Meldingen op het display
Melding op display
BLIND SPOT ASSISTBLIND-SPOT ASSIST-SYSTEEM
Geblokkeerde sensor: in geval van een storing van de sensor van het Blind
Spot Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval
branden de leds op de buitenspiegels continu. Maak de bumper vrij van alle
obstakels of maak hem schoon.
Systeem niet beschikbaar: ingeval geen Blind Spot Assist-systeem aanwezig is,
wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval branden de leds op
de buitenspiegels continu. De uitgebleven werking van het systeem kan te wijten
zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
Storing Blind Spot Assist-systeem: in geval van een storing van het Blind Spot
Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dat geval zijn
de leds op de buitenspiegels gedoofd. Er wordt ook een geluidssignaal
voortgebracht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het DST-
systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PARK ASSISTACTIVE PARK ASSIST (waar aanwezig)
Tijdelijke storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt weergegeven,
in geval van een tijdelijke storing van de parkeersensoren. Als het probleem nog
aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Permanente storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt
weergegeven, in geval van een permanente storing van de parkeersensoren. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning
van de accu of andere storingen in de elektrische installatie. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
71
48)Het PBA-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
49)Het PBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
50)De capaciteiten van het PBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
51)Het Hill Hold Control-systeem is geen
parkeerrem; verlaat het voertuig daarom
nooit zonder de elektrische parkeerrem te
hebben ingeschakeld, de motor te hebben
afgezet en de eerste versnelling te hebben
ingeschakeld, zodat het voertuig in veilige
omstandigheden geparkeerd is (lees voor
nadere informatie de paragraaf "Parkeren"
in het hoofdstuk "Starten en rijden").
52)Er kunnen zich situaties voordoen op
geringe hellingen (minder dan 8%), met
beladen voertuig, waarin het Hill Hold
Control-systeem niet in werking treedt,
hetgeen kan leiden tot een kleine
achterwaartse beweging en een groter
risico van een aanrijding met een ander
voertuig of voorwerp. De bestuurder is in
elk geval verantwoordelijk voor een veilige
rijstijl.
53)Het DST-systeem dient als hulp voor
de bestuurder en ontslaat hem/haar niet
van de verantwoordelijkheid voor het
besturen van het voertuig.54)De prestaties van een voertuig met
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
55)Bij het trekken van aanhangers wordt
aanbevolen het stuurwiel uiterst voorzichtig
te bedienen. Overschrijd nooit de maximaal
toegestane belastingen (zie de beschrijving
in de paragraaf "Gewichten" in het
hoofdstuk "Technische gegevens").
56)Het TSC-systeem kan het slingeren niet
voor alle aanhangers voorkomen. Als het
systeem in werking treedt tijdens het rijden,
de snelheid minderen, het voertuig op
een veilige plaats tot stilstand brengen en
de lading correct verdelen om het slingeren
van de aanhanger te voorkomen.RIJHULPSYSTEMEN
In het voertuig kunnen de volgende
rijhulpsystemen aanwezig zijn:
❒BSA (Blind Spot Assist);
❒FBC (Full Brake Control);
❒iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
BSA (Blind Spot Assist)
SYSTEEM
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
BSA-systeem (Blind Spot Assist) voor
de bewaking van de blinde hoek. Het
BSA-systeem maakt gebruik van twee
radarsensoren, die zich in de
achterbumper bevinden (aan elke kant
een - zie fig. 57), om de aanwezigheid
van voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motorfietsen, enz.) in de blinde hoeken
aan de achterkant van uw voertuig te
detecteren.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder voor de aanwezigheid van
voertuigen in de detectiezone door
het aangaan, aan de betreffende zijde,
van het waarschuwingslampje op de
buitenspiegel fig. 58, tegelijk klinkt
er een geluidssignaal.
78
VEILIGHEID
Om het systeem correct te laten
werken moet de zone van de
achterbumper waar de radarsensoren
zich bevinden vrij blijven van sneeuw, ijs
en vuil afkomstig van het wegdek.
