Page 161 of 280

EEN WIEL
VERVANGEN
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:
❒de krik weegt 2,8 kg;
❒de krik behoeft geen afstelling;
❒de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van defect moet de krik door
een origineel exemplaar worden
vervangen;
❒Afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
VERVANGINGSPROCEDURE
139) 140) 141) 142) 143) 144) 145) 146)
Ga als volgt te werk:
❒stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
het wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De ondergrond moet zo vlak
mogelijk en voldoende stevig zijn;
❒zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de elektrische
parkeerrem in;
❒schakel de eerste of
achteruitversnelling in of, voor versies
met automatische versnellingsbak,
zet de pook in stand P (Parkeren);❒doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht in bepaalde landen)
aan voordat u uit het voertuig stapt;
❒open de bagageruimte en zet de
herconfigureerbare laadvloer in schuine
stand (zie "Bagageruimte" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig");
❒neem de bijgeleverde
gereedschapstas, die met speciale
bevestigingen aan de klep van de
bagageruimte is bevestigd. Deze tas
bevat fig. 124: krik A; schroevendraaier
B; adapter C voor tanken in een
noodgeval; stift D om het wiel
te centreren (waar aanwezig, te
gebruiken bij de procedure voor het
monteren van het noodreservewiel);
speciale anti-diefstalmoer E (waar
aanwezig, te gebruiken bij de
procedure voor het monteren/
verwijderen van de wielbouten); wig F
om de wielen en het voertuig te
blokkeren; sleepoog G; sleutel H voor
de wielbouten en de krik; inbussleutel
I voor noodbediening van het schuifdak
(waar aanwezig);
❒til mat A fig. 125 op en pak het
noodreservewiel B;
❒breng het noodreservewiel en de
gereedschapstas naar het wiel dat
vervangen moet worden;
❒pak de wig A fig. 126 en klap deze uit
zoals aangegeven op het schema;
124F1B0218C
125F1B0219C
159
Page 162 of 280

❒leg de wig A achter het wiel
diagonaal tegenover het wiel dat
vervangen moet worden (zie fig. 127)
om te voorkomen dat het voertuig
onbedoeld gaat bewegen als het wordt
opgekrikt;❒gebruik sleutel A fig. 128 om de
wielbevestigingsbouten ongeveer een
slag los te draaien. Als er lichtmetalen
velgen gemonteerd zijn, wordt het
geadviseerd het voertuig te "schudden"
om het losmaken van de velg van de
wielnaaf te vergemakkelijken;
❒plaats de krik onder het voertuig, in
de buurt van het te verwisselen wiel;
❒plaats sleutel A fig. 129 op het
hexagonale gedeelte van krik B om
deze uit te schuiven tot het bovenste
gedeelte met de groeven correct in de
dwarsbalk C van het voertuig terecht
komt, naast het symbool
op de
dwarsbalk zelf;
❒waarschuw alle omstanders dat het
voertuig wordt opgekrikt; zorg dat
niemand in de nabijheid van het
voertuig komt tot het weer helemaal op
de grond staat;❒gebruik sleutel A om de krik
(rechtsom) te bedienen en krik het
voertuig op tot het wiel zich enkele
centimeters boven de grond bevindt;
❒gebruik sleutel A om de wielbouten
volledig los te draaien en de lekke band
te verwijderen;
❒zorg dat de contactvlakken van het
noodreservewiel en de velg schoon zijn,
verwijder eventueel vuil om het
losraken van de wielbouten te
voorkomen;
❒om de montage van het
noodreservewiel te vergemakkelijken,
haal de centreerstift in het bovenste gat
van de wielnaaf aan, monteer
vervolgens het noodreservewiel, draai
de eerste wielbout minstens twee
slagen met de hand vast;
❒verwijder de centreerstift en draai de
overige wielbouten met de hand vast;
126F1B0220C
127F1B0221C
128F1B0223C
129F1B0224C
160
NOODGEVALLEN
Page 163 of 280

