van het gewenste traject, grijpt
het ESC-systeem in om het overstuur
of onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
❒Overstuur: treedt op wanneer het
voertuig meer draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
❒Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Ingreep van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
38) 39) 40) 41) 42)
TC-SYSTEEM (Traction
Control)
Het systeem grijpt automatisch in als
één of meer aandrijfwielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek.
Afhankelijk van de slipomstandigheden,
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
❒als slechts één aangedreven wiel
slipt, wordt de BLD-functie (Brake
Limited Differential) geactiveerd,
waardoor het wiel dat slipt automatisch
afgeremd wordt (de werking van een
zelfblokkerend differentieel wordt
gesimuleerd). Hierdoor wordt
het motorkoppel dat overgebracht
wordt op het wiel dat niet slipt
verhoogt. Deze functie blijft actief ook
als de modi "Systemen gedeeltelijk
gedeactiveerd" en "Systemen
gedeactiveerd" geselecteerd zijn (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
Ingreep van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
43) 44) 45) 46) 47)
PBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Het PBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het PBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
PBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om zo veel
mogelijk uit het systeem te halen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
75
Page 78 of 280

Het PBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
48) 49) 50)
HHC (Hill Hold Control)
SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
❒op een helling- als het voertuig auto
stilstaat op een weg met een
hellingsgraad van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en de versnellingsbak in de vrijstand
of met ingeschakelde versnelling
(andere dan achteruit);
❒op een afdaling: als het voertuig
stilstaat op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5%
met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in de
achteruit geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch remgeluid gehoord
worden, wat aangeeft dat het voertuig
zich begint te verplaatsen.
51) 52)
DST SYSTEEM (Dynamic
Steering Torque)
De DST-functie gebruikt de integratie
van het ESC-systeem in de elektrische
stuurbekrachtiging om het
veiligheidsniveau van het hele voertuig
te verhogen.
In kritieke situaties (remmen in
verschillende gripomstandigheden),
regelt het ESC-systeem via de
DST-functie de besturing om een
aanvullende koppelverdeling te
implementeren op het stuurwiel, om de
bestuurder de meest correcte
manoeuvre voor te stellen.
De gecoördineerde actie van de
remmen en de stuurinrichting verhoogt
het gevoel van veiligheid en controle
over het voertuig.
53)
ERM-SYSTEEM
(Electronic Rollover
Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als dergelijke omstandigheden zich
voordoen, grijpt het systeem in op de
remmen en het motorvermogen om de
mogelijkheid dat de wielen van de
grond komen te beperken. Het is niet
mogelijk om de neiging tot over de kop
slaan te voorkomen als het fenomeen
te wijten is aan redenen zoals rijden op
steile hellingen, botsing tegen
voorwerpen of andere voertuigen.
54)
TSC-SYSTEEM (Trailer
Sway Control)
Het systeem maakt gebruik van een
reeks sensoren die zich op het voertuig
bevinden om excessief slingeren van
de aanhanger te identificeren en de
noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te
nemen om dit op te lossen.
76
VEILIGHEID
Page 79 of 280

