Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om het traject te bepalen dat
de bestuurder wil volgen en vergelijkt
dit met het werkelijke traject van het
voertuig. Wanneer het werkelijke traject
afwijkt van het gewenste traject, grijpt
het ESC-systeem in om het overstuur
of onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
❒Overstuur: treedt op wanneer het
voertuig meer draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
❒Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Ingreep van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
38) 39) 40) 41) 42)
TC-SYSTEEM (Traction
Control)
Het systeem grijpt automatisch in als
één of meer aandrijfwielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek.
Afhankelijk van de slipomstandigheden,
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
❒als slechts één aangedreven wiel
slipt, wordt de BLD-functie (Brake
Limited Differential) geactiveerd,
waardoor het wiel dat slipt automatisch
afgeremd wordt (de werking van een
zelfblokkerend differentieel wordt
gesimuleerd). Hierdoor wordt
het motorkoppel dat overgebracht
wordt op het wiel dat niet slipt
verhoogt. Deze functie blijft actief ook
als de modi "Systemen gedeeltelijk
gedeactiveerd" en "Systemen
gedeactiveerd" geselecteerd zijn (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
Ingreep van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
43) 44) 45) 46) 47)
PBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Het PBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het PBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
PBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om zo veel
mogelijk uit het systeem te halen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
75
48)Het PBA-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
49)Het PBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
50)De capaciteiten van het PBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
51)Het Hill Hold Control-systeem is geen
parkeerrem; verlaat het voertuig daarom
nooit zonder de elektrische parkeerrem te
hebben ingeschakeld, de motor te hebben
afgezet en de eerste versnelling te hebben
ingeschakeld, zodat het voertuig in veilige
omstandigheden geparkeerd is (lees voor
nadere informatie de paragraaf "Parkeren"
in het hoofdstuk "Starten en rijden").
52)Er kunnen zich situaties voordoen op
geringe hellingen (minder dan 8%), met
beladen voertuig, waarin het Hill Hold
Control-systeem niet in werking treedt,
hetgeen kan leiden tot een kleine
achterwaartse beweging en een groter
risico van een aanrijding met een ander
voertuig of voorwerp. De bestuurder is in
elk geval verantwoordelijk voor een veilige
rijstijl.
53)Het DST-systeem dient als hulp voor
de bestuurder en ontslaat hem/haar niet
van de verantwoordelijkheid voor het
besturen van het voertuig.54)De prestaties van een voertuig met
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
55)Bij het trekken van aanhangers wordt
aanbevolen het stuurwiel uiterst voorzichtig
te bedienen. Overschrijd nooit de maximaal
toegestane belastingen (zie de beschrijving
in de paragraaf "Gewichten" in het
hoofdstuk "Technische gegevens").
56)Het TSC-systeem kan het slingeren niet
voor alle aanhangers voorkomen. Als het
systeem in werking treedt tijdens het rijden,
de snelheid minderen, het voertuig op
een veilige plaats tot stilstand brengen en
de lading correct verdelen om het slingeren
van de aanhanger te voorkomen.RIJHULPSYSTEMEN
In het voertuig kunnen de volgende
rijhulpsystemen aanwezig zijn:
❒BSA (Blind Spot Assist);
❒FBC (Full Brake Control);
❒iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
BSA (Blind Spot Assist)
SYSTEEM
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
BSA-systeem (Blind Spot Assist) voor
de bewaking van de blinde hoek. Het
BSA-systeem maakt gebruik van twee
radarsensoren, die zich in de
achterbumper bevinden (aan elke kant
een - zie fig. 57), om de aanwezigheid
van voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motorfietsen, enz.) in de blinde hoeken
aan de achterkant van uw voertuig te
detecteren.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder voor de aanwezigheid van
voertuigen in de detectiezone door
het aangaan, aan de betreffende zijde,
van het waarschuwingslampje op de
buitenspiegel fig. 58, tegelijk klinkt
er een geluidssignaal.
78
VEILIGHEID