❒draai alle wielbouten vast met sleutel
A;
❒gebruik sleutel A (linksom) op het
hexagonale gedeelte van de krik, om
het voertuig te laten zakken, verwijder
daarna de sleutel;
❒gebruik sleutel A om de wielbouten
kruiselings vast te draaien, in de
volgorde die is aangegeven in fig. 130;
❒leg de lekke band ondersteboven
in de bagageruimte (met het buitenste
gedeelte naar boven gericht), berg
de krik en de gebruikte
gereedschappen weer op;
❒leg de mat van de bagageruimte
weer op zijn plaats en zet de
herconfigureerbare laadvloer in vlakke
stand (zie "Bagageruimte" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig");Monteer zo snel mogelijk een standaard
band, want een normaal wiel is breder
dan het noodreservewiel waardoor
de laadvloer van de bagageruimte
oneffen is.
EEN WIEL VERVANGEN
(versies met subwoofer)
Versies met noodreservewiel
Bij deze versies, zit het gereedschap
om het wiel te vervangen in een
speciale tas in de bagageruimte.
Ga als volgt te werk in geval van een
lekke band:
❒open de achterklep en til de
vloerbedekking op;
❒draai de vergrendeling A fig. 131 los,
verwijder het noodreservewiel B en
monteer het ter vervanging van de
lekke band, volg hiervoor de voorheen
beschreven procedures.Breng na voltooiing van de
werkzaamheden de vloerbedekking van
de bagageruimte omlaag en plaats de
lekke band erop. Zorg ervoor dat de
lekke band correct is vergrendeld,
zodat het niet wordt verplaatst tijdens
het rijden.
Versies met "Fix&Go Automatic" kit
Om de “Fix&Go Automatic" kit te
nemen, open de achterklep en til de
vloerbedekking op: de kit A fig. 132
bevindt zich aan de rechterkant.
130F1B0225C
131F1B0453C
132F1B0452C
161
Page 164 of 280

BELANGRIJK
139)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Leg daarom zowel de krik als het wiel
met de lekke band in de daarvoor
bedoelde behuizing in de bagageruimte.
140)Het is uiterst gevaarlijk om een wiel te
verwisselen aan de kant van het voertuig
naast de rijbaan: verzeker u er dan van dat
het voertuig op voldoende afstand van
de weg staat, om te voorkomen dat u
overreden wordt.
141)Geef de aanwezigheid van het
stilstaande voertuig aan in
overeenstemming met de geldende
regelgeving: alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, enz. De inzittenden
moeten het voertuig verlaten, met name als
dit zwaar beladen is. Passagiers moeten
op een veilige afstand van het verkeer
wachten wanneer het wiel wordt
verwisseld. Om veiligheidsredenen, op
hellingen of onverharde wegen, de wielen
altijd blokkeren met de bijgeleverde
wiggen.142)De rij-eigenschappen van het voertuig
worden veranderd wanneer het
noodreservewiel gemonteerd is. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het noodreservewiel
is ongeveer 3000 km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Monteer
nooit een standaard band op de velg van
een ruimtebesparend reservewiel. Zorg
ervoor dat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gebruik van twee of meer
noodreservewielen is verboden. Smeer
de schroefdraden van de wielbouten niet
voordat u deze monteert: ze zouden los
kunnen raken tijdens het rijden!
143)Het noodreservewiel (waar aanwezig)
is specifiek voor uw voertuig: gebruik het
niet op andere modellen, en gebruik
evenmin een noodreservewiel van andere
modellen voor uw voertuig. Gebruik het
noodreservewiel alleen in noodgevallen.
Het mag alleen gebruikt worden voor
de afstand die nodig is om een werkplaats
te bereiken en niet bij hogere snelheden
dan 80 km/h. Op het ruimtebesparende
reservewiel is een oranje etiket
aangebracht met de belangrijkste
waarschuwingen en gebruiksbeperkingen.
Verwijder de sticker nooit en dek hem
niet af.144)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Hij mag, bijvoorbeeld,
niet gebruikt worden om andere voertuigen
of voorwerpen op te krikken. Gebruik de
krik nooit om onderhoud of
reparatiewerkzaamheden onder het
voertuig te verrichten. Ga nooit onder een
opgekrikt voertuig liggen. Mocht het nodig
zijn om werkzaamheden te verrichten onder
het voertuig, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk. Onjuiste plaatsing van
de krik kan er toe leiden dat het voertuig
eraf valt: gebruik hem alleen op de
aangegeven plaatsen. Gebruik de krik niet
voor belastingen die hoger zijn dan
aangegeven op het etiket.
145)Er kunnen geen sneeuwkettingen
gemonteerd worden op het
ruimtebesparende reservewiel. In geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel) en als er
sneeuwkettingen gebruikt moeten worden,
gebruik dan een standaardwiel en monteer
het ruimtebesparende reservewiel op de
achteras. Op deze manier, met twee
normale aandrijfwielen op de vooras,
kunnen sneeuwkettingen gemonteerd
worden (deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
146)Voer nooit werkzaamheden uit aan het
ventiel. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, die overeen moet komen met
de spanningswaarden die zijn aangegeven
in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
162
NOODGEVALLEN
Page 165 of 280