Dek de zone van de achterbumper
waar de radarsensoren zich bevinden
met geen enkel voorwerp af (bijv.
stickers, fietsenrek, enz.).
Achteraanzicht
Het systeem detecteert voertuigen die
uw voertuig van achteren aan beide
kanten naderen en de detectiezone aan
de achterkant binnenkomen met een
verschil in snelheid van minder dan 50
km/h ten opzichte van uw voertuig.
Passerende voertuigen
Als een voertuig langzaam wordt
gepasseerd (met een verschil in
snelheid van minder dan ongeveer 25
km/h) en dit voertuig gedurende
ongeveer 1,5 seconde in de blinde
hoek blijft, gaat het
waarschuwingslampje op de
buitenspiegel aan de betreffende kant
branden.
Als het verschil in snelheid tussen beide
voertuigen hoger is dan ongeveer 25
km/h, gaat het lampje niet branden.
RCP (Rear Cross Path detection)
systeem
Dit systeem assisteert de bestuurder
tijdens achteruitrijmanoeuvres in geval
van beperkt zicht.
Het RCP-systeem bewaakt de
detectiezones aan beide zijden aan de
achterkant, om bewegende
voorwerpen die de zijkanten van het
voertuig naderen op een
minimumsnelheid tussen ongeveer 1
km/h en 3 km/h en voorwerpen die
bewegen op een maximumsnelheid van
35 km/h, zoals gebruikelijk is in
parkeerzones.
De inwerkingtreding van het systeem
wordt de bestuurder gemeld met een
visuele en akoestische waarschuwing.
BELANGRIJK Indien de sensoren
afgedekt worden door voorwerpen of
voertuigen, zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen.
Bedieningswijze
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden via het Menu van het display, of
via hetUconnect™systeem (zie het
speciale supplement voor nadere
informatie).
"Blind Spot Assist", "Visuele"
modus
Wanneer deze modus actief is, zorgt
het BSA-systeem voor een visuele
melding via de buitenspiegel aan de
kant waar het voorwerp is
gedetecteerd.
Wanneer het systeem in RCP-modus
werkt, stuurt het in ieder geval visuele
en akoestische waarschuwingen
wanneer de aanwezigheid van een
voorwerp wordt gedetecteerd.
Wanneer er een akoestische
waarschuwing verzonden wordt, wordt
het volume van hetUconnect™
systeem verlaagd.
"Blind Spot Assist", "Visuele en
akoestische" modus
Wanneer deze modus actief is, zorgt
het BSA-systeem voor een visuele
melding via de buitenspiegel aan de
kant waar het voorwerp is
gedetecteerd.
Als de richtingaanwijzer aan de kant
waar een obstakel gedetecteerd is
wordt ingeschakeld, wordt er ook een
akoestische waarschuwing verzonden.
80
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN ..........................116
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)...............................................117
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................120
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK ......................121
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING...................125
START&STOP SYSTEEM ................129
SNELHEIDSBEGRENZER ...............130
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL.........................131
MOOD SELECTOR
(KEUZESCHAKELAAR RIJMODUS).133
PARK ASSIST SYSTEEM ................135
LANE ASSIST SYSTEEM
(WAARSCHUWING
RIJSTROOKAFWIJKING).................137
ACHTERUITKIJKCAMERA ..............139
AANHANGERS TREKKEN ..............141
TANKEN..........................................145
115
PARK ASSIST
SYSTEEM
SENSOREN
125)
46) 47) 48)
De parkeersensoren, die zich in de
achterbumper fig. 101 bevinden,
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter het voertuig.
De sensoren waarschuwen de
bestuurder over aanwezigheid van
obstakels met een intermitterend
geluidssignaal en, afhankelijk van de
versie, ook met visuele aanwijzingen op
het display van het instrumentenpaneel.
Inschakelen
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt geselecteerd.
Naarmate de afstand tot het obstakel
achter het voertuig korter wordt, wordt
de frequentie van het geluidssignaal
hoger.