Om het slingereffect van de aanhanger
tegen te gaan, kan het systeem het
motorvermogen verlagen en ingrijpen
op de betrokken wielen. Het TSC-
systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer buitensporig
slingeren van de aanhanger
gedetecteerd wordt.
Ingreep van het systeem
Wanneer het systeem ingeschakeld is,
gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, het
motorvermogen wordt beperkt en het
remmen kan gevoeld worden op de
afzonderlijke wielen, na een poging om
het slingeren van de aanhanger te
elimineren.
55) 56)
BELANGRIJK
31)Wanneer het ABS in werking treedt en
u het rempedaal voelt trillen, de druk niet
verminderen, maar het pedaal stevig
ingetrapt houden; op die manier wordt de
kortst mogelijke remweg verkregen,
afhankelijk van de huidige wegcondities.
32)Om de maximale efficiënte van het
remsysteem te verkrijgen, is er een
inrijperiode van ongeveer 500 km nodig:
tijdens deze periode is het beter om
bruusk, herhaaldelijk en langdurig remmen
te vermijden.33)Als het ABS- systeem in werking
treedt, betekent dit dat de grip van de
wielen op het wegdek beperkt is. Verlaag
en pas de snelheid aan in functie van
de beschikbare grip.
34)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
35)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
36)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
37)Voor de goede werking van het ABS, is
het essentieel dat de banden van alle
wielen van hetzelfde merk en type zijn, in
perfecte conditie verkeren en, vooral,
van het voorgeschreven type en maat zijn.
38)Het ESC-systeem kan niet de door
het wegdek geboden grip boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
39)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
40)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.41)Voor de goede werking van het
ESC-systeem, is het essentieel dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk
en type zijn, in perfecte conditie verkeren
en, vooral, van het voorgeschreven type en
maat zijn.
42)De prestaties van het ESC mogen de
bestuurder er niet toe aanmoedigen om
onnodige of onverantwoorde risico's te
nemen. Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn
aan de wegcondities, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
43)Voor een goede werking van het
TC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk en type zijn,
in perfecte conditie verkeren en vooral van
het voorgeschreven type en maat zijn.
44)De prestaties van het TC mogen de
bestuurder er niet toe aanmoedigen om
onnodige of onverantwoorde risico's te
nemen. Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn
aan de wegcondities, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
45)Het TC-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
46)Het TC-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
47)De capaciteiten van het TC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
77
Page 80 of 280

48)Het PBA-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
49)Het PBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
50)De capaciteiten van het PBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
51)Het Hill Hold Control-systeem is geen
parkeerrem; verlaat het voertuig daarom
nooit zonder de elektrische parkeerrem te
hebben ingeschakeld, de motor te hebben
afgezet en de eerste versnelling te hebben
ingeschakeld, zodat het voertuig in veilige
omstandigheden geparkeerd is (lees voor
nadere informatie de paragraaf "Parkeren"
in het hoofdstuk "Starten en rijden").
52)Er kunnen zich situaties voordoen op
geringe hellingen (minder dan 8%), met
beladen voertuig, waarin het Hill Hold
Control-systeem niet in werking treedt,
hetgeen kan leiden tot een kleine
achterwaartse beweging en een groter
risico van een aanrijding met een ander
voertuig of voorwerp. De bestuurder is in
elk geval verantwoordelijk voor een veilige
rijstijl.
53)Het DST-systeem dient als hulp voor
de bestuurder en ontslaat hem/haar niet
van de verantwoordelijkheid voor het
besturen van het voertuig.54)De prestaties van een voertuig met
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
55)Bij het trekken van aanhangers wordt
aanbevolen het stuurwiel uiterst voorzichtig
te bedienen. Overschrijd nooit de maximaal
toegestane belastingen (zie de beschrijving
in de paragraaf "Gewichten" in het
hoofdstuk "Technische gegevens").
56)Het TSC-systeem kan het slingeren niet
voor alle aanhangers voorkomen. Als het
systeem in werking treedt tijdens het rijden,
de snelheid minderen, het voertuig op
een veilige plaats tot stilstand brengen en
de lading correct verdelen om het slingeren
van de aanhanger te voorkomen.RIJHULPSYSTEMEN
In het voertuig kunnen de volgende
rijhulpsystemen aanwezig zijn:
❒BSA (Blind Spot Assist);
❒FBC (Full Brake Control);
❒iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
BSA (Blind Spot Assist)
SYSTEEM
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
BSA-systeem (Blind Spot Assist) voor
de bewaking van de blinde hoek. Het
BSA-systeem maakt gebruik van twee
radarsensoren, die zich in de
achterbumper bevinden (aan elke kant
een - zie fig. 57), om de aanwezigheid
van voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motorfietsen, enz.) in de blinde hoeken
aan de achterkant van uw voertuig te
detecteren.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder voor de aanwezigheid van
voertuigen in de detectiezone door
het aangaan, aan de betreffende zijde,
van het waarschuwingslampje op de
buitenspiegel fig. 58, tegelijk klinkt
er een geluidssignaal.
78
VEILIGHEID