FIX&GO AUTOMATIC
KIT
(waar aanwezig)
BESCHRIJVING
147) 148) 149) 150) 151) 152) 153) 154)
61)
3)
De Fix&Go automatic kit fig. 133
bevindt zich in de bagageruimte, in een
speciale houder. In deze houder zitten
ook een schroevendraaier, het
sleepoog en de adapter voor de
brandstofvulopening.
Om toegang te krijgen tot de Fix&Go
automatic kit, de achterklep openen, de
herconfigureerbare laadvloer in een
schuine stand zetten en de
vloerbedekking optillen. Zie voor meer
gedetailleerde informatie de vorige
paragraaf "Een wiel vervangen".
De Fix&Go automatic kit bevat tevens:
❒een busje A met afdichtmiddel,
voorzien van: een vulleiding B en een
sticker C met daarop het opschrift
“M 80 km/h” die na reparatie van de
band op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;❒een instructiefolder, die u moet
raadplegen voor een snel en correct
gebruik en die moet worden
overhandigd aan het personeel dat de
band die behandeld is met
afdichtmiddel moet repareren;
❒een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❒enkele adapters voor het oppompen
van verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20°C en
+50°C. De afdichtvloeistof heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in,
draai de ventieldop los, neem de
vulleiding A fig. 134 uit en draai de
ringmoer B op het ventiel van de band
vast;
❒controleer of de schakelaar van de
compressor in stand0(uit) staat, start
de motor, steek de stekker in het
stopcontact in de bagageruimte of op
de tunnelconsole en schakel de
compressor in door de schakelaar naar
standI(aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" ( zie hoofdstuk
"Technische gegevens"), is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B; doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;
133F1B0227C
134F1B0229C
163
Page 166 of 280

❒als deze na vijf minuten nog steeds
geen minstens 1,8 bar bedraagt,
koppel dan de compressor van het
ventiel en het stopcontact af en
verplaats vervolgens het voertuig
ongeveer tien meter naar voren of naar
achteren, zodat de afdichtvloeistof
zich gelijkmatig in de band kan
verdelen; pomp de band vervolgens
weer op.
❒als na deze handeling nog steeds
geen 1,8 bar wordt verkregen binnen 5
minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten rijden
en controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de elektrische
parkeerrem in te schakelen;
❒als een spanning van minstens 1,8
bar wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij draaiende
motor en ingeschakelde elektrische
parkeerrem), ga onmiddellijk weer rijden
en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
147)Beschadigingen op de zijkanten van
de band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de Fix&Go automatic kit niet als
de band beschadigd is geraakt door het
rijden met een lege band.
148)Draag de beschermende
handschoenen die bij de Fix&Go automatic
kit geleverd zijn.
149)Breng de sticker aan op een plaats
die goed zichtbaar is voor de bestuurder
om eraan te herinneren dat de band
behandeld is met de Fix&Go automatic kit.
Rijd voorzichtig, met name in bochten.
Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
150)Rij niet verder als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald: the Fix&Go
automatic kit kan de vereiste afdichting niet
garanderen omdat de band te ernstig
beschadigd is. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
151)U moet altijd aangeven dat de band
gerepareerd is met behulp van de Fix&Go
automatic kit. Overhandig de folder aan het
personeel dat de band die behandeld is
met de Fix&Go automatic kit zal repareren.
152)Reparatie is niet mogelijk als de
wielvelg beschadigd is (loopvlak is
vervormd, waardoor lucht kan
ontsnappen). Verwijder niet het eventueel in
de band binnengedrongen voorwerp
(schroef of spijker).153)Bedien de compressor niet langer dan
20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. De Fix&Go automatic kit is
niet geschikt voor definitieve reparatie, dus
de gerepareerde banden mogen slechts
tijdelijk gebruikt worden.
154)De spuitbus bevat ethyleenglycol en
latex: dit kan een allergische reactie
veroorzaken. Schadelijk bij inslikken.
Irriterend voor de ogen. Kan irritatie
veroorzaken bij inademing of contact.
Vermijd contact met huid, ogen en kleding.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water. Wek het braken niet op bij inslikken.
Spoel de mond uit, drink veel water en
raadpleeg onmiddellijk een arts. Buiten
bereik van kinderen bewaren. Het product
mag niet gebruikt worden door
astmapatiënten. Adem de dampen niet in
tijdens het inbrengen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts bij
allergische reacties. Bewaar het busje in
zijn houder, uit de buurt van
warmtebronnen. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum. Vervang het
busje als de houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken.
BELANGRIJK
61)Als de band door vreemde voorwerpen
lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
voor beschadiging in het loopvlak of de
schouder met een diameter van max.
4 mm.
164
NOODGEVALLEN
Page 167 of 280