Geluidssignaal
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er zich een obstakel
achter het voertuig bevindt, klinkt
er een geluidssignaal met een
frequentie die varieert op basis van de
afstand van het obstakel ten opzichte
van de bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
❒klinkt ononderbroken als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm;
❒is constant als de afstand tussen het
voertuig en het obstakel onveranderd
blijft. Als deze situatie de sensoren aan
de zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.❒stopt onmiddellijk wanneer de
afstand ten opzichte van het obstakel
toeneemt.
Wanneer het systeem het geluidsignaal
laat horen, wordt het volume van het
Uconnect™systeem automatisch
verlaagd.
Meetbereik
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Aanwijzingen op het display
De aanwijzingen met betrekking tot het
Park Assist-systeem worden alleen
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel als de optie
"Geluidssignaal en weergave" in het
menu "Instellingen" van het
Uconnect™systeem is geselecteerd
(zie voor meer informatie de
beschrijving in het betreffende
hoofdstuk).
101F1B0142C
135
Het systeem geeft de aanwezigheid van
een obstakel aan met de weergave
van een enkele boog in een van de
mogelijke zones, in overeenstemming
met de afstand van het voorwerp en de
plaats ten opzichte van het voertuig.
Als het voorwerp gedetecteerd wordt in
de zone middenachter, dan wordt er
een enkele boog weergegeven
wanneer het voorwerp genaderd wordt,
eerst permanent, vervolgens
knipperend, in aanvulling op een
geluidssignaal.
WERKING MET
AANHANGER
49)De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.De sensoren worden weer
ingeschakeld zodra de elektrische
stekker van de aanhanger wordt
verwijderd. Alvorens het Park Assist
systeem te gebruiken wordt
geadviseerd de het trekhaaksamenstel
en de bijbehorende bevestiging van
het voertuig te verwijderen. Het niet in
acht nemen van dit voorschrift kan
leiden tot persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen of obstakels aangezien,
wanneer het permanente geluidssignaal
klinkt, de kogel van de trekhaak zich
veel dichter bij het obstakel bevindt dan
de achterbumper.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeersysteem
beïnvloeden:
❒verminderde gevoeligheid van de
sensoren en vermindering van de
prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen te wijten zijn aan de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder,
lak op het oppervlak van de sensoren;
❒de sensoren kunnen een niet-
bestaand voorwerp detecteren
("echo-interferentie) dat te wijten is aan
mechanische interferentie, bijvoorbeeld
tijdens het wassen van het voertuig,
in geval van regen (sterke wind), hagel;❒de door de sensor verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd worden
door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem van
vrachtwagens of pneumatische hamers)
in de buurt van het voertuig;
❒De werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door de plaats van
de sensoren, bijvoorbeeld wegens een
verandering in de geometrie (door
slijtage van de schokdempers,
wielophanging) of als de banden
verwisseld worden, het voertuig te
zwaar beladen is, of als er speciale
afstellingen uitgevoerd worden
waardoor de auto lager gezet moet
worden.
❒de aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger, die kan interfereren
met de juiste werking van de
parkeersensoren. Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het Park Assist-systeem te
laten bijwerken, aangezien de trekhaak
door de middelste sensoren als een
obstakel gedetecteerd kan worden.
❒de aanwezigheid van stickers op de
sensoren. Zorg er dus voor dat er
geen stickers op de sensoren worden
aangebracht.
136
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK
125)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
46)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.47)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk
te wenden. Werkzaamheden aan de
bumper die niet goed worden uitgevoerd,
kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
48)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in
de zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk
te wenden. Het verkeerd opbrengen van
de lak kan de werking van de
parkeersensoren negatief beïnvloeden.
49)De sensoren kunnen onjuiste informatie
geven, omdat ze het samenstel van de
trekhaak en de kogel en de bijbehorende
bevestiging interpreteren als een obstakel
in de zone achter het voertuig.
