Page 145 of 280
Assemblageschema
Het trekhaaksamenstel moet vastgezet worden aan de carrosserie op de punten die aangegeven zijn in de afbeelding fig. 105.
.
BELANGRIJK Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor de montage van de trekhaak.
105F1B0168C
143
Page 146 of 280
BELANGRIJK
127)Het ABS waarmee het voertuig is uitgerust heeft geen controle over het remsysteem van de aanhanger. Wees bijzonder voorzichtig op
gladde wegen.
128)Probeer nooit de remwerking van de aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen aan het remsysteem van het voertuig uit te voeren. Het
remsysteem van de aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulisch systeem van het voertuig.
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 147 of 280

TANKEN
129) 130) 131)
BENZINEMOTOREN
Tank alleen loodvrije benzine met een
octaangehalte (R.O.N.) van ten minste
95 (EN 228-specificatie).
DIESELMOTOREN
57)
Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen (specificatie EN 590).
Als het voertuig gedurende een lange
periode in de bergen of in koude zones
wordt gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare dieselolie te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om
de tank meer dan 50% gevuld te
houden.
TANKPROCEDURE
Het "Capless Fuel" systeem is een
apparaat bij de vulopening van de
brandstoftank dat zich automatisch
opent en sluit wanneer het
brandstofvulpistool wordt geplaatst/
verwijderd.
Het "Capless Fuel" systeem is uitgerust
met een blokkeersysteem dat het
tanken van het onjuiste type brandstof
voorkomt.
Het klepje openen
Ga als volgt te werk om te tanken:
❒ontgrendel klepje A fig. 106 door op
het aangegeven punt te drukken en
open het;
❒steek het vulpistool in de vulopening
en tank;
❒wacht na het tanken minstens 10
seconden alvorens het vulpistool te
verwijderen zodat de brandstof in de
tank kan vloeien;
❒neem het vulpistool uit de vulopening
en sluit het klepje A.
Het klepje is voorzien van een stofkap B
die, wanneer het klepje gesloten is, de
rand van de vulopening beschermt
tegen de afzetting van vuil en stof.
Tanken in een noodgeval
Ga als volgt te werk:
❒open de bagageruimte en neem
adapter C fig. 107, uit de
gereedschapshouder of uit de houder
van de Fix&Go kit (afhankelijk van de
versie);
❒open klepje A fig. 106, zoals eerder is
beschreven;
❒steek de adapter in de vulopening
zoals aangegeven en tank;
❒verwijder de adapter na het tanken
en sluit de klep;
❒leg de adapter tenslotte terug in de
bagageruimte.
106F1B0164C
107F1B0165C
145
Page 148 of 280

BELANGRIJK
129)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geleverd is
voor het voertuig. Het gebruik van
niet-goedgekeurde voorwerpen/doppen
toename van de druk in de tank kan
veroorzaken, hetgeen kan leiden
tot gevaarlijke situaties.
130)Kom niet in de buurt van de
vulopening van de tank met open vuur of
brandende sigaretten: brandgevaar. Kom
niet te dicht met uw gezicht bij de
vulopening, om geen schadelijke dampen
in te ademen.
131)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon bij de brandstofpomp:
brandgevaar.
BELANGRIJK
57)Voertuigen met een dieselmotor mogen
uitsluitend getankt worden met
dieselbrandstof voor voertuigen, in
overeenstemming met de Europese norm
EN590. Het gebruik van andere producten
of mengsels kan de motor onherstelbaar
beschadigen en derhalve de garantie
vanwege de veroorzaakte schade ongeldig
maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt, mag de
motor niet gestart worden en moet de
brandstoftank afgetapt worden. Als de
motor ook maar zeer kortstondig heeft
gewerkt, moet behalve de tank het
complete brandstoftoevoersysteem
geledigd worden.
146
STARTEN EN RIJDEN
Page 149 of 280

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............148
EEN LAMP VERVANGEN ................148
ZEKERINGEN VERVANGEN ............154
EEN WIEL VERVANGEN .................159
FIX&GO AUTOMATIC KIT ................163
NOODSTART ..................................165
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................167
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN ..........................168
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN ...............................168
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN ...........................169
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN ..............................170
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........171
147
Page 150 of 280

ALARMKNIPPER-
BEDIENING
Druk op de knop fig. 108 om de lichten
in of uit te schakelen.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN LAMP
VERVANGEN
132) 133) 134)
58)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en vochtverschillen tussen
de binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen enkele nevenwerking
heeft op de normale werking van de
lichten. Deze aanslag verdwijnt
geleidelijk aan (van het midden tot de
randen) zodra de koplampen worden
ingeschakeld.
108F1B0185C
148
NOODGEVALLEN
LICHTEN
Page 151 of 280
TYPEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen:
Volglas lampen (type A): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type B): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen (type C): trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen (type D): maak de lamp vrij en trek hem uit zijn
zitting door de stekker opzij te draaien.
Halogeenlampen (type E): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon gasontladingslampen (type F): raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk om dit type lamp te vervangen.
149
Page 152 of 280
Lampen Type VermogenReferentieafbeelding
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) P21W 21 W B
Stadslicht achter / remlichten P21W 21 W B
Koplampen grootlicht/dimlicht (halogeen) H4 60/55 W D
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D5S 25 W F
Richtingaanwijzers voor PY21W 21 W B
Richtingaanwijzers achter P21W 21 W B
Richtaanwijzers zijkant (op buitenspiegel) WY5W 5 W A
Derde remlicht LED – –
Kenteken W5W 5 W A
Mistlampen H8 35 W E
Mistachterlicht P21W 21 W B
Achteruitversnelling P21W 21 W B
Plafondverlichting voor C5W 5 W A
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5 W A
Plafondverlichting achter (versies zonder schuifdak) XENON 6 W A
Plafondverlichting achter (versies met schuifdak) C5W 5 W C
Plafondverlichting bagageruimte W5W 5 W A
Dashboardkastverlichting W5W 5 W A
150
NOODGEVALLEN