BELANGRIJK
3)Laat het busje en het afdichtmiddel niet
in het milieu achter. Verwerk de onderdelen
overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
NOODSTART
62)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een ander voertuig, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
BELANGRIJK
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
STARTEN MET
HULPACCU
De accu van het voertuig bevindt zich in
de motorruimte, achter de linker
lichtunit.
155) 156) 157) 158)
BELANGRIJK De plusklem (+) van de
accu is voorzien van een beschermkap.
Til deze omhoog om bij de klem te
kunnen komen.Ga als volgt te werk:
❒schakel de parkeerrem in, zet de
versnellingspook in stand P (Parkeren),
voor versies met automatische
versnellingsbak, of in de vrijstand, voor
versies met handgeschakelde
versnellingsbak, en zet de startinrichting
in STOP;
❒schakel alle andere elektrische
apparaten in het voertuig uit;
❒bij gebruik van de accu van een
ander voertuig, het voertuig parkeren
binnen het bereik van de kabels die
gebruikt worden voor de verbinding, de
parkeerrem inschakelen en controleren
of de startinrichting uitgeschakeld is.
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren
van onderstaande procedure kan leiden
tot ernstige letsel bij mensen of schade
aan het laadsysteem van één of beide
voertuigen. Volg de onderstaande
instructies nauwkeurig op.
Kabels aansluiten
63)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu fig. 135:
❒sluit een uiteinde van de pluskabel (+)
aan op de plusklem (+) van het
voertuig met de lege accu;
165
Page 168 of 280

❒sluit het andere uiteinde van de
pluskabel (+) aan op de plusklem (+)
van de hulpaccu;
❒sluit een uiteinde van de minkabel (–)
aan op de minklem (–) van de hulpaccu;
❒Sluit het andere uiteinde van de
minkabel (–) aan op de massa op de
motor
(een zichtbaar metalen deel
van de motor of de versnellingsbak van
het voertuig met lege accu) uit de
buurt van de accu en het
inspuitsysteem;
❒start de motor van het voertuig met
de hulpaccu, laat de motor enkele
minuten stationair draaien. Start de
motor van het voertuig met lege accu.
Kabels loskoppelen.
Maak, als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde los.Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het vaak nodig is om een
noodstart uit te voeren, laat de accu
en het laadsysteem van het voertuig
dan controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Alle accessoires (bijv.
mobiele telefoons, enz.) aangesloten op
de stopcontacten het voertuig
verbruiken stroom, ook als ze niet
worden gebruikt. Als deze apparaten te
lang bij afgezette motor zijn
aangesloten, kan de accu leeglopen
met vermindering van levensduur van
de accu en/of startproblemen tot
gevolg.
BELANGRIJK
155)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
Volg de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel uit te nemen als
er zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Verzeker u ervan dat de motor,
tijdens het tanken, afgezet is (en dat de
contactsleutel in de stand STOP staat).156)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan in werking treden; gevaar van letsel.
Sjaals,stropdassen en andere losse kleding
kunnen door bewegende delen worden
vastgegrepen.
157)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijvoorbeeld ringen, horloges, armbanden)
die ernstig letsel door onbedoeld elektrisch
contact kunnen veroorzaken.
158)Accu's bevatten zuren die de huid en
ogen kunnen aantasten. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten
die vonken kunnen afgeven.
BELANGRIJK
62)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten aangezien dit kan leiden
tot beschadiging van de elektronische
systemen van uw voertuig, met name de
regeleenheden van de ontsteking en de
brandstoftoevoer.
63)Verbind de kabel niet met de minklem
(–) van de lege accu. De afgegeven vonk
kan explosie van de accu tot gevolg
hebben en ernstige schade veroorzaken.
Gebruik alleen een geschikt massapunt;
gebruik geen andere blootgestelde metalen
onderdelen.
135F1B0217C
166
NOODGEVALLEN