LANE ASSIST
SYSTEEM
(waarschuwing
rijstrookafwijking)
BESCHRIJVING
50) 51) 52) 53) 54) 55)
Het Lane Assist-systeem maakt gebruik
van een camera op de voorruit om de
begrenzingslijnen van rijstroken te
detecteren en om de positie van het
voertuig binnen deze wegmarkeringen
te berekenen zodat het voertuig in
de rijstrook kan blijven.
Wanneer beide begrenzingslijnen van
de rijstrook worden gedetecteerd
en het voertuig onbedoeld buiten de
rijstrook komt (richtingaanwijzer uit),
geeft het Lane Assist-systeem een
voelbare waarschuwing af door koppel
af te geven op het stuurwiel, waardoor
om een ingreep van de bestuurder
wordt verzocht om binnen de rijstrook
te blijven.
137
INSTELLINGEN
Druk op toetsop het frontpaneel
voor de weergave van het hoofdmenu
"Instellingen".
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu biedt de volgende functies:
❒Display;
❒Meeteenheid;
❒Spraakopdrachten;
❒Klok & Datum;
❒Veiligheid/Hulp (waar aanwezig);
❒Lichten (waar aanwezig);
❒Portieren+Vergrend.;
❒Opties voertuig uit;
❒Audio;
❒Telefoon/Bluetooth;
❒Configur. SiriusXM (waar aanwezig);
❒Configur.Radio;
❒Instellingen resetten
Veiligheid/Hulp(waar aanwezig)
Met deze functie zijn de volgende
afstellingen mogelijk:
❒"Achteruitkijkcamera"(waar
aanwezig): met deze functie zijn de
volgende afstellingen mogelijk:- "Richtlijnen actief" (waar aanwezig):
hiermee kunnen de dynamische
roosters die het traject van het voertuig
op het display aangeven ingeschakeld
worden.
- "Vertr. cam achter" (waar aanwezig):
hiermee kan de verdwijning van
beelden van de camera vertraagd
worden als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
❒"Let op: front. botsing"(waar
aanwezig): hiermee kunt u de
interventiewijze van het Full Brake
Control-systeem kiezen.
De beschikbare opties zijn:
- "Off": het systeem is uitgeschakeld;
- "Alleen berichten": het systeem grijpt
alleen in door de bestuurder een
geluidssignaal ter waarschuwing te
geven (waar aanwezig);
- "Alleen remmen actief": het systeem
grijpt in door de automatische
remwerking te activeren (waar
aanwezig);
- "Alarm+ remmen actief": het systeem
grijpt in door de bestuurder een
geluidssignaal ter waarschuwing te
geven en de automatische remwerking
te activeren.
❒"Gevoel. front. botsing"(waar
aanwezig): met deze functie kan de
"reactiegevoeligheid" van het systeem,
op basis van de afstand tot het
obstakel, geselecteerd worden.De beschikbare opties zijn "Nabij",
"Med", "Ver".
❒"Park Assist"(waar aanwezig):
hiermee kunt u het type waarschuwing
dat door het Park Assist-systeem
wordt gegeven selecteren.
De beschikbare opties zijn:
- "Alleen geluid": het systeem
waarschuwt de bestuurder alleen met
geluidssignalen dat er een obstakel
aanwezig is, via de luidsprekers in het
voertuig.
- "Geluid en scherm": het systeem
waarschuwt de bestuurder dat er een
obstakel aanwezig is met
geluidssignalen (via de luidsprekers in
het voertuig) en visuele
waarschuwingen (op het
instrumentenpaneel).
❒"Vol. Park Assist voor"(waar
voorzien): deze functie kan gebruikt
worden om het volume van de
geluidssignaal dat door het voorste
ParkSense-systeem wordt afgegeven
te selecteren.
❒"Vol. Park Assist achter"(waar
voorzien): deze functie kan gebruikt
worden om het volume van de
geluidssignaal dat door het achterste
ParkSense-systeem wordt afgegeven
te selecteren.
250
MULTIMEDIA